Bezeten van Jezus

18 februari 2001

Jezus in je leven toelaten beperkt niet, maar opent juist nieuwe mogelijkheden.

Lezen: Marcus 5:1-20 en Handelingen 10:34-39a

Tekst: Marcus 5:1-20

Een angstaanjagende ontmoeting

De boot is aan. Jezus stapt uit. Eerst met de voeten in het water, dan de laatste stappen naar het strand. De discipelen kijken met gemengde gevoelens naar het rustige water. Het bijna spiegelgladde meer van dit moment staat in schril contrast met het spookmeer van afgelopen nacht. Toen hadden hoge golven van alle kanten op het scheepje ingebeukt. Water sloeg naar binnen. Wat waren ze bang geweest. Ze hadden gedacht dat dit het einde was.

 

Gelukkig was het anders gegaan. Eerst hadden ze niet gedurfd Jezus wakker te maken. Maar toen ze dachten dat ze op het punt stonden werkelijk te vergaan, hadden ze tot Hem geschreeuwd om hulp. Jezus was opgestaan en had de donkere golven en de suizende wind toegesproken. En wat hadden ze zich schuldig gevoeld over zijn woorden: waarom waren jullie zo bang, hebben jullie dan geen geloof?’

 

Het spiegelgladde meer van deze ochtend maakt dat ze af en toe met een schuin oog naar Jezus kijken, wie is Hij toch dat ook de wind en de zee Hem gehoorzamen? Met Jezus in de buurt maak je wat mee! Zo staan ze op de oever. Ze hebben de boot een stukje uit het water getrokken. Afwachtend kijken ze rond. Ze zijn hier buiten het grondgebied van Israël. Het heilige land ligt nu aan de overkant van het meer. Ze vragen zich af wat Jezus hier in de Decápolis te zoeken heeft.

 

Dan opeens klinken er wilde kreten. Angstaanjagend geschreeuw, een holle lach en dan weer langgerekt gehuil. De discipelen kijken angstig omhoog naar de rotsen, waar komt dat geluid vandaan? Is het een mens, een wilde, een gek? Dan kijken ze naar Jezus, waarom staat Hij daar zo rustig? De ergernis van afgelopen nacht komt weer omhoog; toen Hij zo lekker lag te slapen terwijl zij vergingen. Dan zien ze waar het geluid vandaan komt, er beweegt iets tussen de rotsen. Het is een man, onverzorgd, lang haar, geen kleren aan. Zijn lichaam ziet er vreemd gevormd uit, geblutst en gebeukt. In hoog tempo komt hij dichterbij, de discipelen keren zich om. Laten we gaan Jezus, vlug de boot weer in het water. Zo’n ontmoeting ga je liever uit de weg.

 

Maar Jezus staat rustig de komst van de man af te wachten. Het laatste stukje gaat de man zo snel over de onbegaanbare rotsen dat het lijkt of hij niet meer loopt, zijn lichaam wordt geduwd en gedragen. Als Hij voor Jezus op de grond neervalt voelen de discipelen de kracht die van deze man uitgaat, hun hart bonkt in hun keel.

 

Ze weten wel van het bestaan van deze ongelukkigen, deze man is een bezetene. In Israël heb je ze ook wel, een mens die door een demon in bezit is genomen. Jezus had in hun bijzijn al verschillende demonen uitgedreven. Maar dit schijnt een geval apart te zijn, deze man is er zo erg aan toe dat hij niet meer in de samenleving kan blijven. Hij woont ver bij iedereen vandaan, in de rotsen waar de doden begraven worden. Deze man is de macht over zijn lichaam helemaal kwijt. De demonen drijven hem soms nachten lang voort, dan moet hij maar door. Ze maken hem zo gek in zijn hoofd dat hij het uitschreeuwt, betekenisloze klanken of wilde vloeken. De demonen geven niets om de man. Vaak keert hij zich tegen zichzelf, dan moet hij zich wat aandoen: hij beukt zijn eigen lichaam. Op zo’n moment voelt hij de pijn niet eens. De demonen geven hem zo’n waanzinnige kracht dat hij ijzeren kettingen met zijn handen stukbreekt.

 

Op geen enkele manier is deze man te handhaven in de maatschappij. Hij terroriseert het gebied. Je kunt denken dat je alles voor elkaar hebt als samenleving: een bloeiende economie, sociale voorzieningen, ziekenhuizen en opvangmogelijkheden. Deze man laat zien dat het symptoombestrijding is. De wereld heeft te maken met een onoverkomelijke gebrokenheid. Want de relatie tussen God en zijn schepping is verstoord. Er gaat een vijand rond, de duivel, met duizenden demonen in zijn dienst.

 

Er is meer dan mensen voor ogen zien. Ja, zul je zeggen, ik geloof in de onzichtbare God. Misschien geloof je ook in het bestaan van geesten. Goede geesten, engelen. Maar hoe reëel geloven wij nog in demonen? Houden we rekening met mogelijke aanvallen op ons persoonlijk of op de kerk? Beseffen wij dat er een oorlog gaande is tussen God en de duivel, tussen demonen en engelen? Je kunt denken dat je je er aan kunt onttrekken, je kunt doen alsof je niets ziet. Dat is een vergissing. Ook in onze maatschappij loop je tegen dingen aan die we niet kunnen oplossen, zoals uitingen van geweld. Met een bedekkende term noemen we zulk geweld zinloos.

 

Het gesprek tussen Jezus en de demonen

De bezeten man valt voor Jezus neer. De discipelen staan dicht bij de boot, hun hart bonst in hun keel. Ze voelen de kracht die er van de man uitgaat. Alsof er daar meer personen aanwezig zijn dan de man, Jezus en zij. Veel meer. Je voelt het gewoon. Het is angstaanjagend.

 

Gespannen wachten ze af wat er gaat gebeuren. Ze kijken naar Jezus die daar als de rust zelve staat. Dan begint Jezus te spreken met dezelfde stem als waarmee hij de storm tot zwijgen had gebracht. Die stem waarin zijn diepe bewogenheid met mensen doorklinkt en tegelijk zijn eindeloze macht en majesteit. Jezus zegt: ‘Onreine geest, ga uit van deze mens!’

 

De demonen hadden het al zien aankomen zodra Jezus voet aan de grond zette in het land van de Gerasénen. Dat gebied dat eens bij Israël had gehoord, maar zich vrijgevochten had en de Romeinse overheid gevraagd had niet opnieuw bij Israël ingedeeld te worden. Het was een gebied waar een cultuur heerste waarin alles kon. Anti Israël en anti de wetten van Israël. Zo was er een bloeiende varkensvleesindustrie. De Joden aten geen varkensvlees, dat was hun bij wet verboden. Maar hier aan de overkant van het meer, tegenover het heilige land, worden onreine varkens gehouden.

 

Demonen hebben hier vrij spel, het is hun gebied. Daarom zien ze Jezus ook met schrik en beven aan land komen. Wat komt Hij doen, komt hij ons het gebied uitzetten? Komt Hij ons van de aardbodem wegvagen, stuurt Hij ons naar de buitenste duisternis om daar voor eeuwig gepijnigd te worden? Het angstzweet breekt hen uit en daarom vliegen ze op Jezus af. Misschien valt er nog iets te redden. Misschien kunnen ze een of andere deal sluiten.

 

Ze kennen Jezus van Nazaret wel, Hij is de Zoon van de allerhoogste God. Ze zijn voor Hem gewaarschuwd. Alle duivelse pogingen om zijn komst naar de aarde te verhinderen zijn op niets uitgelopen. Herodes doodde de verkeerde kinderen en Satan zelf had Jezus niet kunnen overhalen om ontrouw te worden aan zijn roeping en zijn Vader. Nu staat die Jezus van Nazaret, de Zoon van God, voor hen. Ze voelen wel, dit redden we nooit.

 

De man schreeuwt het uit: ‘Wat hebt u met mij te maken, Jezus, Zoon van de allerhoogste God?’ Waarom bemoeit Jezus zich nou net met hen? Waarom komt Hij nou net in hun gebied en blijft Hij niet in zijn eigen land? ‘Ik bezweer u, bij God, dat u mij niet pijnigt!’ De duivelen zijn als de dood dat ze nu al van de aarde verwijderd zullen worden en in de poel van eeuwige pijn gegooid worden.

 

De discipelen krijgen tijdens dit gesprek nog meer zicht op Jezus’ macht. Jezus vraagt: ‘Hoe heet je?’ Het antwoord maakt duidelijk wat de discipelen telkens al voelden: in deze man huist een enorme macht aan demonen. ‘Legioen!’ zeggen de duivelen. Wij zijn Legioen, want wij zijn met zeer velen. Het is een Romeinse militaire term: een legioen is een groep van zo’n 4000-6000 goed getrainde soldaten, alleen de besten. Satan stationeert zijn legers strategisch om het heilige land heen. Maar de ontmoeting met Jezus, de Zoon van de allerhoogste God, maakt van dit legioen een troepje bevende onderhandelaars.

 

Vernietiging van het onreine

Het legioen demonen probeert het vege lijf te redden, ze smeken Jezus: ‘Stuur ons in die troep varkens daar, dat wij hen in bezit nemen!’ En de alles kapotmakende macht van de demonen, die de bezeten man er toe gebracht had zijn eigen leven te verwoesten, mist ook nu zijn uitwerking niet. Zodra ze weg zijn uit het blikveld van Jezus ontladen ze al hun spanning en frustratie. De discipelen zien het in de verte gebeuren: een plotselinge onrust komt over de varkens die eerst zo rustig met hun kop dicht bij de grond op zoek waren naar voedsel. Nu tillen ze hun koppen op, de troep komt in beweging, ze draaien allemaal één kant op. De verbaasde varkenshoeders staan als aan de grond genageld, hun relaxte baantje verandert in een horrorfilm. De varkens maken steeds meer vaart, als een donkere vlek zien de discipelen de troep bewegen. Nu horen ze het ook, het geluid van duizenden hoeven die de grond beuken hangt hoog in de lucht.

 

Al gauw wordt duidelijk hoe dit af zal lopen, de kop van de troep buigt in de richting van de steile rotshellingen van het meer. De varkens lijken nergens meer door gestopt te kunnen worden. De hoeders kijken machteloos toe. Dan storten de bezeten varkens bij honderden tegelijk over de rand. Het water spat op en je hoort de varkens neerkomen op het water.

 

Als de laatste varkens onder water verdwenen zijn wordt het stil. Er valt iets van de discipelen af, de atmosfeer is opgeklaard en de druk die in de lucht hing is weg. Het landschap ziet er vredig uit. De helling waar zo pas de varkens liepen ligt er mooi en rustig bij. Niets herinnert aan wat er gebeurd is. Alsof er een grote schoonmaak heeft plaatsgevonden.

 

Jezus vernietigt niet vaak dingen, vaker geneest en heelt Hij. Hier vernietigt Hij. Jezus geeft het legioen demonen toestemming de varkens in bezit te nemen. Zo wordt het onreine vernietigd; dat wat in Israël verboden was maar hier in een gebied dat vroeger bij Israël hoorde gebruikt wordt om flink winst mee te maken. De mensen in de steden leven in luxe: varkensvlees op tafel. En de varkensboeren leven goed van de winst.

 

Dat is niet alleen iets van toen en daar, in ons land komt dat ook op je af. We leven in een onreine cultuur. Of je nou wil of niet, veel luxe heeft een donkere kant. Veel welvaart, ook in ons land, is verkregen over de rug van anderen. Veel welvaart heeft verbanden met duistere praktijken en onfrisse zaken. Dan gaat het niet alleen over individuen, de kleintjes, dan gaat het ook over grote bedrijven en overheidsinstellingen.

 

Wat moet je als volgeling van Jezus doen, je er aan onttrekken? Dat wordt moeilijk, dan moet je haast wel van de aardbodem verdwijnen. Moet je het onreine proberen te vernietigen? Vaak zijn het machten op zich, grote structuren en netwerken, daar doe je niet zomaar wat tegen. Wat wel kan is afstand nemen van datgene wat onrein is in onze cultuur. Dan bedoel ik datgene wat ingaat tegen Gods geboden en haaks staat op de dienst aan Hem. Heel praktisch: denk eens na over je tijdsbesteding. De westerse mens is eindeloos druk met zichzelf. Hoeveel anders ben jij? We hebben ons aangewend een grote mate van troep en zinloosheid tegen te komen op tv, op straat, in boeken en in uitgaansgelegenheden. Hoe ga je daarmee om? Staat het liefhebben van God daar voor jou gewoon naast? Alsof het naast elkaar kan bestaan, van God houden en bezig zijn met dingen waar Hij niet van houdt.

 

Dat kost strijd in je hart en hoofd. Keuzes maken is moeilijk. Hoe weet je wat goede keuzes zijn? Is het wel nodig om een keuze te maken, kan ik dat niet uitstellen? Is dit nou echt iets waarbij ik moet kiezen, veel onderwerpen zijn toch vrij? Over veel dingen mag je toch je eigen mening hebben? Het is maar wat je wil, afwachten of op safe spelen. Laat Jezus het onreine in je leven vernietigen. Hij wil dat doen in zijn bewogenheid met mensen, in zijn bewogenheid met jou.

 

Jesus, go home!

Nadat de varkens in het meer verdronken zijn keert de rust weer. Een diepe rust die uitstijgt boven het aardoppervlak. Het is een rust die je haast kunt voelen in de lucht. Als je over de hellingen heenkijkt zie je dat het een rust is tussen hemel en aarde. De lucht tussen hemel en aarde is weer helder.

 

Maar het duurt niet lang of er tekenen zich allerlei bewegingen af over de velden. Er komen mensen aanlopen, veel mensen. Nadat de varkens verdronken waren, zijn de hoeders in blinde angst weggelopen. In het eerste het beste dorpje vertelden ze hun verhaal. Daarna vertelden ze het in de stad. De mensen kwamen uit de steden en dorpen om te kijken wat er gebeurd was. En daar zaten ze nog: Jezus, zijn volgelingen en de bezetene. Uiterlijk lijkt hij tenminste op de man die daar nu zo rustig zit. Maar hij is zo anders. Het lijkt alsof hij is overgegaan in een andere macht, de macht van iemand die goed voor hem is, die hem rust en vrede geeft. Vrede met zichzelf en met de mensen om hem heen. Sociaal contact is weer mogelijk, kleren bedekken zijn littekens en blauwe plekken. Hij spreekt rustig. De mensen herkennen hem, terwijl hij toch onherkenbaar veranderd is.

 

De bewoners van het gebied waren altijd bang geweest voor de bezetene, je zorgde ervoor uit zijn buurt te blijven. Nu maakt een andere angst zich van hen meester. Ze voelen dat er een andere macht in hun gebied is gekomen. Een macht die uiteindelijk nog veel sterker zal blijken te zijn dat die van het Legioen. In de persoon van Jezus is de macht van de Allerhoogste hun gebied binnen gekomen.

 

Dat betekent -dit voelen ze haarscherp aan- dat je moet breken met alles wat haaks staat op God en zijn gebod. Dat betekent dat ze niet langer kunnen leven zoals ze deden: vrijgevochten, zelf uitmaken wat je doet en laat, anti Israël en anti Israëls God. Daarom beginnen ze er bij Jezus op aan te dringen: Ga toch weg uit ons gebied, alstublieft! We kunnen u hier niet gebruiken. U past hier niet. Als u hier wilt blijven dan moeten we ons aanpassen, dan moeten we ons bepaalde dingen ontzeggen. Juist die dingen die ons leven prettig maken. Als u blijft kunnen we onszelf niet meer zijn.

 

Ze begrepen er niet veel van. De ex-bezetene is juist het levende bewijs van het omgekeerde, je wordt weer jezelf als de macht van Jezus je leven aanraakt. Als je Jezus in je leven toelaat dan beperkt dat niet, het opent juist nieuwe mogelijkheden. Contacten met anderen, een leven zonder angst voor machten die je niet aankunt, een leven zonder schuldgevoelens over bewust of onbewust meedoen met de onreinheid van de cultuur.

 

Het doet pijn om zonden uit je leven weg te snijden. Hoe vaak probeer jij Jezus niet buiten je leven te houden: Hij past hier niet. Als Hij in mijn leven wil binnenkomen moet ik me zo aanpassen, dan moet ik mezelf allerlei leuke dingen ontzeggen. Als Hij in mijn leven komt, kan ik dan mezelf nog wel zijn?

 

Jezus maakt van de bezetene zijn bode

De bewoners van het gebied aan de overkant van het meer maakten een fatale vergissing. Maar dan zie je Gods genade. Jezus ontfermt zich over hen. Hij laat mensen niet stikken op eigen gekozen dwaalwegen. Jezus gaat wel weg uit het gebied, Hij stapt weer in de boot. Maar hij laat de bezetene achter als zijn bode.

 

De bezetene -die genezen was maar nog altijd als zo werd aangeduid- had graag meegewild met Jezus. Hij had de verlosser van zijn leven gevonden. Of beter gezegd, de verlosser had hem gevonden. Jezus was ook niet voor niets naar de overkant van het meer gegaan, dat gebied dat ooit bij Israël had gehoord. Jezus zoekt wat verloren is. Het gebied aan de overkant van het meer is van Hem, met zijn bewoners. De wereld is van Hem.

 

Maar de bezetene mag niet met Jezus mee naar het heilige land al gaat hij ervoor op de knieën. Jezus maakt van de bezetene een bode, Hij zegt: Ga naar je huis, je familie, de mensen die je kent, en vertel ze wat er met je gebeurd is. Hoe je bevrijdt bent, hoe Jezus zijn grote ontferming aan je getoond heeft en dat je getuige bent geweest van zijn macht.

 

De bezetene ging op pad. Hij maakte het hele gebied tot zijn werkterrein. Overal vertelde hij wat Jezus voor hem gedaan had. De bezetene was al gauw een begrip. Want hij kon er niet over zwijgen, Hij moest het kwijt. Alsof iemand zijn lichaam stuurde, alsof zijn tong door iemand anders bewogen werd. Zijn leven lang, of hij nu ziek was of gezond, zelfs toen hij oud werd, heeft de bezetene in zijn lichaam de wonderlijke kracht van Jezus gevoeld. Amen.