Biddend geloven

12 juli 2015

Opvallend genoeg eindigt het boek dat oproept om te volharden in het geloof met een gebed: je kunt alleen biddend geloven.

Lezen: Hebreeën 13

Tekst: Hebreeën 13:20-21

Als gereformeerden hebben wij altijd wat ruzie met het volgende: welk deel van het geloof is nou genade en welk deel moet je zelf doen? Geloof ik of werkt God het geloof in mij? Ik merk dat we daar slecht uitkomen. We proberen vast te houden aan beiden maar daardoor zit er altijd wat spanning. Aan de ene kant lees je in de bijbel ‘blijf u inspannen voor uw redding,’ maar aan de andere kant lees je (en dat is maar één vers verder): ‘het is God die zowel het willen als het handelen bij u teweegbrengt’ (Filippenzen 2:12-13).

 

Evangelischen hebben het hier minder moeilijk mee. Bij hen ligt het accent meer op de eigen keus om te gaan geloven. Jij moet naar voren komen, jij moet de genade die God je aanbiedt aanpakken. Ook reformatorische en bevindelijke christenen lijken een keus te maken naar één kant, maar dan precies de andere kant op dan de evangelischen. Zij zeggen: ik weet niet of Gods genade ook echt voor mij is, dat moet God me dan eerst duidelijk maken. Ik wacht het wel af.

 

Het spanningsveld: geloof ik of werkt God het in mij?

Ik benoem dit niet om iets te zeggen over evangelische of bevindelijke christenen maar omdat het je kan helpen te bedenken waar je zelf zit in dat spanningsveld: welk deel van het geloof is genade en welk deel moet ik zelf doen? Moet ik mijn behoud bewerken of brengt God het willen en werken bij mij teweeg? Maar wat dan als ik daar niks van zie? Misschien gaat het ook wel op en neer in jezelf. Zit je soms meer op het spoor van: ik moet er meer aan doen, ik wil meer aan mijn geloof doen. Misschien zit je op andere momenten meer op de lijn van: nee, het is allemaal genade, ik moet niet proberen het zelf te willen doen. Wat ook kan is dat je door je opvoeding meer op het spoor van het afwachten zit dan het zelf kiezen. Of je zet je juist af tegen een opvoeding waarin van alles moest en gaat nu volledig voor jouw eigen vrije keus.

 

Ik merk dat jongeren hier vaak heel ontspannen mee omgaan. Als ik vraag naar hun geloof zeggen ze: ja, ik geloof in God. Ik ga naar de kerk, ik ga naar catechisatie, ik probeer goed te leven. Geloven heeft dan vooral iets heel praktisch. Geloven is proberen goed te leven. De vraag wie dat in je werkt is minder belangrijk. Jij, als mens, probeert goed te leven. Punt. Dat is geloof.

 

Geloven is niet iets van jou alleen, het is een relatie

Maar wat mist in al deze benaderingen? Wat kan helpen om verder te komen in die spanning van: moet ik nou geloven of is geloof genade? Volgens mij is het heel belangrijk om te bedenken dat geloven een relatie is. De grote denkfout is dat geloven iets is dat je alleen doet: ik geloof. Maar geloven is een relatie. Geloven is een relatie hebben met God. Dan kan het dus nooit iets zijn van jou alleen of God alleen. Dan kan het nooit iets zijn wat God eenzijdig in jou werkt of waar jij in je eentje zelf voor kiest. Geloven is relatie, is iets van God en jou samen. Maar is daarmee dan duidelijk hoe je moet geloven? Moet je er nou wel wat voor doen of niet? Hebreeën 13 brengt rust in deze spanning en wijst de weg in deze spanning. Hebreeën 13 laat zien: je kunt alleen biddend geloven.

 

Het opvallende slot van de Hebreeënbrief: een gebed

Want de brief aan de Hebreeën eindigt opvallend genoeg met een gebed. Hoofdstukken lang werd er opgeroepen om vol te houden, om te blijven geloven en te volharden in het geloof. Maar dan opeens vlak voor het einde komt de schrijver met een gebed (vers 20-21). Waarom denk je? Omdat het niet anders kan. Niemand kan geloven zonder Gods hulp. Niemand kan geloven zonder dichtbij God te zijn. Je kunt niet anders geloven dan biddend. Luister maar eens naar het gebed van de Hebreeënschrijver: ‘Moge God u toerusten met al het goede, zodat u zijn wil kunt doen. Moge God in ons datgene tot stand brengen wat hem welgevallig is. Door Jezus Christus. Amen.’ Dat de Hebreeënbrief hiermee eindigt betekent dat God wil dat wij Hem vragen om het geloof in ons te werken. Want daar gaat het over in dit gebed. Gods wil doen, dat is dat praktisch leven als christen onderweg naar het vaderland. Dat is wat God graag in ons leven ziet. Dat is Hem welgevallig, daar wordt God blij van. Dat we God liefhebben en in vrede met Hem leven. Dat we ook de naaste liefhebben en in vrede met hem of haar leven. Dat is het nieuwe leven, het leven door de Geest. Dat is leven naar het beeld van Christus, dan ben je een nieuwe schepping. Vraag God of Hij dat in je wil werken. Vraag God of Hij je toerust met het goede zodat je zo gaat leven (en het goede is geloof, dat liefde werkt). Zie je het? God wil dat je Hem vraagt het geloof in je te werken, die relatie van vrede met Hem. Want God wil graag in vrede met je leven. Door Jezus Christus. Door die Hogepriester die met zijn offerbloed bij het altaar staat en verzoening voor je bewerkt. God wil vrede met jou. Bid daar om. Maak die woorden van vers 20-21 je eigen. Bid ze voor jezelf: ‘God, rust mij toe met al het goede, zodat ik uw wil kan doen. Breng in mij tot stand wat u welgevallig is -die vrederelatie!- door Jezus Christus.’

 

Biddend wordt je geloof sterker

Want wat gebeurt er als je bidt? Er wordt wel eens gezegd: bidden verandert God niet maar bidden verandert jou. Ik denk dat dit heel erg waar is. En ja, God laat zich verbidden, dat zie je ook in de bijbel, maar dat andere is net zo waar: door te bidden verander jijzelf. Heb je dat wel eens gemerkt? Ik geef een voorbeeld. Op het moment dat jij bidt dat nog veel mensen God mogen leren kennen besef je dat jijzelf het gesprek dan misschien wel moet aangaan met je buren, collega’s en vrienden. En biddend om Gods hulp daarbij ervaar je dat je daar ook moed voor krijgt. Misschien heb je het ook wel gemerkt toen je ziek was of je zorgen maakte over je gezondheid. Je vroeg God om je beter te maken. Het effect op jezelf was: maar ook als God mij niet beter maakt is Hij nog steeds de God die voor mij zorgt. Je ging immers niet voor niets naar Hem toe met je vraag. Bidden verandert je. Het gaat er niet zozeer om dat we God betrekken bij de dingen waar wij ons druk over maken, maar dat wij betrokken raken bij de dingen van God. Al biddend ga je anders tegen de dingen aankijken. Al biddend besef je weer wie God is, wat Hij kan, wat Hij beloofd heeft, waar Hij mee bezig is, wat zijn wil is. En je ontdekt al biddend wie je zelf bent, je beseft je kleinheid, je afhankelijkheid, je onvermogen. En biddend verandert ook je geloof. Biddend wordt je geloof sterker. In je gebed ben je immers dichtbij God. En wat je dan ontdekt is het volgende.

 

    Je hebt een God van vrede

‘Moge de God van de vrede’, zo begint het gebed in vers 20. In dit gebed, waarin je gaat vragen of God je wil toerusten om zijn wil te kunnen doen (dat is: in geloof onderweg zijn naar het vaderland) in dit gebed ben je dus aan het goede adres. God is een God van vrede. Hij is uit op vrede met de mens. Gods wezen is vrede. In God bestaat de vrede al waar jij om vraagt in je gebed. De Vader leeft al in vrede met de Zoon en de Geest. Sterker nog, God leeft al in vrede met de gestorven gelovigen. Zij zijn al bij God in de hemel. Denk aan vorige week: in je gebed sta je voor de Sionsberg, de berg waarop het nieuwe Jeruzalem gebouwd is, en je staat voor de gemeenschap van eerstgeborenen. Zij hebben het beloofde al ontvangen, zij leven in vrede met God. Het kan niet anders of de God van de vrede zal je toerusten met het goede zodat je in vrede met Hem kunt leven.

 

    Je hebt een God met een plan

God werkt er doelgericht aan om in vrede met jou te leven. Hij neemt het initiatief. Hijzelf stelde zijn Zoon aan als de Hogepriester van het nieuwe verbond (Hebreeën 7:28), dat verbond waarin Jezus de relatie tussen God en jou regelt (Hebreeën 8). Daarvoor heeft God Jezus ‘uit de wereld van de doden weggeleid’, zegt vers 20. Misschien denk je: logisch, Jezus moest opstaan uit de dood om nu mijn Hogepriester in de hemel te zijn. Klopt, maar er zit meer achter. Jezus wordt hier de ‘machtige herder van de schapen’ genoemd. Dat is een verwijzing naar Jesaja 63:11. Daar wordt gevraagd: ‘Waar is God die de herder van zijn kudde uit het water optrok?’ Die herder van Gods kudde die uit het water opgetrokken is, is Mozes (zijn naam betekent: uit het water getrokken). Mozes werd door de dochter van de farao uit de Nijl gehaald. En waarom werd Mozes van de dood gered? Omdat hij als een herder Gods volk uit Egypte moest leiden. Zo werd eeuwen later Jona uit het water gered omdat God de inwoners van Ninevé wilde redden. Jezus past dit op zichzelf toe in Matteüs 12:40: ‘Zoals Jona drie dagen en drie nachten in de buik van een grote vis zat, zo zal de Mensenzoon drie dagen en drie nachten in het binnenste van de aarde verblijven.’ En nu zegt de Hebreeënschrijver: God heeft de werkelijke herder van de schapen, de machtige herder van de schapen die meer is dan Mozes, weggeleid uit de wereld van de doden. Maar dan zit daar toch ook een plan achter? God wil je redden!

 

    Je hebt een God die voorziet in het bloed van het eeuwige verbond

Want deze herder, die op zijn beurt jou wegleidt uit de wereld van de dood en bij God brengt, heeft iets wat Hem bijzonder effectief maakt. Hij heeft het bloed van het eeuwige verbond. In de NBV is het zo vertaald dat Jezus door het bloed van het eeuwige verbond uit de wereld van de dood is weggeleid. Dan denk ik aan het verbond dat Vader, Zoon en Geest met elkaar sloten om de mens en de wereld te redden. Een verbond van eeuwigheid, dat al bestond voor de tijd. Op grond van dat verbond, op grond van die afspraak werd Jezus dan opgewekt. Je kunt ook anders vertalen, namelijk dat Jezus ‘voorzien’ is van het bloed van het eeuwige verbond. Dat is in het totaal van de Hebreeënbrief logischer. God zelf stelde zijn Zoon aan als Hogepriester van het nieuwe verbond. Jezus staat nu in de hemel bij het altaar voor de troon van God (Hebreeën 13:10, Openbaring 8:3) met het bloed van Golgota dat eeuwige verzoening bewerkt (Hebreeën 9:12). Jezus is niet alleen meer dan Mozes maar ook meer dan Aäron. Jouw Hogepriester in de hemel is voorzien van het bloed waarmee hij een eeuwige verlossing heeft verworven. Daar wil Hij jou in laten delen.

 

Bidden is de relatie met God onderhouden

Probeer nu als je bidt dichtbij God te zijn zodat je dit ziet. Bidden is de relatie met God onderhouden. Als je bidt praat je met God. Niet alleen tegen God maar met God. Hij werkt zo met zijn Geest in je dat je Hem echt ontmoet in je gebed. Daar hoort bijbel lezen bij. Wees zo thuis in de bijbel dat je God kent, dat je weet wat Hij zegt. Als de heilige Geest je in je gebed iets doet beseffen over God of over jezelf dan is dat vaak iets wat je wist uit de bijbel. Wat je onbewust vanuit de bijbel met je meedroeg. Ik ben in mijn gebeden het dichtst bij God, hoewel ik vaak focus op de bijbel en er heel erg van houdt om in de bijbel God te zien en te ontmoeten en Hem meer te leren kennen. Om nieuwe facetten te zien van die diamant waar ik het vorige week over had. Maar wanneer ik bid ben ik het dichtst bij God, is er ontmoeting. Bidden is in contact zijn met God. Bidden is relatie hebben. Maar dan begrijp je ook dat je alleen biddend kunt geloven. Je kunt niet geloven zonder contact met God te hebben. Geloven doe je niet alleen, maar geloven is een relatie hebben met God. Waarin God degene is die de vrede zoekt en bewerkt. Waarin God degene is met het plan, Hij nam en neemt het initiatief. Waarin God ook degene is die zorgt voor de duurzaamheid van jullie relatie, Hij zorgt voor het bloed dat eeuwige verlossing bewerkt. Die relatie gaat lukken!

 

Train je in persoonlijk gebed

Train je daarom in bidden. In stille tijd. Tijd die je doorbrengt met God. Denk aan een relatie: wanneer je elkaar weinig spreekt wordt je relatie minder intensief, ben je veel bij elkaar dan groeit je relatie. Neem dus tijd voor bidden, voor persoonlijk gebed. Op een rustige plek, op een rustig moment, zodat je ongestoord bij God kunt zijn en met Hem kunt praten. In je persoonlijk gebed gaan je maskers af, dan kun je alles zeggen wat in je hart is. Voor Hem hoef je niets te verbergen, hoef je nooit te doen alsof. Hij kent je zoals je bent. Spreek uit wat je bezig houdt, wat je moeilijk vindt, wat je niet begrijpt. Belijd je zonden. Gewoon zoals het is. Daar waar het fout ging, waar je van baalt. Bespreek ook je relatie met God. Wat je daar moeilijk aan vindt. Dat je daar nog in wilt groeien. Omdat je merkt dat je leven met God vaak nog zo onvolledig is en er nog zo vaak spanning bestaat tussen wat jij wilt en wat God wil. Omdat je merkt dat je liefde voor God nog tekort schiet. Je zou meer liefde voor God willen hebben. Een liefde die ook meer uitwerkt in je leven aan gerichtheid op God en aanbidding van God. Ik bid dan: God, verander mij. Tegen mijn zin. Doe het alstublieft. Ik blijf liever zoals ik nu ben, maar ik weet dat het beter is wanneer u mij vernieuwt. Wanneer u mij vult met echte liefde. Trek mij dicht naar u toe om in vrede met u te leven.

 

Als je straks vakantie hebt neem dan extra tijd om dichtbij God te zijn. Door het jaar heen laten we ons vaak druk maken door van alles en nog wat en schiet stille tijd en gebed er zomaar bij in. Moe stap je je bed in, ‘s ochtends ga je er vlug uit voor weer een drukke dag. Vakantie krijg je van God, tenminste, Hij maakt het mogelijk dat je die extra tijd en rust hebt. Gebruik die dan ook om meer tijd met Hem door te brengen. Lees een wat langer stuk uit de bijbel, praat er met elkaar over door als gezin. Ik denk dat het ook heel goed mogelijk is om persoonlijk tot God te bidden terwijl je bij elkaar bent. Doe beide: samen bidden en persoonlijk bidden, want het zijn verschillende gebeden en verschillende manieren om dichtbij God te zijn. Maar juist in het gezin kan ik me voorstellen dat je bij het eten één keer met elkaar bidt -een gezinslid spreekt het gebed uit, dat kan de vader of moeder zijn maar ook een van de kinderen- maar laat het tweede gebed dan een gebed zijn waarbij ieder voor zich bidt. Zo stimuleer je elkaar (je kinderen) om dat persoonlijke gebed niet te vergeten. Want biddend groeit het leven met God. Dichtbij Hem, in de relatie met God, groeit die relatie. En bedenk: God wil geven wat Hij van je vraagt. Je kunt alleen biddend geloven. Amen.