Bijbels beleggingsadvies
2 juni 2024
Hoe ga je wijs met je geld om?
Lezen: Lucas 16:1-13
Tekst: Zondag 42
Als je Zondag 42 hoort kun je best even schrikken. Het is gelijk die eerste zin: ‘God verbiedt niet alleen het stelen en roven dat de overheid straft...’ Oei! God gaat dus veel verder. Voor God gaat dit gebod veel dieper. Ook wie zich keurig gedraagt tegenover de overheid met betrekking tot geld en bezit is met God nog niet zomaar klaar. Of beter gezegd, God is met hem of haar nog niet zomaar klaar. Wat is eigenlijk het verschil tussen het stelen dat de overheid straft en wat God verbiedt in het achtste gebod?
Ik denk dan eerst nog: verbiedt de overheid stelen wel? Natuurlijk, je mag geen dingen uit de winkel meenemen zonder te betalen; denk aan de kartonnen agent die in de supermarkt staat. Je mag geen banken beroven en ook niet inbreken. Maar denk eens aan het koloniale verleden van Nederland, de overheid die stelen verbiedt heeft zelf hele landen leeggeroofd. En als je het in het heden bekijkt, onze overheid maakt deel uit van onrechtvaardige handelsverdragen die grenzen aan afpersing en diefstal. Wat van de overheid ook mag is de partner van een ander stelen, denk aan de reclame voor Second Love. In het boek ‘De vliegeraar’ van Khaled Hosseini worden alle geboden herleid tot het achtste: ‘Er is slechts één zonde (...) En dat is diefstal (...) Als je iemand vermoordt, steel je een leven (...) Als je een leugen vertelt, steel je iemands recht op de waarheid. Als je iemand bedriegt steel je zijn recht op een rechtvaardige behandeling’ (blz 20). Los van of dat nu helemaal klopt is het opvallend dat onze overheid gemakkelijk doet over vreemd gaan terwijl het meenemen van een reep chocola met een boete van 181 euro wordt bestraft.
Maar we vroegen ons af wat het verschil is tussen het stelen dat de overheid straft en wat God verbiedt in het achtste gebod. De Catechismus, zou je kunnen zeggen, daalt af naar het niveau van het hart. Daar is God in geïnteresseerd, hoe het in ons hart is. Dus hoe denk jij over geld en bezit? De grootste vergissing die je dan kunt maken is dat je denkt dat je geld van jou is. Van wie is het dan wel? Van God. Jij beheert het slechts namens God. God heeft het je gegeven, het je toevertrouwt, het je in handen gelegd en nu wil Hij dat je het gebruikt in lijn met zijn bedoeling. Zo iemand heet een rentmeester. Je beheert het geld of de bezittingen van een ander en daar moet je verantwoording over afleggen. En een rentmeester kan heel veel vrijheid hebben om naar eigen inzicht te handelen maar hij werkt met het geld, het bezit van een ander.
Dat de mens een rentmeester is zie je bij de start van de wereld. Adam en Eva worden door God in de hof van Eden gebracht om die ‘te bewerken en erover te waken’ (Genesis 2:15). God heeft de aarde gemaakt. De mensen kregen het beheer, maar werden geen eigenaars. De aarde is nooit een soort niemandsland geweest dat langzamerhand door de mens in bezit is genomen. Psalm 24:1 zegt: ‘Van de HEER is de aarde en alles wat daar leeft.’ Bedenk ook hoe je ter wereld komt: met niets. En als je sterft kun je ook niets meenemen. Alles wat je tijdens je leven bezit is je gegeven. Misschien zeg je, maar als ik werk verdien ik geld. Maar wie geeft je de kracht, energie en mogelijkheden om te werken; dat ontvang je toch ook van God? Ook de Here Jezus heeft het geregeld over rentmeesters en mensen die het beheer krijgen over geld en goed (Matteüs 18 en 25, Lucas 12, 16 en 19). Ik denk dat dit het verschil is tussen het stelen dat de overheid bestraft en wat God in het achtste gebod verbiedt. Wat God verbiedt is de gedachte dat je bezit van jou is. Oei!
Want wat er bij de zondeval gebeurde werkt door tot op de dag van vandaag. Adam en Eva stalen Gods aarde. Ze waren rentmeesters van de aarde, maar wilden eigen baas zijn op aarde. Die eerste diefstal werkt door tot op de dag van vandaag. In het achtste gebod vraagt de Here allereerst de erkenning dat alles van Hem is. Hij deelt uit, Hij verdeelt, Hij geeft aanwijzingen over hoe we het gebruiken zullen. Voorafgaand aan het stelen van de naaste gaat het stelen van God. Wie zich bekeert van het stelen van God en Hem erkent als de eigenaar van alles, zal ook minder gauw stelen van de naaste.
Gemakkelijk is dit niet. Ook niet voor christenen. Ergens kun je wel erkennen dat alles van God is, maar ondertussen leef je in een wereld waarin geld en bezit een hele grote en belangrijke plaats hebben. Je zou zelfs kunnen zeggen dat wij in de wereld van het snelle geld leven. Beleggen, youtube-miljonairs, bitcoins, het zijn normale verschijnselen geworden om rijk door te worden. Wie is daar niet gevoelig voor? Wat is er ook tegen, vraag je je misschien af. En je denkt, wie zorgt er voor mij als ik het niet doe? Wij leven in een wereld vol scheve verhoudingen. Een wereld waarin het recht van de sterkste geldt, het recht van de grootste groep of de hardste schreeuwers. Ik denk wel eens: de overheid drukt boeren, Groningers en studenten in de hoek waar de financiële klappen vallen want dat zijn uiteindelijk beperkte groepen met weinig macht. De overheid houdt de massa financieel tevreden, de middeninkomens, maar wee degenen die het al moeilijk hebben. In zo’n setting leven wij. Ondertussen gaan er vanuit de samenleving geluiden op over duurzaamheid, over rechtvaardigheid en over een eerlijker verdeling. Blijkbaar stuit het mensen toch tegen de borst. Tegelijk wil onze overheid nu de giftenaftrek versoberen. Zo blijven we in die setting leven van opkomen voor jezelf, van moeten zorgen voor jezelf. Wij leven hier in Nederland in een kapitalistisch systeem: wie rijk is wordt nog rijker en wie arm is heeft nauwelijks de mogelijkheid daaraan te ontsnappen. Veel mensen vinden dat een prima systeem. Ik denk wel eens, kapitalisme, socialisme, marktwerking - hoe zou het eigenlijk gaan in Gods koninkrijk, welk systeem wordt daar gehanteerd?
Voor ik daar wat over ga zeggen wil ik eerst nog terug naar die rentmeester. En dan in het bijzonder de rentmeester van Lucas 16. In vers 1 schetst Jezus de situatie van ons en onze wereld. Wij mensen zijn rentmeesters. De rijke man is God. En Hij heeft te horen gekregen dat wij zijn eigendommen verkwisten. Ons beheer over wat God ons heeft toevertrouwd schiet tekort. Ik wil dat op me af laten komen en erkennen. Wanneer ik verantwoording moet afleggen aan God over hoe ik met mijn geld en bezit ben omgegaan krijg ik het niet rond. Ik ben onderdeel van scheve verhoudingen op wereldschaal. Ik heb geld achter de hand voor als de auto kapot gaat, maar van datzelfde geld zou ik op dit moment levens kunnen redden. En straks in de zomer gaan we lekker als gezin op vakantie -welverdiend na een seizoen hard werken- terwijl voor miljoenen mensen op aarde er helemaal niet zoiets bestaat als vakantie. Moet ik het dan niet doen? Mag ik geen geld achter de hand hebben? Maar dat zou toch ook onverantwoord zijn. Ik krijg het niet rond. Verkwisting is misschien wel gewoon het goede woord: geld, voedsel, kleding, tijd, er wordt nogal wat verkwist. Ik ben die tekortschietende rentmeester.
En vers 2 van Lucas 16 zegt: er komt een moment dat jij je moet verantwoorden. Dat is de spanning die op dit verhaal staat. Dat is de relevantie van het achtste gebod. Het achtste gebod begint niet pas te spreken op het moment dat jij iets steelt uit een winkel. Het punt is: hoe ga jij je er uit redden op het moment dat je verantwoording moet afleggen? Hoe ga jij je eruit redden op het moment dat God je het beheer ontneemt? Dat is het slot van vers 2: ‘je kunt niet langer rentmeester blijven.’ Dat hangt ieder van ons boven het hoofd. God heeft allang gezien dat wij zijn eigendommen verkwisten. Daarom komt er een dag waarop we worden ontslagen. Voor die tijd krijgen wij de balans niet meer sluitend. Hoe ga je je hieruit redden? Lucas 16 is een ontdekkend verhaal.
De weg die Jezus hieruit wijst kun je gerust opvallend noemen. Lucas 16 is niet alleen een ontdekkend verhaal, maar ook een verhaal dat tot nadenken stemt. Een eerste reactie zou kunnen zijn dat je nog gauw zoveel mogelijk bij elkaar steelt. Je ontslag als rentmeester nadert, dus wat is er handiger dan gauw nog even gebruik te maken van je macht en positie? Maar dan vergis je je. Denk niet dat je daarmee weg komt. Bovendien, je kon niets meenemen. Jezus zegt: in plaats van te stelen is jouw uitweg dat je gaat delen. Wat de rentmeester van Lucas 16 doet is vrienden maken met behulp van de middelen die hem op dat moment nog ten dienste staan. Hij roept de mensen bij zich die schulden hebben bij zijn heer. Iemand is zijn heer honderd vaten olijfolie schuldig. De rentmeester zegt: maak er vijftig van. Tegen iemand die honderd balen graan moet afdragen zegt hij: maak er tachtig van. Is dat niet gewoon een verliespost voor die heer? Waarom noemt hij zijn rentmeester dan slim, waarom prijst hij hem? Hier kan hij toch niet blij mee zijn? Volgens sommige uitleggers neemt de rentmeester de schulden van deze mensen over. Dus nu moet hij vijftig vaten olijfolie en twintig balen graan aan zijn heer geven. Wat hem nooit gaat lukken, hij heeft namelijk geen olijfgaard en ook geen boerderij. Maar dan zal deze rentmeester wanneer hij zijn ontslag krijgt voor altijd in de schuld blijven staan bij zijn heer. Dat lijkt een leven te worden van armoede en ellende. Maar wacht even, hij heeft vrienden gemaakt! Jezus noemt het geld in dit verhaal consequent ‘de valse Mammon’. Geld, en ook bezit, is een god die alleen maar offers vraagt. Een afgod die jou aan het eind met lege handen achterlaat. En tegenover God lukt het ons ook niet om ons bezit zo te beheren dat Hij er tevreden mee is. Daarom zegt Jezus: beheer het dan zo dat je er vrienden mee maakt.
Wat betekent dat? Hoe doe je dat? In onze wereld hoor je vaak: laat je geld voor je werken. Op een bepaalde manier zegt Jezus hier hetzelfde. Maar dan niet door steeds meer naar jezelf toe te halen, maar juist door steeds meer uit te delen. Want daarmee laat je zien dat je begrepen hebt hoe de economie van Gods koninkrijk werkt. Ik zou daar nog op terugkomen. Wij kennen hier op aarde economische systemen als kapitalisme en vrije handel, marktwerking en monopolies. Daarin gaat het telkens om jezelf, dat jij er beter van wordt. Ook de ander bestaat alleen maar om er zelf beter van te worden, hij is je handelspartner of je concurrent. In het koninkrijk van God gaat het heel anders. Ik moet denken aan het verhaal van Matteüs 20:1-16. Dat gaat over de werkers in de wijngaard. Sommigen hebben een hele dag gewerkt, anderen een halve dag en sommigen maar een uur. Toch krijgen ze aan het eind van de dag allemaal een dagloon. Genoeg om van te leven. Zo gaat het in Gods koninkrijk. God voorziet in het levensonderhoud van mensen die het niet verdienen. Daar kun je op twee manieren op reageren: of je wordt kwaad en wijst deze goedheid van God af, of je beseft dat ook jij deze goedheid van God nodig hebt en je pakt het met beide handen aan. De economie van Gods koninkrijk bestaat uit genade, uit delen, uit samen genieten van wat God in je handen legt.
Als je in het kort wilt onthouden wat God vanmiddag tegen je zegt, dan is dat dit. God zegt: je bent rentmeester. Je verantwoording straks schiet tekort. Beheer daarom nu wat je is toevertrouwd met het oog op de toekomst. Houd je nu bezig met de tijd na je ontslag uit aardse dienst. Ga nu zo met je geld en bezit om dat je verzekerd bent van een toekomst waarin er voor je gezorgd wordt. Betekent dit dat je de hemel kunt kopen; als je maar genoeg vvb geeft kom je in de hemel? Natuurlijk niet. Het punt is, heeft goed doen je hart? Wie hier op aarde goed doet met wat hem of haar is toevertrouwd laat zien Gods goedheid op waarde te schatten. Die laat zien te begrijpen waar het om gaat: niet om mij en mijn bezit, maar om samen genieten van wat God in onze handen legt. Relaties gaan boven bezit. Wanneer geld relaties niet dient wordt het al gauw een vloek en leidt het tot eenzaamheid. Laat je geld voor je werken: maak er vrienden mee om Gods goedheid en genade mee te vieren.
Waarom zegt God dit en dringt Hij hier zo op aan? Allereerst omdat zo zijn goedheid zichtbaar wordt. Misschien zit je nog wat in je maag met het begin van de preek; dat in de zondeval de mensheid de aarde van God gestolen heeft. Hoe wordt die vloek gebroken? Wie draait uiteindelijk op voor de schulden die wij achterlaten? Dat is Jezus. In 2 Korintiërs 8:9 staat: ‘Tenslotte kent u de liefde die onze Heer Jezus Christus heeft gegeven: Hij was rijk, maar is omwille van u arm geworden opdat u door zijn armoede rijk zou worden.’ Aan het kruis nam Jezus de schuld op zich van onze grote diefstal in het paradijs. Alles leverde Hij in, naakt en zonder enig bezit hing Hij daar. Zo hadden wij daar moeten hangen. Maar Hij doet het in onze plaats. Jezus deelt wat Hij heeft om de relatie te redden. Die goedheid van God maken wij zichtbaar wanneer we samen met de medemens genieten van wat God ons geeft.
Er is nog een reden voor God om hier op aan te dringen. Hij wil ons namelijk veel toevertrouwen in zijn koninkrijk (Lucas 16:10-13). Maar kan God ons de ‘werkelijk belangrijke dingen toevertrouwen’ (vers 11)? Dat is de nieuwe wereld (Matteüs 5:5, Lucas 19:19) waar wij volgens het boek Openbaring zullen heersen als koningen (5:10, 22:5). Maar is dat wel vertrouwd, zal dat wel goed gaan? Daar wil de Heer nu achter komen: ‘Wie betrouwbaar is in het geringste, is ook betrouwbaar als het om veel gaat.’ God wil ons echt heel veel toevertrouwen in de wereld die komt. Daarom zegt Hij in het achtste gebod: steel niet. Wie nu een goede rentmeester is, is straks een genadig eigenaar. Amen.