Allen samen een eenheid vormen

5 januari 2025

In deze preek worden twee bouwstenen aangereikt die de eenheid in de gemeente bevorderen.

Lezen: Efeziërs 4:1-16

Tekst: Efeziërs 4:13

Wij gaan het vanochtend hebben over de kernwaarde ‘samen’. Het is de donkergroene strook op het kunstwerk. Er zijn hele leuke dingen opgeschreven, daar kom ik zo nog op. Eerst wil ik voorlezen wat de kernwaarde ‘samen’ inhoudt volgens ons missie- en visiedocument. Bij het woord ‘samen’ staat: ‘Wij beleven en delen ons geloof met elkaar. We durven onze ervaringen met elkaar bespreekbaar te maken in onderling vertrouwen.’ Dat is prachtig gezegd. En dat is wat mij betreft ook echt het ideaal: ‘onze ervaringen met elkaar bespreekbaar maken in onderling vertrouwen.’ Dat onderlinge vertrouwen is voorwaarde voor het bespreekbaar maken van je ervaringen. Ik denk niet dat je ervaringen, ervaringen op het niveau van je geloof, bespreekbaar maakt als je elkaar niet vertrouwt. Geloofservaringen zijn namelijk best kwetsbaar omdat ze zo dichtbij je hart zitten.

 

Stel, jij hebt ervaren dat Jezus heel dichtbij je was. Je werd helemaal warm van binnen. Al je zintuigen stonden opeens op scherp. En je hoorde zijn stem die je bemoedigde. De tranen sprongen in je ogen en je kon wel zingen van geluk. Eerst was je er beduusd van. Maar toen je het blij aan iemand vertelde, keek de ander je met gefronste wenkbrauwen aan. O, ik word dus niet geloofd. Dat doet pijn.

 

Of wat ook kan, je vertelt iemand in de gemeente van je twijfels, je vragen. Je vindt bidden moeilijk. Je weet niet of je eigenlijk wel gelooft. Je hoopt dat de ander je kan helpen, misschien zelfs iets herkent van wat jij vertelt. Maar de ander praat er over heen. Neemt je niet serieus en geeft geen ruimte aan jouw twijfel. Resultaat? Voortaan hou je je mond.

 

Vertrouwen wordt zomaar geschonden. Vaak zal dat onbewust zijn maar soms ook bewust. Je gunt de ander zijn of haar ervaring niet, van jou mag het er niet zijn. Gelukkig zijn er ook genoeg gemeenteleden die positieve ervaringen hebben met het delen van wat hen bezig houdt. Troffen zij de juiste persoon? Is hun ervaring toevallig herkenbaar voor de ander? Kon de ander zich in hen verplaatsen? Deed de ander moeite om zich in hen te verplaatsen? Wat maakt nou dat je je ervaringen in de gemeente met elkaar gaat delen? Hoe wordt de kernwaarde ‘samen’ waar in ons midden? Ik lees nog een keer de uitleg voor. ‘Samen’ wil zeggen: ‘Wij beleven en delen ons geloof met elkaar. We durven onze ervaringen met elkaar bespreekbaar te maken in onderling vertrouwen.’ Je kunt wel zeggen dat hier hoog wordt ingezet. Wij zetten hier hoog in.

 

Nu reikt Efeziërs 4:13 ons twee bouwstenen aan. In deze tekst wordt het doel van gemeenteopbouw benoemt. Dat doel is: dat wij allen samen een eenheid vormen. ‘Wij’ dat is de gemeente, gewoon die 1550 mensen. En dan staat er ‘wij allen’. Dus niemand uitgezonderd. Soms wordt er gesproken over de ‘rand’ van de gemeente. Een akelig woord. We bedoelen er mensen mee die minder betrokken zijn bij de gemeente. Je ziet ze weinig. Je spreekt hen nog minder. Je weet niet wat hen bezig houdt. Dat willen we niet, we willen graag dat ieder betrokken is. Dat betekent niet dat iedereen in het middelpunt moet staan, maar je wilt elkaar wel zien in de kerk. Elkaar in de ogen kijken. Elkaar kennen. We zijn toch lid van die ene gemeente, van dat ene kerkgezin? We noemen elkaar broer en zus. Dat is heel close. Het is het ideaal. Niet ons ideaal maar Gods ideaal. Het doel van gemeenteopbouw is volgens Efeziërs 4:13 dat wij allen samen een eenheid vormen.

 

Wat is dan die eenheid? Daar kun je je nog aardig in vergissen. Denk niet aan eenvormigheid of dat ieder hetzelfde moet denken, hetzelfde moet doen. Of dat ieder dezelfde ervaringen moet hebben en even sterk moet zijn in zijn of haar geloof. Het gaat in Efeziërs 4 over de eenheid van de ‘volmaakte mens’. Dan moet je denken aan wat op andere plaatsen in de Bijbel wordt gezegd over het lichaam van Christus. De gemeente is een lichaam. Ik denk nu vooral aan wat er staat in 1 Korintiërs 12. Kort samengevat staat daar: de verschillen in een gemeente zijn de bedoeling. Net zoals in het menselijk lichaam. Een lichaam bestaat uit verschillende delen: handen, voeten, ogen, oren, neus, mond. Allemaal verschillende delen maar juist daarom is het zo’n mooi lichaam. In het lichaam werken al die verschillende delen samen. Ze vullen elkaar aan. Mijn voeten brengen mijn lichaam daar waar mijn hand iets wil pakken. En mijn ogen keken ondertussen of het veilig was om daarheen te lopen. Zo moet het ook zijn in de gemeente van Jezus. Dat mensen verschillend zijn is de bedoeling. Maar ze moeten elkaar wel aanvullen. Zij die kwetsbaar zijn moeten beschermd worden. Wie valt moet worden opgevangen. Wie te hard gaat moet worden afgeremd. Wie veel ziet helpt slechtzienden. Wie een scherp gehoor heeft luistert voor wie minder hoort. Wie geen wijs kan houden wordt meegenomen in de lofzang van anderen. Het doel van gemeenteopbouw is dat wij allen samen een eenheid vormen: dat mooie lichaam van Christus.

 

Voor deze uitdaging -want dat is het denk ik- zijn er volgens Efeziërs 4:13 twee bouwstenen. Namelijk ‘ons geloof’ en ‘onze kennis van de Zoon van God’. Eenheid in de gemeente ontstaat door geloof in Christus en door het kennen van Christus. Ik ga beide uitwerken.

 

Het is duidelijk dat het geloof in Christus ons samenbrengt. Voor heel wat mensen hier geldt dat ze elkaar niet gekend zouden hebben als ze niet geloofden in Jezus Christus. Er liggen natuurlijk ook allerlei andere banden -vooral familiebanden, vriendschappen of je woont bij elkaar in de straat- maar voor ons als gemeente als geheel is het geloof het overkoepelende dat ons met elkaar verbindt.

 

Nu wil ik ook de stap maken naar dat onderlinge vertrouwen. De stelling is: eenheid ontstaat door ons geloof in Christus. Want als ik geloof in Jezus Christus, als ik vertrouw op Jezus Christus, ontstaat er ook ruimte om mijn broeder of zuster te vertrouwen. Hoe werkt dat? In de gemeente kom ik allerlei mensen tegen. Soms weet ik bijna niets van ze. Hoe moet ik hen dan vertrouwen? Vertrouwen heeft immers te maken met iemand kennen. Tegen onze kinderen zeggen we: ga niet mee met vreemden. In de gemeente kom ik mensen tegen -en misschien weet ik bijna niets van hen- maar één ding weet ik wel: hij of zij gelooft in Jezus Christus. Als het goed is wil hij of zij zich laten leiden door Christus. Is voor hem of haar belangrijk wat Christus zegt, wat Christus verbiedt en wat Christus ons opdraagt. Maar dat geeft heel veel vertrouwen. Christus gebiedt mij, maar ook die ander die ik in de gemeente tegenkom, om lief te hebben, om geduldig en zorgzaam te zijn, om zuiver met elkaar om te gaan.

 

Ik bedoel dit niet naïef. Wij leven niet in het paradijs. Er gaat genoeg, nee, teveel mis in kerkelijke gemeenten. De zonde is nog niet de wereld uit. Ook de kerk niet uit. Maar snap je het punt dat Efeziërs 3:14 wil maken? Door ons geloof kunnen wij een eenheid gaan vormen. Ons geloof in Jezus Christus legt daar een stevig fundament voor. Het geeft enorm veel groeikansen. Want denk ook hier eens aan. Door mijn geloof in Christus mag ik me geliefd weten door God. Ik mag weten kostbaar te zijn in Gods ogen want Hij heeft mij bedacht en geschapen en Hij heeft ook nog eens een hoge prijs voor mij betaald. Dat betekent dat God zuinig op mij is. Hij beschermt en bewaart mij. Ook binnen de gemeente. En wat ik over mezelf geloof geldt ook voor al die anderen in de gemeente. Ook zij zijn kostbaar voor God, ook zij zijn gekocht en betaald door Jezus Christus. Maar dan moet ik toch ook zuinig op hen zijn? Tegen deze achtergrond zou het mogelijk moeten zijn om je kwetsbaar op te stellen in de gemeente. Wij leven allemaal van genade. Niemand hoeft zich dus groot te houden tegenover anderen. Niemand zou zich voor zijn zonden en tekorten moeten schamen. Want wij zijn allemaal zondaars. Vrijgekochte zondaars.

 

Toch werkt dit niet helemaal zo. Juist omdat we zondaars zijn gaan er dingen mis. Zitten er ook trekken in ons waardoor we niet te vertrouwen zijn. Heb daar maar gewoon verdriet over. We zijn nog niet in het paradijs. Wat kun je naar die werkelijkheid verlangen. Toch is er in de gemeente van Jezus een heel stevige basis om te groeien in onderling vertrouwen. ‘We durven onze ervaringen met elkaar bespreekbaar te maken’, zegt het visiedocument. Laten we het gaan oefenen. Onze band met Jezus Christus geeft ruimte voor onderlinge banden. Ons vertrouwen op Jezus Christus geeft ruimte voor onderling vertrouwen.

 

De tweede bouwsteen voor eenheid in de gemeente is ‘onze kennis van de Zoon van God’. Kennis is in het Nederlands een wat kil, zakelijk woord, maar in de Bijbel heeft het meer te maken met relatie. Iemand kennen, met iemand omgaan. In het Nederlands zeiden we vroeger: kennis aan iemand hebben. Hoe zorgt het kennen van Christus voor eenheid in de gemeente?

 

Drie dingen. Allereerst weten we dat Jezus eenheid in de gemeente belangrijk vindt. In de Efeziërsbrief speelt op de achtergrond de kloof tussen Joden en niet Joden. In hoofdstuk 2 staat dat Hij die twee bij elkaar bracht door zijn dood aan het kruis. Vers 16: ‘en verzoende Hij door het kruis beiden in één lichaam met God.’ Zo belangrijk vindt Jezus de eenheid in de gemeente. Joden en niet Joden moeten bij elkaar in één gemeente zitten. Terwijl de verschillen levensgroot waren. Daar zijn onze verschillen klein bij. Jezus is gestorven voor de eenheid van mensen, volken, naties en talen. In het boek Openbaring hoor je daar de echo van: ‘Want U bent geslacht en met uw bloed hebt U voor God mensen gekocht uit alle landen en volken, van elke stam en taal. U hebt voor onze God uit hen een koninkrijk gevormd’ (5:9-10). Eenheid in de gemeente is voor Jezus belangrijk. Wie Jezus kent weet dit.

 

Wie Jezus kent weet ook van zijn diepe eenheid met de Vader en de Geest. Heel de Bijbel is daar vol van. Het is vanuit hun onderlinge liefde dat de wereld geschapen is. Het is vanuit hun onderlinge liefde dat het plan ontstond om de mens te redden. Hun onderlinge liefde zal ook blijven bestaan tot in alle eeuwigheden. Hun drie-eenheid (het woord zegt het al) is ons tot voorbeeld. Allereerst in het huwelijk, de twee-eenheid van man en vrouw, maar daarna ook breder in de eenheid die we als mensen zoeken.

 

Het kennen van Jezus betekent ook dat we weten van genade en vergeving. Genade en vergeving die we van Hem ontvangen. Maar niet om voor onszelf te houden, genade en vergeving zijn om door te geven. Jezus hield wat Hij had ook niet voor zichzelf (Filippenzen 2:5-8). Maar Hij diende ons met zijn heiligheid, met zijn goddelijke kracht. Jezus kennen en zijn genade ontvangen betekent dat we genadig zullen zijn naar elkaar.

 

Tot zover de twee bouwstenen die ons helpen een eenheid te vormen. Wij zullen allen samen een eenheid vormen door ons geloof in, en door ons kennen van Christus. Hoe wordt deze theorie praktijk? Niet dat we al niet verschillende praktische uitwerkingen gezien hebben, maar ik maak het graag nog wat praktischer. De hoofdvraag is dan: ben ik te vertrouwen? Vraag jezelf dat eens af, klopt het dat anderen mij vertrouwen? Een tweede vraag is: geef ik mijn vertrouwen? Dus dat ik niet wantrouwig doe en afstand houd. Let wel, de zonde in ons maakt ons wantrouwig. De zonde fluistert ons in: pas op, vertrouw niemand behalve jezelf. Trap daar niet in. Zo wordt eenheid iets heel ingewikkelds. En ja, wie niet te vertrouwen is breekt banden. Dat is de ernst van dit verhaal. Maar de vergeving en genade van Jezus zetten relaties juist open. Dat je jezelf mag kennen als vergeven mens geeft ruimte om je kwetsbaar op te stellen naar de ander. Dat is hoe Jezus je bevrijdt van de macht van de zonde. Wie daaruit leeft mag merken dat dit een effect is dat zichzelf in beweging houdt, een vliegwieleffect. Waar onderling vertrouwen is, is ruimte voor eenheid. Waar eenheid is, is ruimte om geloof en kennis te delen. Wat weer leidt tot meer vertrouwen. Zo groeit de gemeente naar dat volmaakte lichaam, dat in alle verscheidenheid een volmaakte eenheid vormt.

 

Ik zou nog terugkomen op de briefjes die op de donkergroene strook van het kunstwerk zijn geplakt. Gemeenteleden verwoorden daarop wat zij onder eenheid verstaan. Op één van de briefjes staat: ‘Iedereen bij de kerk betrekken.’ Eerder had ik het over die rand. Ik moet denken aan Psalm 122: ‘Ik was verheugd, toen men mij zei: ‘Laat ons naar ‘t huis des Heren gaan.” Roep elkaar in alle fijngevoeligheid op om naar de kerk te gaan. Hier ontmoeten we God. Hier ontmoeten we elkaar. Daarmee zeg ik niet dat andere activiteiten in en rond de kerk minder belangrijk zijn. Denk aan de pubquiz van laatst. Foto’s stonden in het gemeenteblad. Denk aan het samen eten, ook daarvan foto’s in het gemeenteblad. Wat is het mooi om te zien dat zoveel mensen daaraan meedoen. Op meerdere briefjes op de groene strook gaat het trouwens over samen eten. ‘Met Emily eten’, ‘met Nova eten’, lees het zelf maar eens. ‘Leuk spelen met elkaar’, staat ook op een briefje. Het zijn vooral kinderen die op het kunstwerk schrijven. Maar het klopt wel. Zij hebben het goed gezien: geloven in God en het leven met elkaar delen horen bij elkaar. Want we delen als gelovigen het leven met elkaar.

 

In deze maand, januari, beginnen de gemeentebrede bijbelstudies. Dat valt precies binnen alles wat ik in deze preek heb gezegd. God wil dat we in de gemeente allen samen een eenheid vormen door ons geloof in, en ons kennen van Christus. Wat is gezamenlijke bijbelstudie dan een kans om hierin te groeien. Om te groeien in geloof, in het kennen van Christus, in eenheid. Het uitzicht bij dit alles is de volmaakte eenheid van Gods volk in Gods koninkrijk: een samenleving van mensen, door God gevormd, waarin Hij centraal staat en aanbeden wordt. En laat Jesaja 25:6 die wereld nou net beschrijven als een feestmaal voor alle volken. Amen.