Antwoord aan Asaf

27 augustus 2017

Ontzag voor God zorgt ervoor dat je je niet vertilt aan het probleem van blijvend onrecht en een uitblijvend oordeel.

Lezen: Psalm 73, Jeremia 12:1-6

Tekst: Prediker 7:15-18

Ik begin de preek bij de jongens en meisjes. Ik ga jullie een verhaal vertellen en dan een vraag stellen. Het verhaal gaat over twee kinderen, Jan en Marieke. Jan doet altijd heel voorzichtig. Hij klimt niet in bomen. Hij fietst altijd heel voorzichtig. Hij maakt geen ruzie en gaat al helemaal niet vechten. Jan is zuinig op z’n spullen. Marieke is heel anders. Ze is stoer. Ze knalt met haar fiets gerust stoepen af en stoepen op. Ze mikt haar tas altijd met een grote klap onder de kapstok. Laatst had ze nog een scheur in haar jas en ze trok gewoon haar schouders erover op. Maar nu is er wat gebeurt. Met de klas fietsten ze ergens naartoe en onderweg zijn Jan en Marieke gevallen. Marieke had niks en haar fiets was nog helemaal heel. Maar Jan heeft zijn arm gebroken, er zit een slag in zijn wiel en in zijn nieuwe broek zit een gat! Wat vinden jullie daarvan? Dat is niet eerlijk hè? Iemand die altijd heel voorzichtig doet heeft vreselijke pech en iemand die altijd heel wild doet heeft geluk.

 

Het gaat er vaak niet eerlijk aan toe

Daarover gaat de preek vanmiddag. Wij willen graag dat de dingen eerlijk gaan, dat mensen krijgen wat ze verdienen. Kinderen kunnen ook heel gemakkelijk roepen: eigen schuld! Als jij zo dom doet dan gaat het ook fout. Daar zit haast iets triomfantelijks in: zie je wel, het systeem klopt. Maar ondertussen gaat het er in onze wereld vaak helemaal niet eerlijk aan toe. Denk maar aan dat voorbeeld van Jan en Marieke. En je kunt nog wel meer voorbeelden bedenken die laten zien dat er niet zoiets is als een systeem. Heel vaak zie je juist dat het slecht gaat met de goeden en dat het goed gaat met de slechten. Iemand die heel gezond leeft wordt ziek, en iemand die ongezond leeft wordt oud. Iemand die gemeen doet tegen anderen kan daar maar mee doorgaan, iemand die opkomt voor anderen krijgt op zijn kop. Iemand die lui is wint de loterij, terwijl iemand die altijd hard werkt en spaart alles verliest. Dat is niet eerlijk en dat voelen we allemaal. We vinden dat niet rechtvaardig. Ook het bijbelse woord ‘rechtvaardig’ wil zeggen dat het er eerlijk aan toegaat: iemand krijgt wat hij of zij verdient. Dus de goeden worden beloond en met de slechten gaat het slecht. Maar we weten allemaal dat de wereld zo niet in elkaar zit. Er is juist veel onrecht.

 

Wees niet al te rechtvaardig (Prediker 7:16)

In zo’n wereld is dit een diepe wijsheid. Want wie al te rechtvaardig is, wil dat in deze wereld alles er al eerlijk aan toegaat. Maar als je zo om je heen kijkt word je knettergek. Waarom kunnen mensen als Erdogan, Assad of Putin hun gang gaan, jaar na jaar? Waarom wordt zo iemand niet ziek en sterft, in plaats van een jonge moeder? Dat is nou typisch een voorbeeld van te rechtvaardig zijn. Het is een voorbeeld van het oordeel over recht en onrecht nu al willen laten plaatsvinden. Terwijl God zegt: dat komt straks, na deze wereld. Maar wat kan het moeilijk zijn om daar op te wachten. Wij willen zo graag dat mensen nu al krijgen wat ze verdienen.

 

Dat geldt niet alleen voor straf maar ook voor beloning. Hoe gauw denken wij niet: ik probeer te leven zoals de Here wil, ik doe wat Hij van me vraagt, maar waarom krijg ik dan zoveel ellende en moeite te verduren? Soms hoor ik het ook zo zeggen: als God de zondaars toch niet bestraft dan kan ik ook wel zo gaan leven. Waarom zou ik dan nog mijn best doen?

 

En dan zegt de Prediker: vertil je daar nou niet aan. Je zou Prediker 7:15-18 een antwoord aan Asaf kunnen noemen. Asaf dichtte Psalm 73, we hebben hem gelezen. En zijn probleem is dat het goed gaat met de slechten en slecht met de goeden, en dat is niet eerlijk. Daar hebben wij moeite mee. Ook wijzelf willen graag nu al krijgen wat we (menen te) verdienen, en dat is een goed leven want we zijn toch goede mensen? We zoeken God toch en geloven toch in zijn naam? Maar God leert je hier: ook goede mensen, ook mijn kinderen moeten wachten op mijn oordeel na deze wereld, na dit leven, en dan pas zullen zij krijgen wat ze verdienen.

 

Het is nog geen paytime

Maar wat kun je daarmee worstelen. Sommige christenen zeggen dat wie het werkelijk wil -wie zich er werkelijk naar uitstrekt- nu al verlost wordt van moeite, nu al genezing ontvangt, dat nu al allerlei belemmeringen in het leven met God kunnen worden opgeheven. Maar deze gedachte (je komt het bijvoorbeeld tegen in het bevrijdingspastoraat) loopt stuk op de onoplosbaarheid van de zonde. Het is dat schematische denken: de goeden moeten het goed hebben. Maar bij God is het nog geen paytime. De tijd voor loon en straf komt later. God heeft geduld met zijn wereld. Wij leven niet in de tijd dat de beloningen al worden uitgereikt maar in de tijd die de wereld krijgt om zich tot God te bekeren. In die periode laat God onrecht, gebrokenheid, ziekte, moeite en verdriet bestaan. En zonde. Ik begrijp het als je daar tegenaan loopt. Ervan baalt. Het is ook ellendig. Maar laten we niet tegen elkaar zeggen dat je er vanaf kunt komen. Prediker 7:20 zegt: ‘Er is geen mens op aarde die nooit zondigt, die alleen maar goed is en altijd rechtvaardig’. Het is hoogmoed om te zeggen dat wij het kunnen overwinnen. En het is niet waar dat God het nu al wil overwinnen. Zonde, onrecht en gebrokenheid blijven bestaan tot Jezus’ wederkomst. Bij ongelovigen en gelovigen. Prediker 7:13 vat dit zo samen: Zou jij recht maken, wat God krom heeft gemaakt? Je gaat op de stoel van God zitten wanneer je gebrokenheid nu al definitief wilt oplossen.

 

Heb ontzag voor God (Prediker 7:18)

Nu snap ik wel dat het bevrijdingspastoraat, genezingsdiensten en de radicale heiligingsbeweging zijn ontstaan in reactie op een stuk passiviteit in de kerk. Gelatenheid over de zonde, een zich neerleggen bij gebrokenheid, het accepteren van ellende als iets dat erbij hoort. Maar zo’n passieve houding is niet de boodschap van de kerk. Het is ook niet de boodschap van de bijbel. Schitterend is de vraag van Jeremia in hoofdstuk 12:1: ‘HEER, u staat altijd in uw recht als ik het tegen u opneem. Toch vraag ik, hoe verantwoordt u dat boosdoeners in voorspoed leven, en trouwelozen rust genieten?’ Dat is niet passief. Jeremia gaat ermee naar God. Hij legt zijn moeite over het uitblijvende oordeel voor God neer. En het antwoord zit in Prediker 7:18, daar staat: ‘Wie ontzag voor God heeft, ontsnapt aan al te veel rechtvaardigheid en ook aan al te veel onrechtvaardigheid.’ Dus iemand die ontzag heeft voor God wordt niet gekweld door de vraag waarom Erdogan, Putin en Assad nog steeds aan de macht zijn. Maar hij of zij zegt ook niet: als de goddelozen toch niet bestraft worden ga ik ook zo leven. De vraag is: wat is ‘ontzag hebben voor God’? En waarom zou iemand die ontzag heeft voor God zich niet meer vertillen aan dat probleem van het uitblijvende oordeel?

 

    Vertrouwen

Iemand die ontzag voor een ander heeft, kijkt tegen hem of haar op. Ontzag hebben voor God betekent: Hem als hoger zien. Hij staat boven de mens, boven mij. Hij is wijzer, Hij heeft het overzicht. In God ontmoet ik mijn meerdere. Of, zoals Jeremia het zei: ‘HEER, u staat altijd in uw recht.’ Als ik God zo ken in die kwestie van het uitblijvende oordeel dan wordt het heel concreet. Ontzag hebben voor God betekent dat ik vertrouw op zijn komend en eerlijk oordeel. Nu worden de slechten in de wereld nog niet gestraft en de goeden niet beloond. Maar God vraagt van mij dat ik erop vertrouw dat dit eens wel gebeurt.

 

    Geduld

Ontzag hebben voor God betekent ook dat ik geduld heb. Dat ik wacht op Gods tijd. In Prediker 3:16 wordt het probleem van het onrecht ook al benoemd. De Prediker zegt daar: ‘Ik heb nog iets onder de zon gezien: op de plaats waar recht gesproken wordt, heerst onrecht. Ik zag de plaats waar gerechtigheid zou moeten zijn, en er heerst onrecht.’ En vers 17: ‘Ik zei tegen mezelf: God zal zowel de rechtvaardigen als de goddelozen aan zijn oordeel onderwerpen, want er is bij hem voor alles wat gebeurt en voor elke daad een tijd en een plaats.’ Dat geloof, dat vertrouwen en geduld vraagt God van ons. Vertrouw erop: eens doet God recht.

 

    Gehoorzaamheid

Ontzag voor God hebben is ook: gehoorzaamheid. Dat ik God gehoorzaam ook zonder direct resultaat, ook zonder beloning. Op die manier God gehoorzamen is moeilijk. Wie op zondag niet wil werken loopt inkomsten mis. Wie die leuke maar ongelovige jongen of meid laat lopen blijft misschien wel alleen. Dan kun je je zomaar afvragen: waar blijft Gods zegen op mijn gehoorzaamheid? Die zegen komt niet altijd in dit leven. Maar als ik ontzag heb voor God, Hem als hoger en wijzer erken, dan gehoorzaam ik ook zonder direct resultaat.

 

    De oplossing van zonde, onrecht en gebrokenheid van God verwachten

Ontzag hebben voor God betekent ook dat ik de oplossing van zonde, onrecht en gebrokenheid van God verwacht. Wie maakt er eigenlijk een einde aan de zonde, het onrecht en de gebrokenheid? Doe ik dat als mens of doet God dat? Wie lost de zonde op in mijn leven? Wie lost de zonde op in de gemeente? Wie lost de zonde op in deze wereld? Ik niet. Geen mens kan dat. Want ‘er is geen mens op aarde die nooit zondigt, die alleen maar goed is en altijd rechtvaardig’ (Prediker 7:20). Het is rot genoeg dat wij de zonde en het onrecht niet kunnen oplossen. Maar God vraagt dat ook helemaal niet van ons. Want dat doet Hij. Daarom wil God dat wij dat van Hem verwachten.

 

    Recht doen

Een laatste concrete invulling van ‘ontzag hebben voor God’ is dat God wil dat wij een begin maken met zelf rechtvaardig te leven. Dat we eerlijk zijn naar onze medemens, dat we God geven wat Hij verdient: liefde, eer en aanbidding. In plaats van voor God uit te maken wie Hij moet straffen en belonen in deze wereld, onderwerpen we onszelf nederig aan Gods geboden.

 

Wie zou nu nog willen beweren dat de boodschap van de kerk er een van passiviteit is? Tegelijk begrijp ik het activisme van sommige christenen ook heel goed: wat zou het mooi zijn als ik de zonde uit mijn leven kon bannen. Wat is het verleidelijk om de definitieve strijd aan te gaan met ziekte, machten en onrecht. Maar die actie vraagt God niet van mij. God vraagt van mij: vertrouwen, geduld, gehoorzaamheid, geloof, en dat ik zelf recht doe (Micha 6:8).

 

God doet recht

Wat is nou het mooie van dit evangelie? Ik wil niet dat je naar huis gaat met het gevoel dat ik je iets zou hebben afgenomen, namelijk dat er in dit leven geen zondeloosheid, volmaaktheid en recht te bereiken is. Ik hoop dat je naar huis gaat met dit in je hart: God doet recht! En dat is zo zeker, zo duidelijk, zo God zelf - dat geeft toch veel meer blijdschap dan de illusie van een mooi leven nu? Als je zou moeten kiezen tussen een mooi leven nu zonder enige moeite of een eerlijk en rechtvaardig oordeel over deze wereld...? Maar wij mogen niet eens kiezen. God heeft dat allang gedaan: er komt op zijn tijd een rechtvaardig oordeel en tot dat moment blijven zonde, gebrokenheid en onrecht bestaan. Veroordeeld door Christus, dat wel. Zonde, gebrokenheid en onrecht hebben nooit een legitieme plaats gehad in Gods schepping of in ons leven. De troost van Prediker 7 is dat het elk spoortje van zelf verantwoordelijk zijn voor de beëindiging van onrecht, zonde en gebrokenheid bij ons weghaalt. God doet recht. Zouden wij Hem dat ook niet gunnen?

 

In Christus

Ik vind dat bemoedigend: wat een God hebben wij! Als ik straks de kerk uit ga en weer rondloop in deze wereld hoef ik niet te kijken naar wat voor ogen is maar kan ik vast houden aan wat God zegt. Hij doet recht. Zo hou ik het vol. Maar dit evangelie doet nog meer met me, het zet me voor Christus. De vraag wie mijn zonde oplost, wie een einde maakt aan mijn zonden, gaat heel diep. In allerlei varianten proberen mensen daar zelf een rol in te krijgen. Bijvoorbeeld door te zeggen dat er redding is maar dat jij die moet aanpakken. Of door te zeggen dat de Geest je geloof wil geven maar dat jij de belemmeringen daarvoor moet opruimen. Maar zo zit het niet. Dit evangelie zet je voor Christus neer, de enige en volkomen verlosser. Zoek je behoud bij Christus tegen Gods komende oordeel. Want God doet recht.

 

Afsluitend, wanneer je van de week tv kijkt, het journaal, of je leest in de krant, bedenk dat je je niet hoeft op te winden over onrecht. Tenminste, niet om jezelf. Des temeer om God omdat je weet hoe onrecht Hem kwetst. En als je de slachtoffers van onrecht helpt, doe dat dan om daarmee iets te laten zien van het einde dat God op zijn tijd aan al het onrecht zal maken. Verder, gebruik Gods geduld met deze wereld om rechtvaardig te leven en om te groeien in geloof en vertrouwen. Grijp Gods geduld ook aan om het evangelie uit te delen.

 

Eén mogelijke vergissing moet ik nog uit de weg ruimen. Als de prediker zegt: ‘Wees niet al te rechtvaardig’, dan betekent dat niet dat we een oogje toeknijpen bij zonden. Zo geldt dat niet voor onszelf, zo zullen we dat ook niet doen bij zonden van een broeder of zuster. Het is bijna een echo van Prediker 7 wanneer we in het Nieuwe Testament lezen: ‘Broeders en zusters, wanneer u merkt dat een van u een misstap heeft begaan moet u, die door de Geest geleid wordt, hem zachtmoedig weer op het rechte pad brengen. Pas op dat u ook zelf niet tot misstappen wordt verleid’ (Galaten 6:1). Er is een heel subtiel verschil tussen elkaar oordelen en elkaar het oordeel aanzeggen. Zelfs de christelijke tucht heeft niet de bedoeling te veroordelen, maar wil bij voortgaande zonde de uiterste consequentie van het oordeel van God aanwijzen. De tucht heeft niet als bedoeling de zonde uit te bannen -hoe zou dat ooit kunnen- de tucht heeft de bedoeling de weg naar vergeving door Christus te wijzen. De centrale vraag is en blijft: wie maakt recht wat God krom heeft gemaakt? Antwoord: Christus! Amen.