Bouwen aan heiligheid

6 juli 2008

Nehemia bouwt aan een heilig volk in een heilige stad. Maar wat een tegenstand ondervindt hij. Ook het resultaat (hoofdstuk 13) is nog niet om over naar huis te schrijven. We ontdekken dat we bij al ons bouwen aan heiligheid Christus nodig hebben.

Lezen: Nehemia 1, 3:33-38, 9:32-37, 13:15-22

Tekst: Nehemia 1, 3:33-38, 9:32-37, 13:15-22

Als gereformeerden hebben we de naam een ijverig volkje te zijn. We vergaderen. We organiseren. We zetten dingen op poten. Bij kerkbouw proberen we een deel van de werkzaamheden zelf te doen. Wanneer er een bijzondere dienst georganiseerd moet worden levert dat een explosie van energie op. Tal van commissies en werkgroepen verzetten in meer of minder stilte bergen werk. We willen wat doen in de kerk!

 

Uit al deze ijver van jong en oud spreekt liefde voor God. We bouwen aan zijn kerk. En wat is het mooi om te zien dat mensen daarvoor gaan. Wat is het mooi om dat bij elkaar te herkennen. Ook als de concrete uitwerkingen soms wat verschillend gewaardeerd worden. Daar bovenuit schittert toch maar die ijver voor God. Soms vraag je je wel af: hoe is al deze activiteit te verbinden aan de kern, aan Christus? We kunnen koffieochtenden organiseren en crea-middagen. Een mannenontbijt en een barbecue. We verbinden sport en evangelisatie met elkaar. Maar komen we in al ons werk voor de kerk toe aan de kern?

 

Toch blijft staan, we willen wat doen in de kerk. Niet altijd op de geijkte paadjes. Niet altijd in commissies. Soms wat meer ad hoc. Maar ijver is er bij velen. Tegelijk heeft deze ijver een kwetsbare kant. Je zet je ergens vol enthousiasme voor in, maar het kan je zomaar bij de handen afbreken. Je ontmoet tegenwerking in plaats van aanmoediging. De deelname aan activiteiten valt tegen. Je dromen spatten uit elkaar op negatieve reacties.

 

In die situatie kun je de neiging hebben te doen wat Nehemia deed. Vier keer in zijn boek zegt hij: ‘Mijn God, reken mij ten goede aan wat ik voor dit volk gedaan heb.’ Werd het door de joden dan niet gezien, het goede dat hij deed? Probeert hij daarom het positieve oordeel over zijn werk te vinden bij God? Vonden sommigen hem misschien een beetje te ijverig? Het is duidelijk dat Nehemia tegenstand ondervond. Sowieso van de kant van de niet-joden. Maar hoe was dat onder het volk? Stond iedereen altijd maar te juichen bij wat hij deed? Nehemia, de bouwer voor God, wordt bijna verteerd door zijn eigen ijver. Het boek Nehemia tekent hem als een heetgebakerd man met diepe emoties en flinke woedeuitbarstingen. Daarmee roept hij herkenning en weerstand op. Nehemia lijkt zo’n figuur te zijn daar ben je voor of tegen. Drie vragen rond Nehemia wil ik vanochtend beantwoorden. De eerste is: Waaraan bouwt hij? Twee: hoe doet hij dat? En drie: Met welk resultaat?

 

Nehemia, bouwer voor God

Waaraan bouwt hij?

Hoe?

En met welk resultaat?

 

Het meest opvallende bouwwerk van Nehemia is de muur rond Jeruzalem. We lezen daarover in hoofdstuk 3. Muren, poorten, torens, alles wordt hersteld. Delen van deze muur van Nehemia zijn nu nog in Jeruzalem te zien. Toen de inwoners van Jeruzalem en Juda in ballingschap werden gevoerd door Nebukadnezar waren de muren van Jeruzalem gedeeltelijk gesloopt. Er waren bressen in geslagen tijdens de belegering, de stad werd ontmanteld als burcht en verval deed de rest. Maar dan wordt tijdens de ballingschap Babel overgenomen door Perzië. En de Perzen houden er wat andere tactieken op na. Om als bevrijders te boek te staan laten zij overwonnen volken terugkeren naar hun vaderland om daar als belastingplichtigen te wonen en werken. Het vaderland als niet meer dan een provincie van het machtige Perzische rijk. Maar waarom staat Artaxerxes, de koning van Perzië, het dan toe dat de muren van Jeruzalem herbouwd worden? Zullen de teruggekeerde Joden dan niet opnieuw hun zelfstandigheid gaan bevechten waarbij ze zich kunnen verschansen in een ommuurde stad? Uit buitenbijbelse bronnen over de geschiedenis van het Midden-Oosten in die tijd weten we dat Egypte, ook een provincie van het Perzische rijk, daadwerkelijk in opstand kwam. Waarschijnlijk was dat de reden voor koning Artaxerxes om een stevige burcht in Kanaän te willen hebben: Jeruzalem. In zo’n stad die op zijn hand was kon hij zijn soldaten legeren, kon hij bevoorrading organiseren en kon hij zich bij nood terugtrekken. Zo werd binnen de politiek van deze machthebber de heilige stad door Nehemia herbouwd.

 

En heilig is de stad! Wanneer de muren klaar zijn worden ze door de priesters gewijd. Ze worden in dienst van God gesteld met liturgische ceremonies. De opbouw van de muren van Jeruzalem heeft immers alles te maken met de offerdienst in de tempel. En met het kunnen handhaven van de wet van God. Binnen de muren kun je de sabbat handhaven. Binnen de muren leeft het volk van God afgezonderd van de heidenen. Binnen de muren en poorten van Jeruzalem is er een veilige plek om de Here te dienen. Het is de woonplaats die God zelf verkozen heeft. Maar Nehemia heeft niet alleen oog voor de buitenkant. Met stevige muren ben je er niet als volk van God. Nee, in een heilige stad moet ook een heilig volk wonen! Als de muren klaar zijn, nee al tijdens de bouw van de muren, werkt Nehemia aan het herstel van het leven naar Gods wet. In Nehemia 8 wordt beschreven hoe de priester Ezra voorleest uit het boek met de wet van God. En daar wordt ook onderwijs uit gegeven. Heiligheid gaat verder dan je uiterlijk afzijdig houden van andere volken. Hoewel het daar soms wel begint. Nehemia’s optreden rond gemengde huwelijken is een helder signaal. Maar Nehemia heeft ten diepste het hart van het volk op het oog. Hoe is het daarmee gesteld? Is het volk echt gericht op de Here? Wordt de dienst aan God van harte onderhouden? Leeft men naar de goede regels die God voor het volk heeft ingesteld, of is men nog steeds uit op eigen gewin? Denk aan hoe Nehemia in hoofdstuk 5 onderlinge slavernij moet bestrijden en het vragen van rente van volksgenoten.

 

Samengevat: Nehemia bouwt aan een heilig volk in een heilige stad. Boven deze preek heb ik geschreven: Bouwen aan heiligheid. Je kunt zeggen: er worden in die tijd twee muren gebouwd. De muur van steen, door Nehemia. En de muur van de wet, door Ezra. Een letterlijke muur en een figuurlijke muur. Nehemia bouwt aan een heilig volk in een heilige stad. Maar met welk resultaat? Ik had drie vragen geformuleerd: Waaraan bouwt Nehemia? Daarover hebben we het nu gehad. Hoe bouwt hij? Daarover straks. Maar ik vroeg ook: met welk resultaat bouwt Nehemia? En dan is hoofdstuk 13 een heel ontdekkend hoofdstuk. Nehemia is een zekere periode terug geweest naar Babylonië, naar het hof van koning Artaxerxes. Maar als hij dan na verloop van tijd terug komt in Jeruzalem ontdekt hij daar tot zijn schrik allerlei dingen die niet kloppen. Zo woont er een Ammoniet, Tobia, in een vertrek in de tempel terwijl dat absoluut verboden was door de Here. Nehemia gooit al zijn huisraad naar buiten. Verder wordt het onderhoud van de Levieten verwaarloosd zodat deze zijn vertrokken om op hun akkers te werken. De tempeldienst lijdt hier onder. Ook ziet Nehemia mensen op sabbat werken en handel drijven. Daarop houdt hij de poorten de hele sabbat op slot en roept de handelaren die buiten overnachten toe dat hij ze zal laten inrekenen. En ook zijn er Joodse mannen die weer gemengde huwelijken hebben gesloten. Nehemia’s reactie: hij vervloekt hen, hij slaat sommige mannen en hij trekt hen de haren uit het hoofd. Nehemia maakt zich duidelijk niet populair. Zijn laatste woorden in het boek, nadat hij de tempeldienst weer heeft ingesteld en het volk gereinigd heeft, zijn laatste woorden zijn opnieuw: ‘Reken het mij, mijn God, ten goede aan.’ Daar rijst een beeld uit op van een man die ijvert voor God maar daarbij tegen de stroom in moet roeien.

 

En juist door dat slothoofdstuk van terugval in heiligheid laat de Geest van God ons vandaag dit zien: uiteindelijk heb je voor het bouwen aan heiligheid Christus nodig. Al bouwt Nehemia een heilige stad, al werkt hij aan heiligheid in het leven van Gods volk, het resultaat versloft zodra hij weg is. Men valt terug in oude zonden en gewoonten. En juist dat steekt Nehemia zo. Waar is die hele ballingschap dan goed voor geweest? Hebben ze er dan niets van geleerd? Dat is toch onmogelijk? Juist die dingen waar Israël en Juda voor in ballingschap zijn gevoerd doen ze doodleuk weer. De sabbat schenden. Het niet zo nauw nemen met de tempeldienst. De sociale wetten van God met voeten treden. Vermenging met andere volken.

 

Maar waarom moest die hele wetgeving van Mozes eigenlijk nog weer opnieuw ingesteld worden zo vlak voor de komst van de Here Jezus? Zo’n 400 jaar later zou er door Jezus’ lijden en sterven heel veel veranderen: De offers waren niet meer nodig. De rustdag krijgt een andere kleur. De scheiding tussen jood en niet-jood, tussen rein en onrein werd opgeheven. Oftewel, de muren die Nehemia met veel inzet had opgebouwd werden afgebroken. Nu wist Nehemia natuurlijk niet dat het nog 400 jaar zou duren. Hij deed wat vanuit zijn perspectief nodig was, daarbij uitgaand van Gods wetten en instellingen zoals die nog steeds onverkort van kracht waren. Tot de komst van Christus, tot Pinksteren is de wet ook het enige dat er is. De wet die liefde vraagt. Maar tegelijk de wet als tuchtmeester, als voogd die het volk opvoedt dat nog niet volwassen en zelfstandig is.

 

Door Christus’ komst en werk is er dus heel veel veranderd. Wie vandaag bouwt aan heiligheid bouwt geen muren meer. De muren van dit gebouw dragen slechts het dak: iedereen, gelovige en ongelovige mag hier binnen komen. De heiligheid van de gemeente en van ons als gemeenteleden is nog wel steeds dat we apart zijn gezet van de wereld. Onze heiligheid houdt in dat we toebehoren aan God. Maar we leven tegelijkertijd in deze wereld. De dopersen dachten hier trouwens anders over. Onder leiding van Jan van Leiden hebben ze een paar honderd jaar geleden geprobeerd een nieuw aards Jeruzalem te stichten in de Duitse stad Münster. Een stad voor alleen heilige mensen die geen zonde meer deden. In sommige kerken zie je vandaag de dag dezelfde trekken. Maar hebben deze mensen geen gelijk vanuit het boek Nehemia? Wel wat betreft de heiligheid die God vraagt. Hij wil dat wij bouwen aan heiligheid. Maar sinds Christus’ komst niet meer in een ommuurde stad op aarde. Overigens in het Jeruzalem van Nehemia stond de dienst van de verzoening centraal. Als zondeloosheid al het ideaal was, dan alleen door de verzoening van de zonden op het altaar. Juist de offerdienst waar Nehemia zo op hamert herinnert iedere keer weer aan het tekort schieten van de mens. Nee, God wil dat wij door Jezus Christus bouwen aan heiligheid. In ons leven en in de gemeente. Gewoon terwijl we midden in de samenleving staan. Waarom door Christus? Omdat God zijn Zoon met dat doel aan de wereld gegeven heeft. En omdat bouwen aan heiligheid alleen dan resultaat zal hebben.

 

Vanuit het boek Nehemia (vooral hoofdstuk 13) liet de Geest van God ons zien dat bouwen aan heiligheid uiteindelijk alleen resultaat zal hebben door Christus. Om Hem heen lopen mag niet. Nehemia wist niet beter, Christus was nog niet gekomen. Wij weten wel beter. Wanneer wij onze activiteiten in de gemeente niet verbinden met Jezus Christus komt onze ijver gemakkelijk in de lucht te hangen. We organiseren. We zetten ons in. We doen allemaal leuke en goede dingen. Alleen we weten niet altijd meer waarom en waarvoor. Met het risico dat mensen afhaken en anderen teleurgesteld opbranden. Het eind van het liedje lijkt daarmee verrassend veel op Nehemia 13: de boel zakt in.

 

Maar hoe moet het dan? Dat was de derde en laatste vraag vanochtend. Laten we eens kijken hoe het bij Nehemia begint. In Nehemia 1 wordt beschreven hoe Nehemia in Babylonië door zijn broer op de hoogte wordt gebracht van de ellendige toestand van Jeruzalem. De teruggekeerde Joden zijn een mikpunt van spot, de muren liggen in puin, poorten zijn er niet. Oftewel, Jeruzalem bestaat niet, het volk bestaat niet. En dan staat er in vers 4: Toen Nehemia deze woorden hoorde ging hij huilend op de grond zitten. En dagenlang rouwt hij, vast hij en bidt hij. In zijn gebed belijdt hij de zonden van het volk, van zijn familie en van zichzelf. Hij pleit op Gods belofte dat, wanneer het volk zich zou bekeren, er terugkeer naar Jeruzalem zou zijn. Herstel van het volk van God. De ijver van Nehemia is hiermee vanaf het begin gericht op God. Gods volk wordt bespot. Die spot treft daarmee de Here zelf. Dat zit Nehemia hoog. En hij erkent daarin zijn eigen schuld, zijn eigen zonde. Dit alles maakt hem diep verdrietig. En bij Nehemia groeit het besef: dit mag zo niet langer duren, hier moet ik wat aan doen.

 

Hoe is dat bij ons? Wat is ons vertrekpunt bij onze ijver in de gemeente? Gespot wordt er genoeg als je goed luistert: ‘Die christenen zijn geen haar beter! Onder christenen komen dezelfde misstanden voor als onder niet-christenen. Soms zelfs nog erger.’ Mensen letten op ons omdat wij een naam hebben hoog te houden, de naam van God. Raakt deze spot ons? En hoe dan? Raakt het ons omdat het Gods naam beschadigt? En hebben we dan ook intens verdriet over het feit dat wij inderdaad vaak geen haar beter zijn? Erkennen we dat dan ook voor God: onze zonde, ons tekortschieten?

 

Maar mag je vanuit dat vertrekpunt dan ook niet zeggen: ‘En zo kan het niet langer, hier moet ik wat aan doen!’ Wanneer je ijver zo begint bij het verdriet over jezelf, wanneer je ijver zo via het belijden van je schuld is gegaan, via Jezus Christus, zal je ijver zelf dan ook niet geheiligd worden? Een ijver worden die anders is dan gewone ijver? Omdat je ijver het doel in beeld houdt: vermindering van het spotten met God vanwege de toestand van zijn volk. Omdat je ijver begint bij jezelf: niet die ander is er nog lang niet, maar ik rouw over mijzelf, ik ben er nog lang niet. En omdat je ijver rust op het offer van Christus: ik heb Hem nodig, Hij stierf vanwege mijn zonden.

 

Deze heilige ijver is daarmee iets heel anders dan een stuk activisme zoals je dat soms in de kerk kunt tegenkomen. We moeten dit, we moeten dat. Want als we niets doen gaat het achteruit. En dat laatste is ook zo. Verslapping van het geloof ligt bij ons allemaal voortdurend op de loer. Maar we helpen elkaar niet door dan maar van alles te gaan organiseren. En met scheve ogen naar elkaar te kijken omdat de ander niet meedoet. We helpen elkaar wel door het evangelie telkens weer in ons hart en leven te ontvangen. Het evangelie van Jezus’ offer voor ons en de uitstorting van zijn Geest over ons. Het slot van het boek Nehemia laat al zien dat er meer nodig is dan de ijver van een man, de ijver van een mens, hoe gedreven ook en hoe gezegend door God ook. De goede hand van God is met Nehemia vanaf het moment dat hij de koning verlof vraagt naar Jeruzalem te gaan tot het einde van het boek aan toe. En toch laat het resultaat van al zijn inspanningen zien dat er meer ijver nodig is. Groter ijver. Een werkende kracht die kan scheppen en herscheppen. Want dat is hier nodig. Daarvan zijn wij afhankelijk. Die kracht is de kracht van God zelf. Het is de kracht van het evangelie van Jezus: dat is Gods liefde en Gods wil om de mensheid te redden en bij Hem terug te brengen. Het is de kracht van zijn heilige Geest die op het gebed ontvangen mag worden.

 

Hier ligt het ankerpunt van onze ijver: de ijver van Jezus. Hij zet zich volledig in om ons te redden door bij de Vader voor ons te pleiten. Hij zet zich volledig in om ons te heiligen door zijn Geest op ons af te sturen. Wanneer Jezus jaren na Nehemia het tempelplein in het herbouwde Jeruzalem schoonveegt van handelaren en geldwisselaars, zeggen zijn leerlingen: staat er niet geschreven: ‘De ijver voor uw huis zal mij verteren’? Een citaat uit Psalm 69 waar David aan het woord is. David die zich beijvert heeft de ark van het verbond in Jeruzalem te krijgen. David die zich ingespannen heeft een huis voor de Here te bouwen al mocht hij het niet. De ijver die Jezus had voor de tempel, voor de dienst van de verzoening, voor de heiligheid van Gods woonplaats op aarde bij de mens, koste Hem inderdaad zijn leven. Het verteerde Hem. Maar juist zo legde Hij een fundament waarop gebouwd kan worden. Elke steen die je metselt moet verbonden zijn met dat fundament. Het fundament van Gods eigen reddende kracht.

 

En je ziet het zo wanneer dit mis gaat. Voor korte tijd of structureel. Dan gaan mensen opeens het hele werk van Jezus dragen, het ‘messias-complex’. Een ijver die is losgeraakt van het fundament. Wanneer we dat zien moeten we elkaar daar in zachtmoedigheid op wijzen. Want bouwen aan heiligheid -je eigen heiligheid of die van de gemeente- bouwen aan heiligheid zonder Christus geeft altijd terugval. Zonder Christus sta je uiteindelijk zelfs met lege handen. Terwijl juist bouwen vanuit het offer van Christus en in de kracht van zijn Geest betekent dat je vertrouwen mag hebben in de waarde van wat je doet en dat je rust mag vinden in Gods beloofde zegen. En uiteindelijk mag je je op Christus beroepen bij zijn komst. Om op grond van zijn heiligheid, die in geloof de jouwe werd, binnen te gaan. In de stad waarvan volgens Openbaring 21 de muren versierd zijn met edelstenen en waarvan de poorten parels zijn.

 

Toen Nehemia voor het eerst in Jeruzalem kwam maakte hij een inspectieronde om te kijken hoe het met de muren gesteld was. Op een gegeven moment moest afstappen van zijn ezel en te voet verder vanwege het puin van de muren. Laten wij de komende week ook eens zo’n inspectietocht maken door ons leven. Misschien moet je hier en daar af stappen vanwege de puinhopen. Maar in Christus wordt je duidelijk waar je moet beginnen met bouwen. Vanuit het verdriet over de spot die God nog treft om ons. Schuw vervolgens impopulaire maatregelen voor jezelf niet. Begin bij jezelf en kijk daarna rond in de gemeente. En bedenk dat ijver voor God niet in de lucht hoort te hangen maar verbonden moet zijn met je Heer in de hemel! Amen.