Ambtsdrager zijn is prachtig werk

24 juni 2012

Deze preek -gehouden bij de bevestiging van ambtsdragers- wil een aanzet geven tot een herwaardering van het ambt. Want we kunnen toch niet met elkaar blijven doen alsof het ambt iets is waar je tegen op moet zien terwijl Christus zegt: het is een voortreffelijke taak en wie daarnaar verlangt heeft helemaal gelijk.

Lezen: 1 Timoteüs 3:1-13

Tekst: 1 Timoteüs 3:1

Dit is een vreemde tekst, of niet? ‘Als iemand graag ouderling of diaken wil worden dan begeert hij een voortreffelijke taak’ (oude vertaling), ‘dan is dat een mooi streven’ (nieuwe vertaling). Maar onze gedachten blijven al haken bij dat eerste zinnetje: ‘Als iemand graag ouderling of diaken wil worden’ Komt dat voor dan?! Ja! Ik proef dat bij deze broeders. Jullie willen dienen in het ambt omdat je daartoe geroepen bent. Betekent niet dat je stond te springen. Ook niet dat je er niet tegenop kan zien. Daarom gaan we straks ook bidden om kracht voor jullie, en krijg je de zegen van de Here mee.

 

Nu is de uitdrukking in onze tekst nog wel een stukje sterker dan ‘willen dienen in het ambt omdat je daartoe geroepen bent’. De oude vertaling geeft dat het meest duidelijk weer: ‘Indien iemand staat naar het opzienersambt’. Dat wil zeggen: het is van iemand bekend dat hij graag ambtsdrager wil worden. Hij solliciteert er zogezegd naar om ambtsdrager te worden. In de nieuwe vertaling staat: dat is een ‘eerzaam streven’. Het mag dus ook, je mag er naar streven ambtsdrager te worden. Dat is een verlangen dat mag bestaan. Het is zelfs een goed verlangen. Maar komt dit voor? In de gemeente in Efeze, waar Timoteüs werkt, lijkt het daar wel op want Paulus sluit aan bij een gangbaar gezegde: ‘Het is een waar woord’. Blijkbaar was er een gezegde onder christenen, iets in de trant van: ‘verlangen naar het ambt is goed, want het is prachtig werk dat je doet.’ Maar komt dat nu nog voor? Dat iemand graag ambtsdrager wil worden? Zeker. Nog niet zo lang geleden had ik een ouderejaars catechisant die op de vraag wat hij zou willen doen in de kerk antwoordde: ambtsdrager worden!

 

Vanmiddag horen wij Christus zeggen: het is

Prachtig werk

En dat is ook het thema voor de preek. Christus zegt hier in 1 Timoteüs 3:1: ambtsdrager zijn in de kerk is prachtig werk. Verlang daarnaar!

 

Nu kun je van zo’n catechisant nog zeggen: hij weet niet waar hij het over heeft. Zelf was ik verrast en geroerd door zijn antwoord. Hij had er ook over nagedacht. Ik hoop dat hij zijn verlangen vasthoudt en dat het onder de zegen van de Here werkelijkheid mag worden. Hij is wel een uitzondering. Verlangen naar het ambt komt weinig voor. En dat broeders zichzelf aanmelden nog minder. We hebben eerder te maken met een omgekeerde situatie: broeders willen liever niet ouderling of diaken worden. Zij zien er tegen op! Er zijn vandaag nogal wat ontheffingen voorgelezen. En elk van de broeders heeft daar zijn redenen voor. Zij geven ook aan daarmee geworsteld te hebben. En als gemeente met elkaar begrijpen we ook wel dat er tegen het ambtswerk wordt opgezien. Het kost tijd. Het levert de nodige stress op. Je moet soms moeilijke gesprekken voeren. Je kunt te maken krijgen met onbegrip en weerstand vanuit de gemeente. Het gaat je als ambtsdrager niet in de koude kleren zitten wanneer je op adressen te maken krijgt met ongeloof of een onttrekking. En daarom is het ook zo opvallend dat Christus zegt, door de mond van zijn apostel Paulus: het is een voortreffelijke taak. Het is prachtig werk! Verlang daarnaar!

 

Maar was het in Efeze, in de eerste eeuw, misschien dan heel anders? Was het toen wel prettig om ambtsdrager te zijn? Ik denk het niet echt. Ik weet ook niet of het toen gemakkelijk was om ambtsdragers te krijgen. Misschien haalt Paulus dat gezegde van hoofdstuk 3:1 juist wel aan omdat er moeilijk broeders voor het ambt te vinden zijn. In ieder geval was er ook toen reden genoeg om tegen het ambt op te zien. Bedenk dat de christelijke gemeente in die tijd vervolgd werd. En daarbij had de overheid juist ook de leiders van de gemeente op het oog. Zij waren het eerst aan de beurt. Zij werden het eerst opgepakt en opgesloten voor verhoor. Dat tempert het verlangen om ambtsdrager te worden natuurlijk wel. Een tweede reden waarom het in Efeze misschien moeilijk was om ambtsdragers te vinden zou kunnen blijken uit de brief zelf. Paulus waarschuwt Timoteüs herhaaldelijk tegen dwaalleer en dwaalleraars. Daar had de gemeente dus mee te maken. En juist ambtsdragers hebben een taak in het bestrijden van dwaalleer. Dat is niet gemakkelijk. Dat vraagt veel van ambtsdragers.

 

En toch blijft Christus het zeggen, toen en nu: wie verlangt naar het opzienersambt in de gemeente verlangt een prachtige taak. Niet perse een prettige taak, nee een prachtige taak. Een ‘voortreffelijke’ taak, met de oude vertaling. Het opzienersambt waar het in 1 Timoteüs 3:1 over gaat ligt dicht tegen ons ouderlingenambt aan. De opziener geeft leiding aan de gemeente. Maar juist daarom trek ik het vanmiddag breder, naar onze ouderlingen en diakenen. Ook de diakenen geven op hun plek een stuk leiding aan de gemeente. En dat is dus mooi werk volgens Christus. Wat is er dan zo mooi aan? Ik wijs op drie dingen:

 

Allereerst gaat het in het ambtswerk om het leven en het geluk van de broeders en zusters. Hebreeën 13:17 zegt: ‘Gehoorzaam uw leiders en schik u naar hen, want zij waken over uw leven.’ Dat gaat over het leven nu. Maar ten diepste gaat het over het leven na de wederkomst van Christus. In het leven nu valt de beslissing over je leven straks. Zal dat een leven zijn dichtbij God? In zijn nabijheid? In de hemelse heerlijkheid? Door geloof in Christus is er vrede met God. Nu naar Christus toeleven betekent straks met God en Christus samen leven. En als ambtsdrager mag je daar aan meewerken. Je bent bezig met het leven en het geluk -het eeuwig leven en het eeuwig geluk- van de broeders en zusters. En daarbij heb je een prachtige boodschap: ‘genade is er voor u en vrede’, dezelfde boodschap die je aan het begin van elke kerkdienst hoort. Je brengt de boodschap van Gods ongedachte liefde. Van zijn verrassende trouw. Van zijn heerlijke beloften. En je mag het geluk van het leven met God ook zien in de levens van de broeders en zusters. Soms sta je er met je neus bovenop. Een wonderlijke bekering. In Lucas 15:10 zegt de Here Jezus: ‘ik zeg u, er heerst vreugde onder de engelen van God over één zondaar die tot inkeer komt.’ En bekering wordt door God gewerkt. Zeker. Tegelijk kan Jakobus in zijn brief zeggen, hoofdstuk 5:19-20: ‘als een van u afdwaalt van de waarheid en een ander laat hem daarheen terugkeren, dan mag hij weten: wie een zondaar van het dwaalspoor terugbrengt, redt hem van de dood en wist tal van zonden uit.’ Dat maakt het ambtswerk zo mooi: je mag je ingeschakeld weten bij het heerlijke werk van God dat Hij doet in de levens van mensen. Maar misschien nog wel vaker maak je mee dat God krachtig in het leven van iemand gewerkt heeft, en dat je dat als ambtsdrager alleen nog maar hoeft te constateren. Bijvoorbeeld wanneer iemand door ziekte God weer gaat zoeken en daarvoor aanklopt bij de kerk. Maar ambtsdragers ervaren dit vaak ook bij de belijdenisonderzoeken, wanneer zij jongeren enthousiast horen praten over hun geloof. Dat zijn momenten om te koesteren. In smal oost benoemen we elke vergadering een aantal van dit soort gebeurtenissen. Wat een prachtig werk is het ambtswerk, wat een voortreffelijke taak, nu het gaat over het leven en het geluk van de broeders en zusters.

 

Dan het tweede. Als ambtsdrager ben je bezig Gods heerlijkheid zichtbaar te maken. Onder andere door het geloof van de gemeente. En dat maakt het ambtswerk tot mooi werk. Ik denk aan wat Paulus later zelf zou schrijven aan de gemeente in Efeze. In Efeziërs 4:11-12 lezen we: ‘En hij (Jezus) is het die apostelen heeft aangesteld, en profeten, evangelieverkondigers, herders en leraren, om de heiligen toe te rusten voor het werk in zijn dienst. Zo wordt het lichaam van Christus opgebouwd’. Dus als ambtsdrager rust je de broeders en zusters toe om zich in dienst van God te stellen. Ik denk dat dit in de kern zo gaat: je laat zien welke overweldigende liefde God in Christus aan de broeder of zuster betoond heeft. Je voedt hem of haar met die liefde. En daardoor gaat de broeder of zuster uit liefde, uit dankbaarheid zoeken naar wat God wil met zijn of haar leven. Gaat de broeder of zuster zich inzetten om liefde te betonen, trouw te zijn. Gehoorzaam aan God. Hij of zij zoekt ernaar het leven terug te geven aan God in een levend dankoffer. En dat maakt Gods heerlijkheid zichtbaar! Dat is al zo wanneer één mens zo leeft. In oprechte liefde voor God en de medemens. Maar stel je voor dat dit gemeentebreed zichtbaar is. Dat is soms duidelijker, soms minder duidelijk. Maar overal waar mensen liefde geven en trouw betonen, gehoorzaamheid en dienstbaarheid en offerbereidheid, daar zie je iets van Gods heerlijkheid. Want het is altijd God zelf die dit in een mens bewerkt. Door zijn heilige Geest. En vanuit zijn Woord. Als ambtsdrager ben je met je werk in de gemeente bezig iets van Gods grootheid zichtbaar te maken: zijn liefde, zijn goedheid, zijn geduld, zijn rechtvaardigheid, zijn wijsheid. Dat is toch prachtig werk?

 

Ik ga naar het derde. Wat maakt het ambtswerk zo mooi? Nou, je mag mensen van het duister naar het licht brengen. Je mag hen de ogen openen voor God. In Handelingen 26:18 beschrijft Paulus zijn eigen opdracht: Christus riep hem ‘om hun (dat zijn de heidenen) de ogen te openen, zodat ze zich van de duisternis naar het licht [zouden] keren, en van de macht van Satan naar God.’ Hier gaat het over bekering, over wedergeboorte. Bij ieder christen zijn eens de ogen opengegaan voor God. Ook als je in een gelovig gezin geboren bent en als kind gedoopt werd moeten je ogen opengaan voor God. Zal er een moment moeten zijn waarop je zegt: ik heb het licht van God en zijn koninkrijk gezien en daarom wil ik het duister van het leven zonder God nu achter me laten. Het duister van de zonde, van verkeerde daden en gedachten en woorden. Tegelijk is er die dagelijkse strijd en dagelijkse bekering. Daar mag je als ambtsdrager naar vragen. En samen het Woord van God over opendoen. En samen bidden om vergeving, om vernieuwing, om de kracht van Gods heilige Geest. Dat is toch prachtig? Hier komt ook in beeld dat ambtsdragers een taak naar buiten hebben. Wanneer iemand van buiten de gemeente aangeeft een gesprek te willen dan doe je dat! Dan voer je dat gesprek. Ogen openen voor God, dat is je taak. Mooi werk, toch?

 

Maar veeg ik hiermee nu alle moeiten rond het ambt van tafel? Nee allerminst. Broeders zien serieus op tegen het ambtswerk en leggen dat naast hun eigen draagkracht en maken vervolgens een afweging voor het aangezicht van God. En daar kan uitkomen dat het echt niet gaat, tot je eigen verdriet. Maar wat blijft staan is dat het prachtig werk is. Dat zegt Christus zelf. En ook ik ervaar het als mooi werk. Ik ben bijna elke dag blij en dankbaar dat ik in de gemeente van Christus aan het werk mag zijn. En ik weet dat er ambtsdragers zijn die diezelfde blijdschap en dankbaarheid ervaren. En dan is het bemoedigend dat Christus zegt: maar dat klopt ook, want het is prachtig werk. En Christus voegt daar door zijn apostel aan toe: verlang ernaar om dit te mogen doen! Dat betekent niet dat iedereen die het verlangen heeft om ambtsdrager te worden dat ook mag, er volgt in 1 Timoteüs 3 een hele lijst van vereisten. Een ouderling moet zus, een diaken zo zijn: onberispelijk, sober, bezonnen, vriendelijk. De gemeente is immers kostbaar! In Handelingen 20:28 wordt tegen ambtsdragers gezegd: ‘Zorg voor uzelf en voor de hele kudde waarover de heilige Geest u als herder heeft aangesteld; u bent de opzieners van Gods gemeente, die hij verworven heeft door het bloed van zijn eigen Zoon.’ Omdat de gemeente zo kostbaar is moet er goed gekeken worden naar wie er leiding gaan geven, en dan komt niet iedereen in aanmerking.

 

Maar hoe zou het nou zover kunnen komen dat broeders ernaar gaan verlangen om het ambt op zich te nemen? En dan denk ik aan broeders die zichzelf aanmelden maar ook aan de broeders die hier klaar zitten om bevestigd te worden. Ik zei al dat ik een zeker verlangen bij jullie proefde. Tegelijk denk je misschien: het zou fijn zijn als dat verlangen nog sterker zou worden. Dat ik met nog meer zin, nog meer vreugde en blijdschap, met nog meer innerlijke motivatie aan de slag ga. En aan de slag blijf. Dus hoe krijg je verlangen naar het ambt en hoe houd je dat vast? Ik denk dat je dat verlangen van 1 Timoteüs 3:1 krijgt door te kijken naar het mooie van het ambtswerk. Het is prachtig werk dat je bezig mag zijn met het leven en het geluk van de broeders en zusters, dat je Gods heerlijkheid zichtbaar mag maken, en dat je ogen mag openen voor God. Richt je daar ook op gedurende heel je ambtsperiode. Dit is je kerntaak. Zorg ervoor dat je hier de meeste tijd in steekt. En dat krijgt dan vorm in verschillende concrete bezigheden. We komen ze straks ook nog tegen in het formulier voor de bevestiging. Ouderlingen brengen huisbezoeken, ze zorgen ervoor dat er vrede en orde is in de gemeente (daarom vergaderen ze) en ze zien toe op de predikanten. Ook diakenen brengen huisbezoeken en vergaderen, met het oog op de onderlinge zorg en verbondenheid in de gemeente. Maar richt je als ambtsdrager in dit alles op datgene wat het werk zo mooi maakt: bezig zijn met het leven en geluk van de broeders en zusters, Gods heerlijkheid zichtbaar maken, ogen openen voor God.

 

Ik denk dat het zou goed zijn wanneer we samen tot een herwaardering van het ambt kwamen. Want we kunnen toch niet met elkaar blijven doen alsof het ambt iets is waar je tegen op moet zien terwijl Christus zegt: het is een voortreffelijke taak en wie daarnaar verlangt heeft helemaal gelijk? Laten we om tot die herwaardering te komen letten op de prachtige inhoud van het ambtswerk. Laten we niet aan ons eigen oordeel over het ambt vasthouden maar luisteren naar dat bijzondere woord van Christus. Wat ook een beloftewoord is! Het wil bemoedigen. Juist ook hen die het ambt vanmiddag aanvaarden. En evengoed hen die al in de kerkenraad zitten. Christus zelf geeft ambtsdragers aan zijn gemeente. Christus zelf zorgt voor zijn gemeente, die Hem zo kostbaar is. Christus zelf is uit op de redding van mensen. En Christus zelf wil dat je als ambtsdrager je ambt -die prachtige taak- met vreugde uitvoert. Hierin ligt de belofte dat Hij dit ook wil geven.

 

Ook voor de gemeente betekent zo’n herwaardering dat je het mooie van het ambt wil zien. Die broeders zijn bezig met een prachtige taak. Geef hen de ruimte zich daarop te concentreren. Laat hen juist in die taak in hun element zijn. Aanvaard hun leiding. Zie Christus achter hun spreken en handelen. Voor u als gemeente is de vraag: wil ik de goede zorg van Christus, zijn reddende aandacht voor mij, wil ik die via de ambtsdragers ontvangen? En voor de ambtsdragers geldt: wil ik de zorg van Christus voor zijn gemeente, die Hem zo kostbaar is, doorgeven? Om dat verlangen levend te houden is het misschien een idee om de tekst van vanmiddag -1 Timoteüs 3:1- in je bijbel te leggen. Jullie krijgen ter gelegenheid van je bevestiging een boek cadeau (je mag dat straks in de kerkenraadskamer uitkiezen) met daarbij een inlegvel waarop deze tekst staat. Leg dat papier gerust in je bijbel. Dan is het geen herinnering aan je bevestiging, maar brengt het je telkens in herinnering dat je prachtig werk doet. Amen.