Bidden omdat genade en ontferming je diepste wens is
7 juli 2013
In het jaar 33 van onze jaartelling heeft Jezus met zijn dood aan het kruis vergeving bewerkt. Vraag op grond daarvan vandaag om vergeving van je zonden. En hoor Jezus zeggen: ‘Je zonden zijn je vergeven, je geloof heeft je gered, ga in vrede.’
Lezen: Lucas 7:36-50
Tekst: Zondag 51
Nu wij het vanochtend over vergeving gaan hebben stel ik eerst de vraag: huil jij wel eens om je zonden? Je hoeft die vraag niet hardop te beantwoorden, dat ga ik hier ook niet doen. Bedenk het eens voor jezelf: huil jij wel eens om je zonden? Baal je ervan? Ben je er kapot van? Dat je ruzie maakte. Dat je verkeerde woorden zei. Dat je over iemand kletste. Dat je verkeerde sites keek. Dat je je gemakkelijk afmaakte van bidden en bijbel lezen. Dat je je eigen gang ging in plaats van te doen wat God van je vraagt. Huil jij wel eens om je eigen zonden tegenover God en mensen?
We lazen net in de bijbel over die vrouw die naar Jezus gaat. Zij huilt om haar zonden. Bittere tranen, een hartstochtelijk huilen, kapot als ze is van haar zonden. En ze is niet de enige in de bijbel. Ook van Petrus lees je dat hij bitter huilt als de haan kraait en hij beseft dat hij Jezus drie keer verloochend heeft. Bittere tranen, hij is er kapot van. En ook David huilt als hij beseft wat hij gedaan heeft met Batseba en Uria, we hebben erover gezongen. Ik denk ook aan de emotionele uitroep van Paulus in Romeinen 7 (vers 19 en 24): ‘Wat ik verlang te doen, het goede, laat ik na; wat ik wil vermijden, het kwade, dat doe ik. Wie zal mij, ongelukkig mens, redden uit dit bestaan dat beheerst wordt door de dood?’
Nu eindigt het verhaal van Lucas 7 met het woord ‘vrede’. Jezus’ laatste woorden tegen de vrouw zijn: ‘Uw geloof heeft u gered; ga in vrede’. Dat betekent hier: het is weer goed. Jezus had vlak daarvoor tegen haar gezegd: ‘Uw zonden zijn u vergeven.’ Dat geeft haar die vrede. Rust. Het is weer goed. Ze kan stoppen met huilen. Een lach breekt door op haar gezicht. Het is weg, mijn zonden worden me niet meer aangerekend, niet meer nagedragen. De last op haar schouders drukt niet meer. Onvoorstelbaar. Ze kan het haast niet geloven. Maar als Jezus het zegt…
Wat kun je ook vandaag naar die vrede verlangen. Een hele diepe vrede in je hart dat het goed is. Dat je zonden niet meer tussen God en jou instaan. Dat je zonden vergeven zijn. Dat die last van je schouders verdwijnt. Want het kan zo aan je knagen: dit heb ik fout gedaan, dat kon echt niet en toch deed ik het, en daar schoot ik tekort. Hoe draag je dat allemaal? Dat kun je toch niet dragen? Vaak verstoppen we onze zonden voor de buitenwereld. Het maakt ons alleen. We dragen het alleen. Wat kun je dan verlangen naar vrede. Diepe vrede in je hart dat het goed is. Dat het je niet langer wordt toegerekend. Dat het je vergeven is.
Bij de vijfde bede moeten we het over deze dingen hebben. Over twee dingen ga ik het niet hebben, dat zeg ik alvast. Ik ga het niet hebben over onze identiteit. Ik lees in Zondag 51 dat een deel van onze identiteit is dat wij ‘arme zondaren’ zijn. Arm wil niet zeggen: zielig, het betekent: wij staan met lege handen, wij hebben niets om voor onze schuld te betalen. Maar het is dus een deel van onze identiteit: wij zijn ‘zondaren’. Ja en in Christus rechtvaardig tegelijk. Zo zei Luther dat: je bent zondaar en rechtvaardige tegelijk. Voor volgend seizoen is als thema vastgesteld: je identiteit als christen. Dan is er ruimte om hier meer over te zeggen. Het enige wat ik er nu nog over zeg is dit: ons mens-zijn valt niet samen met zondig zijn. Gelukkig niet! We zijn niet zondig geschapen. Het menselijke bestaan is geschonden. Het was goed en het wordt weer goed. Ons bestaan is geschonden, ja maar belangrijker is dat het ook een geschonken bestaan is. Gegeven door God. Geschapen. Goed en naar zijn beeld. Zo was het en zo wordt het weer.
Waar ik het ook niet over ga hebben in deze preek is of de vijfde bede een echte vraag is of dat je er eigenlijk mee zegt: ‘Dank u Vader voor de ontvangen vergeving, dank u dat ik in uw vergeving mag leven’. Nee, het is een echte vraag: ‘Vergeef ons onze schulden.’ Zo leert Jezus dit gebed aan zijn leerlingen in Matteüs 6 en in Lucas 11, als een echte vraag aan onze Vader in de hemel en zo vat de Catechismus het ook op. Kinderen van God komen hier bij hun Vader vragen om vergeving van hun schulden.
Ik verdeel de preek in drie punten:
1. Vergeving bewerkt
2. Vergeving gevraagd
3. Vergeving beleefd
1. Vergeving bewerkt
In het jaar 33 van onze jaartelling stierf Jezus Christus aan het kruis op de heuvel Golgota even buiten Jeruzalem. Zijn bloed vloeide, uit zijn handen, uit zijn voeten, uit zijn zij. Zo bewerkte Hij verzoening van onze zonden. Daar, toen. Die verzoening is bewerkt, het is gebeurd. Jezus zegt het zelf aan het kruis: Het is volbracht! Het kruisteken is hét symbool van het christendom. Het staat levensgroot op kerkgebouwen, mensen dragen het om hun nek. Wij hebben hier in de kerkzaal dat wandkleed: Jezus hangend aan het kruis. Goede Vrijdag, die zwarte, donkere, duistere dag, is de beste dag geweest in de geschiedenis van de mensheid. Misschien zegt iemand: maar de opstanding dan of Pinksteren? Dat was nooit gebeurd zonder Jezus’ kruisdood. We mogen gerust zeggen: Jezus’ dood aan het kruis is de kern van ons geloof.
We zien daarin ook Gods diepste liefde, de diepste liefde van Vader en Zoon samen. De Vader had zijn eigen Zoon er voor over om de straf bij ons vandaan te halen, Hij moest zijn eigen Zoon daarvoor zien lijden. En de Zoon had zijn eigen leven daarvoor over, gaf zichzelf over aan pijn, verdriet, vernedering en dat tot in de dood. Tegelijk zien we ook dat God zwaar tilt aan onze zonden. Anders had Hij dit toch niet gedaan? Als het anders had gekund had de Vader zijn Zoon toch niet aan het kruis laten spijkeren? Als het anders had gekund was Jezus deze bittere weg toch niet gegaan? Zo zwaar tilt God aan onze zonden. Je ziet hier twee dingen: vergeving is een wonder, een wonder van Gods liefde voor mensen. En vergeving kost bijzonder veel: bloed, zweet, tranen. Nee, bloed, zweet, tranen en de dood.
De Catechismus wijst dit moment waarop onze vergeving werd bewerkt ook aan in Zondag 51: ‘Wil ons, arme zondaren, om het bloed van Christus geen van onze misdaden toerekenen.’ Het bloed van Christus -uit zijn handen, uit zijn voeten, uit zijn zij, oftewel dat Hij zijn leven gaf- dat is de geboortegrond van de vergeving van onze zonden. Op grond daarvan vergeeft de Vader ons onze zonden. Vergeven is -ik ga een definitie geven- vergeven is: een reële schuld niet meer toerekenen. Ik ben God iets schuldig -wat dat is daar kom ik zo op- maar ik geef God dat niet, dus ik bouw een schuld op. En wanneer God vergeeft zegt Hij: ik scheld het je kwijt. Ik haal er een streep door. Jij hoeft dat niet meer te voldoen. We beginnen opnieuw. Er is een reële, een echte schuld, maar die rekent God mij niet meer toe. Niet omdat Hij dat schuldbewijs doorscheurt maar omdat Jezus het uit zijn handen pakt, erop kijkt en zegt: Ik betaal.
Wat ben ik God dan schuldig? Wat is die reële, echte schuld van mij? Iemand vroeg mij per mail: wanneer doe je zonde en wanneer niet? En heeft dat niet erg te maken met hoe nauw je geweten is? Wat de één voor zichzelf zonde vindt, vindt een ander misschien helemaal geen zonde. En de moeite daarachter was dat deze vraagsteller worstelde met het idee God teleurgesteld te hebben met een bepaalde zonde en als gevolg daarvan God niets meer durfde te vragen. De voorgestelde oplossing was naar mijn indruk dan: stel dat het helemaal geen zonde is wat ik gedaan heb, dan heb ik God dus ook niet teleurgesteld en kan ik gewoon tot Hem bidden en mijn vragen voorleggen.
Ik denk dat de oplossing beter gezocht kan worden in de richting van vergeving. Natuurlijk, voor wat geen zonde is hoef je geen vergeving te vragen. Daar doe je God ook geen plezier mee. Maar als je God teleurgesteld hebt kun je beter juist wel bidden. Ik begrijp de schroom die er dan is, dat voel ik zelf ook. Maar er is er maar één die het echt leuk vindt als je ophoudt met bidden en dat is de duivel, Gods tegenstander. Die vindt het mooi als er afstand is tussen God en jou en dat het gebed verstomt. Als je God teleurgesteld hebt kun je beter juist wel bidden. En vragen om vergeving. Huil maar om je zonden. Want het is rot. Maar dan mag je de woorden van Jezus aan die vrouw in Lucas 7 ook horen: ‘Je zonden zijn je vergeven. Je geloof heeft je gered; ga in vrede’.
Wat zijn zonden? Opnieuw een definitie: zonden zijn tekortkomingen tegenover God. Je bouwt dus ook echt een schuld op. Wat die tekortkomingen zijn kun je bijvoorbeeld vanuit de eerste vier beden van het Onze Vader benoemen. Vanuit de eerste bede: wordt Gods naam door mij geheiligd? Draait het in mijn leven echt alleen maar om Gods naam of is er ook een trek in mijn leven van naam maken voor mijzelf? Dan vanuit de tweede bede: onderwerp ik mij aan Gods koninklijke macht? Leef ik werkelijk als burger van zijn hemels koninkrijk? Oriënteer ik me in alles op dat rijk? En vertrouw ik volledig op God als koning in de hemel? En vanuit de derde bede: doe ik Gods wil? Verloochen ik mijn eigen wil, spreek ik God niet tegen, doe ik gehoorzaam wat Hij van mij vraagt? En vanuit de vierde bede: vertrouw ik echt op God alleen voor mijn levensonderhoud? En heb ik de zegen van het leven met God liever dan eten en drinken, gezondheid en welvaart?
Dus wanneer doe je zonden en wanneer niet? Dat heeft niet met je geweten te maken en hoe nauw dat is. Het heeft wel met je hart te maken. Zonde is niet iets goed of fout doen maar het is de Here wel of niet vertrouwen, de Here wel of niet liefhebben, het is genoeg hebben aan God of niet, het is God geven wat je Hem verschuldigd bent aan eer, liefde, trouw, gehoorzaamheid, dienstbaarheid, aanbidding enzovoorts, of dat niet doen. ‘Ach, wat moet ik toch beginnen’ -we zongen het zojuist- ‘nu ik steeds weer zonden doe... Er is hulp in deze strijd, dankzij Jezus, Hij bevrijdt!’
En zo had de vrouw van Lucas 7 Jezus herkend! Als de vergevende schuldeiser. Jezus is de zoon van de landman die naar de wijngaard wordt gestuurd om de oogst in ontvangst te nemen. Maar bij Hem is vergeving. Jezus had zelf gezegd: ‘Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar om zondaars aan te sporen een nieuw leven te beginnen’ (Lucas 5:32). En zo had zij Jezus herkend: Hij is degene die zonden vergeeft. Ook voor zijn dood aan het kruis is Jezus degene die vergeving bewerkt. In Lucas 7 gebruikt de evangelist het verhaal van deze vrouw om Jezus te laten aanwijzen als de Vergever. In het jaar 33 van onze jaartelling bewerkte Jezus Christus aan het kruis op de heuvel Golgota vergeving. Toen en daar is dat gebeurd. Maar ook daarvoor en daarna is Jezus de Vergever.
2. Vergeving gevraagd
Dat de vergeving van onze zonden bewerkt is in het jaar 33 betekent nog niet dat wij de vergeving van onze zonden in de voltooid verleden tijd kunnen plaatsen. Alsof de vergeving van de zonden in mijn leven bij voorbaat een feit is omdat mijn hele leven zich nou eenmaal afspeelt na 33. Vergeving is altijd een concrete daad van God in een concrete situatie. Jezus leert zijn volgelingen in de vijfde bede bidden om genade en ontferming zodat we behouden aankomen in zijn koninkrijk: ‘wil ons geen van onze misdaden toerekenen en ook niet de slechtheid die nog altijd in ons is.’ We zagen eerder al dat het Onze Vader een gebed is voor onderweg. Voor kinderen van God die onderweg zijn naar het koninkrijk van hun Vader. In de eerste drie beden bidden wij hartstochtelijk om de komst van dat rijk: de heiligheid, het rijk en de wil van onze hemelse Vader verlangen we op aarde zoals die nu al in de hemel zijn. En in de volgende drie beden vragen wij om datgene wat we nodig hebben voor het binnengaan in dat rijk. Eten, drinken, Gods zegenrijke aandacht voor onderweg, maar wij vragen ook -en dat is de vijfde bede- om kwijtschelding van onze schuld. Anders kunnen wij niet binnengaan.
De bijbel zelf laat ons ook zien hoe het dan zit met de vergeving die bewerkt is in het jaar 33 en ons vragen om vergeving nu. De schrijver van de Hebreeënbrief zegt: ‘Jezus is priester voor eeuwig.’ Je moet weten dat de priesters van het Oude Testament om vergeving voor het volk vroegen bij God. En dan staat er in Hebreeën 7:25: ‘Zo -omdat Jezus priester is voor eeuwig- zo kan hij ieder die door hem tot God komt volkomen redden, omdat hij voor altijd leeft en zo voor hen kan pleiten.’ De priesters van het Oude Testament brachten eerst een offer en terwijl dat brandde gingen ze het heiligdom binnen en daar vroegen ze voor het volk om vergeving, terwijl het volk tegelijk op het tempelplein stond te bidden. Daarna kwam de priester naar buiten en zegende het volk. Zo is het ook met Jezus. Hij bracht het offer van zijn leven, dat was op Goede Vrijdag. Daarna stond Hij op en ging het hemelse heiligdom binnen, dat was zijn hemelvaart. En nu pleit Hij daar voor ons, bidt Hij daar voor ons. En wij staan op het tempelplein te bidden en te wachten tot Hij weer naar buiten komt, zijn wederkomst. En dan zegent Hij ons met eeuwig leven (Hebreeën 9:28). Dus Jezus pleit in het heden bij zijn Vader om vergeving voor ons en daarbij wijst Hij op zijn eigen offer eens volbracht (1 Johannes 2:1-2).
Maar is dit je diepste wens? Is dit wat je het liefste ontvangt in je leven: genade en ontferming. Jezus leert ons erom bidden maar is dit wat ons dagelijks bezig houdt? Ik zou ook kunnen vragen: besef je je zonden? Huil je wel eens om je zonden zoals die vrouw van Lucas 7? Ik ervaar lang niet altijd onvrede over mijn zonden. Maar als ik het wel ervaar dan drijft het me naar Christus. Zo was die vrouw ook op zoek gegaan naar Jezus. En ze vindt Hem in het huis van Simon. En ze laat zien dat ze Hem innig lief heeft. Haar liefde voor Jezus is trouwens niet de grond voor de vergeving die ze ontvangt. Die grond is Jezus’ bloed dat uit zijn handen, zijn voeten en zijn zij zou gaan stromen. Nee, haar liefde laat haar geloof zien in Jezus als de Vergever. Zij heeft Jezus herkend en zij heeft Jezus lief als degene die haar zonden vergeeft. Verdriet over je zonden drijft je altijd naar Jezus, bij wie je toch ook wilt zijn? Met verdriet over je zonden blijf je nooit zitten want beleden zonden worden altijd vergeven. Lucas 7 wijst richting: dit is de weg naar vrede en blijdschap: ‘Je zonden zijn je vergeven. Je geloof heeft je gered; ga in vrede!’
3. Vergeving beleefd
Moeten wij nu blijven vragen om vergeving, ons leven lang en telkens opnieuw? Je wilt zo graag Gods vergeving beleven, daar uit leven. Een vraag die daar achter zit is deze: wanneer zijn we nou gered? Zijn we al gered of moet onze redding nog plaatsvinden? Ik las daarover het volgende voorbeeld.
Stel je voor, ver van de kust, in diep water, liggen allerlei drenkelingen. Ze zijn de dood nabij. Gelukkig komt er een schip, ze mogen aan boord! Sommigen juichen: we zijn gered! Anderen zijn ook blij, maar zullen zich pas echt behouden weten als ze in de haven zijn. Want onderweg kan nog van alles gebeuren. Ze zijn immers al eens van boord geraakt en bijna verdronken.
Zo is het ook met onze redding door Christus. Hij redt ons uit een zee van schuld en ellende. Laten we God daarvoor danken! Tegelijk is het ook waar dat wij, al zijn we christen, door onze zonden de dood nog elke dag over ons afroepen (Romeinen 6:23, Galaten 6:8, Jakobus 1:15). Ook kunnen we nog in allerlei verleidingen verstrikt raken en afvallig worden (Hebreeën 3:12-14). Maar wat is het dan belangrijk onze zonden te zien en te belijden en ons aan Christus vast te klampen. De hele Hebreeënbrief is één grote oproep om vol te houden. De apostel Paulus kan zelfs zeggen: ‘Blijf u inspannen voor uw redding.’ En dan zegt hij er direct achteraan: ‘en doe dat in diep ontzag voor God, want het is God die zowel het willen als het handelen bij u teweegbrengt, omdat het hem behaagt’ (Filippenzen 2:12-13). Dat wil zeggen: de inspanning die God van ons vraagt voor onze redding is geloof. Geloof in Jezus als de Vergever van onze zonden. Geloof dat uitkomt in liefde voor Jezus de Vergever. Dus in het beeld: blijf aan boord en zoek de reling niet op. Het schip komt zeker weten in de haven aan. Zo bereiken wij het einddoel van ons geloof, dat is onze redding (1 Petrus 1:8-9).
En dit geloof geeft nu al vrede. Vrede omdat je zeker bent van de vergeving van je zonden. Iets wat je aan mensen ziet wanneer ze elkaar gaan vergeven. Je vergeeft je medemens omdat je zelf vergeving ontvangen hebt (Kolossenzen 3:13, Efeze 4:32). Draai dat trouwens gerust ook om: je rekent zo vast op Gods genade dat je dat zelf alvast aan je medemens geeft. Het ontbreekt me nu aan tijd om daar verder op in te gaan maar dit is het slot van Zondag 51. Die zekerheid over de vergeving van je zonden ontvang je in de omgang met God. Leer Hem kennen. Luister naar wat Hij zegt. Kijk naar wat Hij doet. Zoek Jezus op -net als die vrouw van Lucas 7- omdat je in Hem gelooft als de Vergever van zonden. Heb Hem zo lief. En hoor dan wat Hij zegt: ‘Je zonden zijn je vergeven. Je geloof heeft je gered; ga heen in vrede.’ Dit hoor je als je de bijbel opendoet. Dit hoor je in de kerk, dit hoor je in de verkondiging. Huilend kom je hier binnen, met vrede ga je naar huis. Er gebeurt echt wat hier. Hier wordt je verteld dat er genade voor je is en vrede. En hier wordt je aangespoord dat biddend in je leven te ontvangen. Voor nu en voor eeuwig. Amen.