Blijf jij geloven?!

6 maart 2016

Hoe ga je om met andere geloven op een manier dat je zelf in Jezus blijft geloven?

Lezen: Romeinen 8:29-39

Tekst: Romeinen 8:31b

De jongeren met wie ik deze dienst heb voorbereid willen blijven geloven. Daar ben ik zo blij mee, zo ontzettend dankbaar voor! Dat is toch geweldig? Ik ervaar dat niet als iets vanzelfsprekends. Ik ben ervan overtuigd dat dit hen gegeven is door de heilige Geest. Zij willen blijven geloven, zij willen in relatie met Jezus blijven leven. Dat verlangen is het uitgangspunt van deze preek.

 

Want ik zal u en jullie vertellen wat we ongeveer besproken hebben. De vraag van de jongeren was: hoe ga je om met andere geloven op een manier dat je zelf in Jezus blijft geloven? Zie je, zij willen in Jezus blijven geloven. Ze zeiden: wij komen op school of opleiding of op ons werk mensen tegen, leeftijdgenoten, die heel andere ideeën hebben of die helemaal niet geloven. Jongeren die een heel andere levensstijl hebben. Ik zei: hoe gaan die gesprekken dan? Nou, zeiden ze, er is vaak wel respect voor mijn geloof, maar ze vinden geloven en naar de kerk gaan zinloos, tijdverspilling, ze begrijpen niet dat ik dat doe. Ik vond het eigenlijk wel scherp van de jongeren dat ze dat benoemden als een ‘ander’ geloof. Het kan verhelderend werken om tegen elkaar te zeggen dat niet geloven vaak ook een vorm van geloof is. Namelijk: geloof in jezelf. Dat je alleen een relatie hebt met jezelf, alleen jezelf trouw bent, je eigen pad kiest, alleen jezelf liefhebt.

 

Waarom geloof ik eigenlijk?

Maar, zeiden de jongeren, door deze contacten ga je nadenken. Je vraagt je af: waarom geloof ik eigenlijk, waarom ga ik naar de kerk? Is dat nou alleen maar omdat ik zo ben opgevoed? Dat is een hele spannende. Dat ik geloof -als jongere, als volwassene, als oudere- is dat nou alleen maar omdat ik zo ben opgevoed? Dat lijkt geen stevige basis om te blijven geloven. En dat zoeken de jongeren wel, een stevige basis onder hun geloof. En ook strategieën om te blijven geloven. Ik geloof dat dit woord van mij kwam, maar wat ze bedoelden was: help ons nou om bij het opgroeien -in deze wereld en met die contacten met andersgelovigen- te blijven geloven. Zij voelen hun kwetsbaarheid, de kwetsbaarheid van hun geloof. En wie voelt dat niet? Ik heb de vraag teruggelegd in de groep en in vijf minuten stonden er vier strategieën op het bord.

 

Voordat ik daarnaar toe ga wil ik toch nog even terug naar die opvoeding. Ik denk namelijk dat dit juist een hele stevige basis is om te blijven geloven. Want wie heeft ervoor gezorgd dat jij in dat gezin geboren werd? Dat is toch God? Ik ga het vanmiddag niet hebben over de uitverkiezing (dat wil ik best nog een keer op catechisatie doen) maar juist het feit dat jij in een gezin geboren werd waar God gediend en geëerd en geprezen wordt, bij een vader en moeder die God liefhebben, dat is toch iets waar God een bedoeling mee heeft? Vanuit die bedoeling moet je denken. God wil dat jij blijft geloven. Kijk eens in het gedeelte dat we gelezen hebben. Vers 29-30 vormt een prachtige, lange, volle zin met vijf hele sterke werkwoorden. Gods bedoeling staat aan het eind: Hij wil jou laten delen in zijn luister, dat is zijn goddelijke glorie. Hij wil die heerlijke, eeuwige relatie met jou. En vandaar lees ik dan terug. Omdat God die relatie met je wil spreekt Hij je vrij. Omdat Hij die relatie met je wil roept Hij je. Omdat Hij die relatie met je wil maakt Hij dat tot jouw bestemming. En omdat dat de bestemming is die Hij voor je heeft kiest Hij je uit.

 

Wees niet bang

Lees nu eens verder, dan komen we bij onze tekst: vers 31. Als het er zo met ons voorstaat, wat moeten wij hier verder dan over zeggen? Hiermee is toch alles gezegd? Maar dan is het tijd om conclusies te trekken: als God voor ons is, wie kan dan tegen ons zijn? God is voor je. Hij staat aan jouw kant als het gaat over die contacten met mensen die op een andere manier in het leven staan. Hij staat aan jouw kant als het gaat over je strijd om te blijven geloven. De Bijbel in Gewone Taal vertaalt vers 31 zo: ‘Wat moet ik hier verder nog over zeggen? God houdt van ons. Voor wie zouden wij dan nog bang moeten zijn?’ Het antwoord is dan natuurlijk: je hoeft voor niemand bang te zijn. Dat is wat God vanmiddag tegen je zegt: wees niet bang, want het is Ik tegenover de rest. In vers 31b staan twee woorden tegenover elkaar: voor - tegen. Wie is voor je en wie is tegen je? En dan zijn er weer twee woorden die tegenover elkaar gezet worden: God - wie. Het is God tegenover ‘wie ook maar’. God zegt: het is Ik tegenover de rest. Ik ben voor je en ik neem het op tegen de rest, tegen iedereen die jou te na komt.

 

Waarom is dit zo bemoedigend? Twee dingen: God is liefdevol en God is almachtig. God zegt: kijk naar wat ik al voor je deed en zie daarin mijn liefde (vers 32-34), en bedenk dat ik machtiger ben dan al het geschapene (vers 35-39).

 

Wat God al voor je deed (32-34)

Hoe weet je dat God aan jouw kant staat? Hoe weet je dat Hij je wil helpen om te blijven geloven? Nou, kijk eens naar jezelf. Hoe ga jij om met iets dat heel duur was, waar je veel geld voor hebt moeten betalen, daar ben je toch heel zuinig op? Je doet er alles aan om het te houden. Je wilt het absoluut niet kwijt. Je weet altijd precies waar het is. Of misschien draag je het wel bij je. In ieder geval is het altijd in je hart. Mocht er iemand komen om het te stelen, dan wordt de leeuw in jou wakker. Je laat dat niet zomaar gebeuren, je gaat het gevecht aan: kom maar op.

 

Maar dat doet God toch ook? Vers 32: ‘Zal hij, die zijn eigen Zoon niet heeft gespaard, maar hem omwille van ons allen heeft prijsgegeven, ons met hem niet alles schenken?’ God is gigantisch zuinig op ons want de prijs die Hij voor ons betaalde was torenhoog: het kostte Hem zijn Zoon. Maar dan wil Hij jou toch absoluut niet kwijt? Dan weet Hij toch altijd precies waar jij bent en hoe het met je gaat? Dan doet Hij er toch alles aan om jou bij zich te houden? Moet je kijken wat er in vers 33-34 staat: God spreekt je vrij tegenover iedereen die jou aanklaagt, en Jezus neemt het voor je op tegen iedereen die jou veroordeelt. God wil jou niet kwijt.

 

Hoe God machtiger is dan al het geschapene (35-39)

Lukt dit God ook? God zegt: bedenk dat ik machtiger ben dan al het geschapene. Er is niets in de geschapen wereld dat jou kan scheiden van mijn liefde. ‘Wat zal ons scheiden van de liefde van Christus?’ Antwoord: niets. Dit is opnieuw zo’n (retorische) vraag waarbij je als lezer het goede antwoord zelf moet invullen, het goede antwoord wordt bekend veronderstelt. Maar je ziet het ook staan. Vers 35: tegenspoed, ellende, vervolging, honger, armoede, gevaar, het zwaard, dat zijn allemaal dingen uit de schepping. Ze hebben hun plaats in de geschapen wereld. En het is niet zo dat gelovigen hier geen last van hebben, vergis je niet! Juist gelovigen hebben last van vervolging. In het ene land meer dan in het andere, maar vervolging had Jezus ons al aangekondigd (Matteüs 5:10, Lukas 21:12, zie ook 2 Timoteüs 3:12). In de tijd dat Paulus zijn brief aan de Romeinen schreef was het ook heftig, hij vergelijkt het met woorden uit de Psalmen en Profeten: dagelijks worden er christenen gedood, ze worden afgevoerd als schapen voor de slacht. Maar, schrijft Paulus, zo zegevieren deze christenen juist. Zij hebben stand gehouden en hun geloof niet verloochend. Zegevierend gingen ze binnen in het koninkrijk van God. Paulus zegt: ‘Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven, engelen noch machten, noch krachten, heden noch toekomst, hoogte noch diepte, of wat er ook maar in de schepping is, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die hij ons gegeven heeft in Christus Jezus, onze Heer’ (38-39). Zie je dat het allemaal geschapen dingen zijn: dood en leven, engelen, machten, krachten, heden en toekomst, hoogte en diepte, het behoort allemaal tot de geschapen wereld. Zelfs de duivel is geschapen (als goede engel, maar hij hoort bij het geschapene). Maar hoe zou iets uit de schepping het ooit winnen van de ongeschapen God? Hoe zou iets uit de schepping ooit sterker kunnen zijn dan de ongeschapen liefde van God voor jou? Dat is onmogelijk. Mooi hè? Ik word ontzettend blij van dit evangelie!

 

Maar kun je dan niet afvallen van het geloof, onder druk van al die mensen met andere gedachten en geloven? Onder druk van de vragen waarmee je geconfronteerd wordt als je opgroeit? Wij zien dat toch om ons heen: mensen die eerst wel in de kerk kwamen en later niet meer. Jongeren die gedoopt zijn en op catechisatie en vereniging kwamen, maar ze werden ouder en weg zijn ze. Toch kun je niet van het geloof afvallen. En dan bedoel ik per ongeluk of tegen je wil. Je kunt wel afscheid nemen van je geloof. Dat je zegt: ik hoef dit niet meer, ik wil niet met God leven. Dat is een vreselijke, eigen keus. Onthoud: je kunt niet afvallen van het geloof, je kunt alleen afscheid nemen van je geloof. Maar dat gaat nooit buiten jou om, daar ben je echt zelf bij. Niemand hoeft daar bang voor te zijn als iets wat je zou overkomen tegen je wil. Trouwens, je kunt beter blijven worstelen met God dan afscheid van Hem nemen. Ook worstelen is immers contact. En in die worsteling strijdt God voor je. We laten ons dat evangelie dat we net ontdekten toch niet weer afpakken? God is ontzettend zuinig op ons, omdat Hij zoveel voor ons betaalde. God is machtiger dan al het geschapene. Als God voor ons is, wie kan dan tegen ons zijn? Ik hoop dat u en jij dit echt gelooft. Net als de jongeren met wie ik deze dienst heb voorbereid. Zij kwamen zelf met deze tekst, Romeinen 8:31b. Zij grijpen zich hieraan vast. Is dit ook niet een tekst die op tegeltjes stond die mensen aan de wand hadden hangen, of misschien nog steeds wel? Maar voor ouderen en jongeren en iedereen daartussen in is dit een tekst om je aan op te trekken. Die tegeltjes zijn misschien niet meer te koop, maar de jongeren hebben gezorgd voor een prachtige sticker die je bij het uitgaan van de kerk mee kunt nemen. Plak die op aan de binnenkant van je slaapkamerdeur zodat je er iedere ochtend aan denkt. Of plak hem op in de gang zodat je telkens als je naar buiten gaat -naar school, opleiding of baantje- er even bij stilstaat. Als God voor ons is, wie kan dan tegen ons zijn?

 

Strategieën

De jongeren noemden vier strategieën om in Jezus te blijven geloven te midden van niet-gelovigen.

 

    Blijven bidden

Het eerste wat ze zeiden is: blijven bidden. Dat je telkens weer het contact met God zoekt. Ook als je er zelf even niets bij voelt. Of juist op momenten dat je grote twijfels hebt. Leg God je vragen ook gewoon voor: ‘Here, u weet wat er op mij afkomt, u weet hoe ik straks weer in die kantine zit en te maken krijg met lastige vragen. Help mij op u te vertrouwen. Geef mij de woorden in de mond. En verras mij dan als ik mezelf hoor praten.’ Weet je wat Romeinen 8 zegt over bidden: ‘De Geest helpt ons in onze zwakheid; wij weten immers niet wat we in ons gebed tegen God moeten zeggen, maar de Geest zelf pleit voor ons met woordloze zuchten’ (Romeinen 8:26).

 

    Niet onverschillig worden

Het tweede dat de jongeren noemden is: niet onverschillig worden. Als je merkt dat je je schouders begint op te halen over je geloof zit je in de gevarenzone. Herken dat, wees daar alert op. Maar hoe moet het dan wel? Het omgekeerde van onverschilligheid is: ermee bezig zijn, er aandacht aan geven. Besteed tijd en aandacht aan de relatie met God. Blijf daarbij focussen op de hoop van het leven met God. Dat is vers 25 van Romeinen 8: ‘Als we hopen op wat nog niet zichtbaar is, blijven we in afwachting daarvan volharden.’

 

    Blijf kijken naar waar je God ziet

Het derde dat de jongeren noemden is: blijf kijken naar waar je God ziet in deze wereld. En ik voegde daaraan toe: en waar je God ziet in je eigen leven. Hier heb je vaak wel geloofsogen voor nodig want wat God doet in deze wereld wordt door heel veel mensen op andere manieren geïnterpreteerd. Maar als jij Gods machtige hand ziet in de wisseling van de seizoenen, in het nog altijd voortbestaan van deze wereld, als jij Gods machtige hand ziet in wat jij allemaal kunt en mag doen, dan blijft Hij een realiteit in je leven. Aanwijsbaar en onontwijkbaar. Soms heb je die geloofsogen niet eens nodig. Soms gebeuren er dingen in je leven die je niet verwacht had, die echt ‘van de andere kant’ komen. Heerlijk toch?

 

    Houd contact met andere christenen

De vierde en laatste strategie is: houd contact met andere christenen. God geeft niet voor niets een gemeente om je heen. Maar heb ook contacten met geloofsgenoten daarbuiten. Dat is om elkaar te bemoedigen, elkaar scherp te houden, elkaar te helpen. Dan moet jij niet zo eigenwijs zijn dat je denkt dat je dat niet nodig hebt. Dit geldt niet alleen voor jongeren. Vanavond is er voor de jongeren 4You, en dan gaan we over het evangelie van deze middag verder praten. Dus ik hoop de jongeren allemaal te zien. Maar ook ouders en ouderen doen er goed aan elkaar op te zoeken in de gemeente. Om echt contact te hebben en te praten over onze liefdevolle en machtige God en hoe Hij helpt om te blijven geloven. Want ook ouders en ouderen hebben te maken met dezelfde vragen als de jongeren: waarom geloof ik eigenlijk, is het nou alleen maar omdat ik dat al mijn hele leven doe? Nee, het is omdat God je daarvoor bestemd heeft.

 

Zo mogen oud en jong eens zegevierend ingaan in het koninkrijk van God. Want de almacht van onze God overstijgt alle diepten van de ontwrichte schepping. Amen.