Ambtsdragers moeten Jezus liefhebben

28 mei 2017

Jezus legt de zorg voor zijn kudde alleen in handen van hen die Hem uitdrukkelijk liefhebben.

Lezen: Johannes 21

Tekst: Johannes 21:15-17

De tekst van vanmorgen is een bekend gedeelte. Jezus die tot drie keer toe aan Petrus vraagt: ‘Heb je mij echt lief?’ En Petrus die tot drie keer toe zegt: ‘Ja, Here, u weet dat ik van u houd.’ Waarop Jezus ook drie keer de kudde aan Petrus’ zorg toevertrouwt.

 

Net zo bekend als dit gedeelte is, net zo gemakkelijk wordt de koppeling gemaakt naar Petrus’ drievoudige verloochening. Zoals Petrus de Here drie keer verloochende, zo zou hij Jezus nu ook drie keer zijn liefde moeten belijden voor het weer goed is tussen Jezus en hem. Nu denk ik niet dat het zo zit. Het is ook een gedachte die je nogal op het verkeerde been kan zetten: alsof God een tellende God is die aan één oprechte schuldbelijdenis niet genoeg heeft.

 

Bovendien, als dit gesprek tussen Jezus en Petrus bedoeld is om het weer goed te maken dan komt het wel wat laat. Petrus heeft na de opstanding van Jezus steeds als leider van de apostelen gefunctioneerd. En Petrus was er bij geweest toen Jezus op de avond van de opstanding gezegd had: ‘Zoals de Vader mij heeft uitgezonden, zo zend ik jullie uit.’ Wat ook opvalt is dat elk antwoord van Petrus in Johannes 21 gevolgd door een speciale opdracht van Jezus. Dus niet het verleden van Petrus is hier aan de orde (hoe menselijk het ook is om daaraan te denken) nee, het gaat hier over Petrus’ toekomst. Het verleden van de verloochening kan ter sprake zijn gekomen tijdens de persoonlijke verschijning van Jezus aan Petrus (Lucas 24:34, 1 Korintiërs  15:5). Het gaat in Johannes 21 niet zozeer over Petrus’ verloochening in de nacht van de overlevering, maar om Petrus’ zelfverloochening nu de kudde hem wordt toevertrouwd.

 

Ik vat de tekst van vanmorgen daarom zo samen:

Jezus legt de zorg voor zijn kudde alleen in handen van hen die Hem uitdrukkelijk liefhebben.

 

Drie keer vraagt Jezus: ‘Simon Petrus, heb jij mij echt lief?’ Waarom doet Jezus dat, als dit niet te maken heeft met de drievoudige verloochening? Omdat Jezus enorm zuinig is op zijn kudde. Denk maar aan ouders die hun kinderen toevertrouwen aan de zorg van een ander. Je gaat een avondje weg, je hebt oppas in huis. Je vraagt aan de oppas: Zul je goed voor ze zorgen? De oppas zegt: Ja. Even later vraag je: Wanneer je één van de kinderen hoort huilen in bed ga je dan wel even kijken? De oppas zegt: Natuurlijk. En bij de voordeur nog een keer: Als er iets aan de hand is bel je me dan? En de oppas zegt: Ja hoor, dat zal ik doen! Zo is Jezus hier bezig. Dat Jezus tot drie keer toe aan Petrus vraagt ‘Heb je mij echt lief?’ heeft deze achtergrond: Jezus is verschrikkelijk zuinig op zijn kudde.

 

Hoe reageert Petrus? Hij wordt verdrietig. Dat kun je je wel voorstellen want vertrouwt Jezus zijn woorden dan niet? Twijfelt Jezus aan zijn liefde voor Hem? Daar lijkt het wel op. Petrus gooit het eruit die derde keer: ‘Here, u wéét toch dat ik van u houd?’ Ook Petrus is verlegen met die drievoudige vraag. Hij zoekt de reden daarvoor in zichzelf. Misschien dan wel niet in zijn eerdere drievoudige verloochening, maar hij duidt het wel als een gebrek aan vertrouwen van Jezus in hem. Misschien herkenbaar, de reden in jezelf zoeken. Maar voor Jezus is dat hier niet aan de orde, Hij heeft juist veel vertrouwen in Petrus. Maar die kudde is Hem zo kostbaar.

 

Is dat vreemd? Kinderen worden door ouders soms hun ‘bloedjes’ genoemd. Zo eigen zijn ze je, het is je vlees en bloed. Daarom heb je ze eindeloos lief. Je wilt alles wel geven om hen te beschermen. Jezus deed dat al: Hij stierf op Golgota om het leven te kunnen geven aan zijn gemeente. In Handelingen 20:28 zegt de apostel Paulus dat God de gemeente ‘zich verworven heeft door het bloed van zijn eigen Zoon.’ Dus is het vreemd dat Jezus zuinig is op de kudde? Natuurlijk niet. De mensen die door Hem zijn gekocht, die Hij met zijn leven heeft bevrijd uit de macht van de satan zijn zo kostbaar voor Hem. Je zou kunnen zeggen: Jezus legt zijn levenswerk hier in handen van een mens, Petrus.

 

En Jezus legt nog steeds zijn levenswerk in handen van mensen. Vandaag geeft Jezus de gemeente nieuwe ambtsdragers, ouderlingen en diakenen. Maar het is ook omgekeerd: deze mannen ontvangen een gemeente. Jezus geeft zijn gemeente in handen van mensen. In handen van ambtsdragers. Eerst aan Petrus. Ook aan Johannes, die volgt (vers 20). En ook aan de andere apostelen. Hoewel Petrus voorop gaat heeft hij zijn verantwoordelijke taak nooit alleen voor zichzelf gereserveerd. In zijn eerste brief aan de kerken in Klein-Azië geeft Petrus zijn herdersopdracht door aan de oudsten in de lokale gemeenten, en dan gebruikt hij bijna dezelfde woorden als Jezus: ‘Hoed Gods kudde waarvoor u de verantwoordelijkheid hebt, houd goed toezicht’ (1 Petrus 5:2). Wat Petrus ontving ‘vertrouwt hij toe aan betrouwbare mensen’ (2 Timoteüs 2:2). Op diezelfde manier legt Jezus de zorg voor zijn gemeente hier in Heemse ook in handen van mensen: de ambtsdragers die vandaag bevestigd worden en zij die al eerder bevestigd werden.

 

Wat voor ambtsdragers krijg je dan als de gemeente? En ambtsdragers moeten de vraag omdraaien: wat voor gemeente krijg ik? Daarover straks meer. Maar eerst: wat voor ambtsdragers krijg je als gemeente? In Johannes 21 wordt Petrus niet tot herder van de kerk benoemd, dat is een misverstand. Hij wordt in dienst genomen als herdersknecht. Niet meer maar ook niet minder. Hij is en blijft ook zelf een schaap van de kudde. Alleen Jezus is de goede Herder die de zijnen kent. Hij is de grote Herder van de schapen. En Hij stopt niet met zorgen voor de kudde als Hij hulpknechten in dienst neemt. Zo is het nu nog: ambtsdragers zijn herdersknechten, in dienst genomen door de grote Herder Jezus.

 

Dus Jezus legt zijn levenswerk in handen van mensen. Maar niet voordat zij hun liefde voor Hem hebben beleden. Dat gold voor Petrus, dat geldt net zo goed voor ambtsdragers nu. Ik ga het de broeders straks vragen. Want Jezus legt de zorg voor zijn kudde alleen in handen van hen die Hem uitdrukkelijk liefhebben. Hij is toch zuinig op zijn gemeente? Hij heeft de kudde toch gekocht met zijn kostbaar bloed en het resultaat van zijn levenswerk ligt nu toch in de handen van mensen? Maar wat voor liefde vraagt Jezus dan van zulke mensen? Johannes 21:18-19 laat ons zien dat Jezus hier die liefde vraagt die een mens bereid maakt Hem te volgen. Petrus moet alles achter laten, zelfs de enorme vangst van de 153 vissen die ochtend. Jezus volgen betekent: jezelf verloochenen en zoeken naar wat Jezus wil en dat ook doen. De Jezus-volgende-liefde is niet gericht op eigen belang, eigen eer, eigen doelen, maar alleen op de wil, de eer en het plan van Jezus. Voorganger word je door volgeling te zijn. Alleen wie die liefde voor Jezus heeft kan ambtsdrager zijn. Zo gaan zij de gemeente voor Jezus achterna.

 

Maar dan hebben ambtsdragers ook een heel duidelijk richtpunt. Ambtsdragers bedenken niet zelf wat ze zullen zeggen wanneer ze bij je thuis op bezoek zijn. Ze maken niet zelf uit wat goed is voor u of jou. Nee, ze zeggen wat Jezus wil dat ze zeggen. Alleen Hij bepaalt wat goed is voor de gemeente. Dat wordt ook duidelijk wanneer je nadenkt over de vergaderingen van de kerkenraad. Daar zitten niet een aantal mannen bij elkaar te discussiëren over wat zij denken dat goed is voor de gemeente. Een vergadering van ambtsdragers is een gezamenlijke zoektocht naar wat Jezus wil in allerlei concrete situaties. Daarom worden aan ambtsdragers ook niet allerlei eisen gesteld of bepaalde deskundigheden van hen verwacht. Er is maar één ding doorslaggevend: hun liefde voor Jezus.

 

Hoe breng je als ambtsdrager die liefde op? Je haalt dat niet uit jezelf. Dat hoeft ook niet. Dat kan ook niet, zoveel liefde zit er niet in een mens. Deze liefde krijg je van God. Zomaar toevallig? Nee, Jezus wil dat we zijn liefde zoeken. Waar? In zijn Woord. Daar moeten ambtsdragers dus ook zoeken. Niet voor niets zegt het formulier voor de bevestiging dat de ouderlingen de ‘Schriften ijverig moeten onderzoeken’. In dit kader geldt dat net zo goed voor de diakenen. De liefde die Christus van de verzorgers van zijn gemeente vraagt wil Hijzelf geven vanuit zijn Woord en door zijn Geest. Ambtsdragers kunnen daarom ook niet elke avond op pad in de wijk of naar een vergadering want zij hebben tijd nodig voor bijbel lezen en bidden. De liefde voor de Here is het toch belangrijkste in hun zorg voor de kudde?

 

Hoe ga je hiermee om? Als ambtsdrager? Als gemeentelid? Voor ambtsdragers betekent het dat zij zich moeten realiseren wat voor gemeente zij krijgen. Namelijk een heel kostbare. Zij ontvangen een bepaalde verantwoordelijkheid voor het levenswerk van Jezus. Zij zullen daarom net zo zuinig op de gemeente zijn als Jezus. Zonder liefde voor Hem kan geen ambtsdrager die verantwoordelijkheid aan. Maar het is niet zo dat het ambt daarom alleen maar drukt. Dit is net zo goed bevrijdend. Ambtsdragers mogen bedenken dat zij niet worden afgerekend op de mate waarin zij voldoen aan de verwachtingen van mensen. Jezus beoordeelt hen op hun liefde voor Hem. Dit werkt ook stimulerend: vanuit je liefde voor Jezus wordt je liefde voor de gemeente gevoed. Op die manier kun je het (soms lastige) ambtswerk volhouden. Denk aan de liefde waarmee Jezus zich gaf voor het bestaan van de gemeente. Denk aan de liefde waarmee Jezus zich gaf voor jouw bestaan als mens en als ambtsdrager.

 

Welke betekenis heeft het voor jou als gemeentelid dat Jezus de zorg voor zijn kudde alleen in handen legt van hen die Hem uitdrukkelijk liefhebben? Dit bepaalt wat voor ambtsdragers je krijgt: alleen mensen die Jezus en zijn gemeente liefhebben. Bedenk eens welke veiligheid hierin meekomt. Jezus geeft jou niet zomaar uit handen. Hij stelt eerst kritische vragen aan ambtsdragers: ‘Heb jij mij werkelijk lief?’ Dat garandeert een hoge mate van kwaliteit. Gaat dat nooit fout? Ja, een enkele keer wel. Zowel het Oude als het Nieuwe Testament laten ons leiders zien die de schapen slachten en opeten. Wij weten ook van ambtsdragers die fouten maken of over de schreef gaan. Daarom is de vraag naar de eigen relatie van de ambtsdrager tot Jezus zo’n belangrijke. Staat hij met zijn gezicht naar Jezus toe en stimuleert hij jou als gemeentelid ook om naar Jezus te kijken? Of stelt hij zich tussen jou en Jezus op? Dat laatste mag nooit gebeuren. Gelukkig is Jezus de enige, echte Herder. Zijn zorg voor jou is altijd liefdevol. En liefdeloze ambtsdragers moeten worden ontslagen uit hun dienst.

 

Het evangelie van Johannes 21 betekent ook dat je als gemeenteleden moet bedenken hoe je met ambtsdragers moet omgaan. Je verwachtingen van ambtsdragers moeten zich concentreren op hun liefde voor Jezus. Dat mag je van hen vragen, dat dit zichtbaar wordt. En dat zij je in die liefde voorgaan en onderwijzen om je zo dichtbij Jezus brengen. Dat zij je voor Jezus plaatsen. Daar is het aantal bezoekjes aan ondergeschikt. Dat zijn slechts middelen voor het bereiken van dat grotere doel, dat de gemeente achter Jezus aangaat. Ontvang zo als gemeente deze ambtsdragers, je krijgt ze uit de hand van Christus. Jezus legt de zorg voor zijn kudde heel bewust in handen van mensen. In Johannes 21 in handen van Petrus. Jezus vertrekt immers naar de hemel. Maar in zijn ambtsdragers wil Jezus dichtbij komen. Hij roept maar niet vanuit de hemel tegen je. Hij zegt niet: hier heb je mijn woord en lees dat maar. Nee, Jezus laat zijn woorden en daden door de mond en de handen van mensen vorm geven op aarde. Zo wil Hij in je leven komen met zijn genade, zijn liefde, zijn leven. Ontvang je de broeders ambtsdragers als mensen die Jezus aan je geeft? Als mensen in wie Hijzelf dan ook meekomt?

 

Er is nog één ding in Johannes 21 waar we naar moeten kijken. Op het moment dat Jezus de zorg voor zijn kudde in Petrus’ handen legt -nadat Jezus zich heeft overtuigd van Petrus’ liefde voor Hem- is er nog helemaal geen kudde. Jezus zegt wel: ‘Weid mijn lammeren’ en ‘Hoed mijn schapen’, maar waar zijn die schapen en lammeren? Ik zie ze niet. Petrus ook niet. Er ligt alleen een berg vissen op het strand, 153 stuks, een onwaarschijnlijk grote vangst. Met gepaste trots vermeldt Johannes dit getal (hij is zelf ook visser van beroep). Het net dreigde er zelfs van te scheuren. Terwijl ze de nacht daarvoor nog niets hadden gevangen, en de nacht is het beste moment om te vissen. Maar als Jezus dan komt, de niet-visser, roept Hij: ‘Gooi het net aan stuurboord uit dan lukt het wel.’ En zomaar opeens stroomt het net vol. Zal deze Jezus dan niet net zo de kerk doen volstromen met schapen en lammeren van alle kanten? De Herder Jezus overziet daar aan de oever van het meer van Tiberias al heel zijn toekomstige kudde. Al de schapen en lammeren. Ook jou en mij. En wij zien hier dat het echte werk in de kerk gedaan wordt door Hem. Door Jezus. Hij brengt bijeen, Hij verzorgt de kudde, Hij leidt de kudde naar de werkelijkheid van het leven met God. Een werkelijkheid die zo overweldigend groot is dat de wereld te klein is om dat allemaal in boekvorm te bevatten. Amen.