Christus en de christenen

22 juni 2014

Maak je christen zijn praktisch door profeet, priester en koning te zijn. Omwille van de redding van alle mensen en voor de eer van God.

Lezen: Jeremia 29:1-7, 1 Timoteüs 2:1-7

Tekst: Zondag 12

Vanuit Zondag 12 wil ik in deze preek drie vragen aan de orde stellen. En dat zijn deze vragen:

 

Spreken wij Gods Woord in deze wereld?

Bidden wij voor deze wereld?

Bestrijden wij onrecht in deze wereld?

 

Hoe kom ik op die vragen? Waarom stel ik ze aan mezelf, aan u, aan jou? Want het zijn best heftige vragen. Je voelt misschien ook gelijk wel iets van weerstand opkomen. Want zijn dit niet juist de thema’s waar je gemakkelijk een schuldgevoel over hebt als christen: evangeliseren, je gebedsleven, bezig zijn met wereldwijde gerechtigheid?

 

Als christen heb je een taak als profeet, priester en koning

Toch stel ik deze vragen, want dit is christen zijn. Dit hoort bij het christen zijn. Dat is de ontdekking die je doet wanneer je Zondag 12 leest. In Zondag 12 gaat het over de naam ‘Christus’. Waarom noemen we onze Here ‘Christus’? In Zondag 11 ging het over de naam Jezus en wat die betekent, in Zondag 12 gaat het over de naam Christus. En de naam ‘christen’ is daar natuurlijk van afgeleid. Wij zijn christenen omdat we volgelingen zijn van Christus. En de naam Christus is afgeleid van het Griekse woord ‘chriein’ dat zalven betekent. In het Hebreeuws is dat ‘masjach’ en daarvan is de naam Messias afgeleid. In het Nederlands zouden we eigenlijk van ‘de Gezalfde’ moeten spreken: Jezus, de Gezalfde. En over christenen als ‘gezalfden’.

 

    Het is je identiteit

Op dat zalven en de betekenis ervan kom ik straks nog terug. Ik wil eerst vertellen waarom ik deze drie vragen stel. Ik doe dat omdat de tweede helft van Zondag 12 zegt dat christenen profeet, priester en koning zijn. Juist zij werden in Israël gezalfd. Je bent als christen profeet, priester en koning. In het kerkblad had ik al geschreven dat Zondag 12 goed past bij ons jaarthema Identiteit in Christus. Wij zijn een heel seizoen bezig geweest te ontdekken wie we nou zijn als christen. En nu blijkt dat het antwoord al die tijd al in de Catechismus stond: als christen ben je profeet, priester en koning, dat is je identiteit. En we hebben heel veel moois ontdekt bij dat jaarthema, daar ben ik zelf in ieder geval erg blij mee en blijvend van onder de indruk, maar Zondag 12 vult dat nog weer op een hele mooie manier aan. Ook op een manier dat je het gemakkelijk kunt onthouden: als christen ben je profeet, priester en koning. Volksstammen christenen hebben dat zo in hun hoofd.

 

    Het maakt christen zijn praktisch

Het maakt het christen zijn ook heel praktisch. Ik merk dat er een enorme behoefte is aan praktische aanwijzingen. Hoe moet ik christen zijn? Wat moet ik dan doen? Ik hoop dat u in mijn preken merkt dat ik daar altijd eerst een fundament onder wil leggen. Anders verwordt praktijk tot moralisme: als ik dit maar doe dan is het goed. De praktijk moet altijd rusten op het fundament van liefde voor God en de band met Christus, op dankbaarheid en op de wil om God te eren met je leven, je tijd, je energie. Dus geen oudste-zoon gedrag. Maar als de behoefte om het christen zijn praktisch te maken rust op de band met God, op de liefde voor God en op het genieten van God en zijn evangelie, dan zeg ik u graag wat u moet doen. Wie praktisch christen wil zijn moet Gods Woord in deze wereld spreken, moet bidden voor de wereld, en moet onrecht bestrijden in deze wereld. Dan ben je profeet, priester en koning. Op die manier je christen zijn praktisch maken stimuleert ook je christen zijn. Of omgekeerd geformuleerd: wie zijn christen zijn niet praktisch maakt, niet in de praktijk van iedere dag laat doorwerken, die merkt ook dat het moeilijk wordt om christen te blijven. Je christen zijn praktisch maken stimuleert je christen zijn, vraag maar eens aan jongeren die meegaan met YouSee, Szeretet of SHIB.

 

    Het is een profetische en apostolische opdracht

Dus waarom stel ik deze drie vragen? Ik doe dat vanuit v/a 32 van de Catechismus, ik doe dat omdat ik merk dat er een behoefte is aan praktische aanwijzingen hoe je christen kunt zijn, en ik lees ook gewoon die profetische opdracht in Jeremia 29:7, die terugkomt als apostolische opdracht in 1 Timoteüs 2:1-2. Die opdracht: ‘Bid voor de stad waarheen ik jullie weggevoerd heb en zet je in voor haar bloei.’ Of in de woorden van Paulus aan Timoteüs: ‘Bid voor alle koningen en gezagsdragers, opdat we rustig en ongestoord kunnen leven.’

 

Ik ga nu eerst die drie concrete taken uitwerken, daarop ligt het zwaartepunt in deze preek. Die taken van spreken, bidden en het bestrijden van onrecht. Spreken is de profetische taak, bidden de priesterlijke en het bestrijden van onrecht is de taak van een koning.

 

Profeet

Profeten spreken, praten, gebruiken hun mond. Dit betekent niet dat hun leven er niet toe doet. Sommige profeten moesten de boodschap van God in hun leven uitbeelden, denk aan Hosea. Bij andere profeten beeldde God zelf zijn boodschap in hun leven uit, ik denk aan Jeremia die nogal door het volk en zijn leiders genegeerd werd. Wat ook precies de boodschap van God aan het volk was: jullie negeren Mij, zegt God. In ieder geval, bij de profeet ligt het hoofdaccent op het spreken en daarom leg ik daar nu ook het accent op als het gaat over ons profetisch christen zijn. Tegelijk bedenken we dat ons leven in overeenstemming moet zijn met wat we zeggen en dat vaak onze leefstijl een sprekender getuigenis is van wat we bedoelen te zeggen.

 

Wat is de inhoud van het profetisch spreken? Een vergissing is dat het zou gaan over de toekomst. Dat kan maar dat hoeft niet. Veel vaker is profetie de weergave van Gods analyse van de zaken. Profetie komt uit de hemel, niet uit de toekomst. Het is Gods perspectief op wat mensen doen, Gods perspectief op deze wereld. En dat kan te maken hebben met de toekomst waar Hij aan werkt, maar het profetisch woord richt zich dan toch altijd weer op wat mensen in het licht van die toekomst vandaag moeten doen. De profeten van Israël roepen verrassend vaak op tot bekering, bekering in het heden. Ze doen dat in het licht van de gegeven wet, de gegeven beloften, de door God gegeven bevrijding (de geschiedenis) maar met het oog op de toekomst: bekeert Israël zich niet dan zal de belofte tot vloek worden in hun leven.

 

In Handelingen 2 wordt profeteren ingevuld als ‘spreken van de grote daden van God’ (Handelingen 2:11-21, Joël 3:1-5, zie ook Openbaring 19:10). Profeteren ligt dan heel dicht aan tegen evangeliseren. En dat is de opdracht die je als christen hebt in deze wereld. Want er staat nog maar één ding te gebeuren en dat is de wederkomst van Jezus en daarna het oordeel en de vestiging van het rijk van God op aarde. Je uitverkiezing heeft hier ook mee te maken: jij weet dit, in zijn liefde heeft God jou geloof in dit evangelie gegeven. Maar dat betekent dat jij die rijkdom ook moet doorgeven. Dit mag je niet voor je houden. In het boek Openbaring kom je dit ook de hele tijd tegen. Christus heeft geduld met zijn oordeel om nog zoveel mogelijk mensen te redden. Christus geeft alarmsignalen in de vorm van rampen, oorlogen en natuurgeweld. En Christus geeft in de wereld een kerk en kerkmensen die daarbij tekst en uitleg moeten geven. Profeteren is spreken van de grote daden van God in deze wereld.

 

Priester

Onze priesterlijke opdracht in deze wereld is bidden. Bidden voor de wereld. Deze opdracht komt heel sterk naar voren in 1 Timoteüs 2 en Jeremia 29, daar zal ik straks meer over zeggen. De Catechismus focust in Zondag 12 bij de priester op zijn taak om te offeren. Zonder daar aan af te doen leg ik vanmiddag het accent bij het bidden. Want offeren en bidden horen bij elkaar. Offeren gaat altijd vergezeld van gebed. Bij onze collecte, offerdienst, zou daarom heel goed een speciaal gebed passen. Of stilte tijdens de collecte om zelf te bidden. En omgekeerd: bidden is offeren. Bidden is niet vooral dingen vragen, en al helemaal niet voor jezelf, maar bidden is bieden, is jezelf aanbieden aan God. En wat je vraagt heeft te maken met de zaak van God, met zijn koninkrijk.

 

Ik denk aan priester Zacharias die in de tempel in Jeruzalem staat te offeren wanneer de engel Gabriël aan hem verschijnt. Buiten op het tempelplein staat het volk te bidden (Lucas 2:10), daar zie je die connectie van offeren en bidden. Maar ook Zacharias zelf bidt bij zijn offer. Want Gabriël zegt: ‘Wees niet bang, Zacharias, je gebed is verhoord’. Vaak wordt dat opgevat als zijn gebed om een kind. Dat snap ik wel, maar als ik hier op zondag bid, bid ik toch ook niet voor mijn eigen dingen? Zacharias bad daar in zijn functie als dienstdoend priester. Dus bad hij voor de dingen van God. Hij bad voor het volk, hij bad om de komst van de Messias, de Gezalfde van God. Zou de oude Zacharias echt nog gebeden hebben om een zwangerschap? Dan had hij wel een heel groot geloof, terwijl het vervolg laat ziet dat dit juist niet zo is want hij gelooft niets van wat de engel zegt, daarom kan hij heel de zwangerschap lang niet praten. Als je leest wat Gabriël zegt gaat dat ook over de komst van de Messias. Zacharias zal een zoon krijgen die het volk zal klaarmaken voor de Heer (Lucas 2:17). Zacharias bad als priester om datgene wat de kern was van het offer dat hij bracht, Zacharias bad om vrede tussen God en zijn volk.

 

Dat is ook waar wij om zullen bidden als we bidden voor deze wereld. Het is vooral het gedeelte uit 1 Timoteüs 2 dat dit duidelijk maakt. Paulus schrijft: ‘Bid voor alle koningen en gezagsdragers, opdat we rustig en ongestoord kunnen leven, in alle vroomheid en waardigheid.’ In dit gebed gaat het er niet om dat de overheid ons niet vervolgt. Het gaat er niet om dat de overheid iets niet doet, maar het gaat er om dat de gelovigen iets wel doen. Namelijk rustig leven in vroomheid en waardigheid. Christenen zullen een stil en rustig leven leiden. Christenen mogen niet bekend staan als oproerkraaiers. Ik heb het wel eens eerder gezegd: bidden verandert niet God, maar de bidder. Hier kun je zeggen: dit gebed is niet bedoeld om de houding van de overheid te veranderen, maar (opnieuw) de houding van de bidder. De christen die bidt voor de overheid kan niet tegelijk een oproerkraaier zijn. En door die houding van stil en rustig leven, in vroomheid en waardigheid krijgt de overheid, en krijgt de samenleving, respect voor christenen. Dat is de manier waarop zij voor het evangelie gewonnen kunnen worden. Lees maar verder in 1 Timoteüs 2: ‘Dat (dat stille en rustige leven van de christenen) is goed en welgevallig in de ogen van God, onze redder, die wil dat alle mensen worden gered en de waarheid leren kennen. Want er is maar één God, en maar één bemiddelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus’ (1 Timoteüs 2:3-5). Ik realiseerde me bij het maken van deze preek dat ik moet bidden voor mijn mede-kantoorbewoners. Maar ook u moet bidden voor de wereld, de mensen om u heen. Ook als kerk doen we dat en zullen we dat doen. Op de TomTom die ik gebruik is een kerk een gebedshuis. Je kunt allemaal van die handige locaties langs je route laten tonen: benzinepompen, ziekenhuizen, vliegvelden. Ik wilde graag alle kerken langs de route kunnen zien. Maar de TomTom kent geen kerken, alleen ‘gebedshuizen’. Eigenlijk een hele goede typering. Een kerk is niet meer maar ook niet minder dan een huis van gebed.

 

Koning

De opdracht die wij als koning hebben is het bestrijden van onrecht in deze wereld. Dat is typisch wat de koning van Israël deed. Ik denk aan Salomo bij wie die twee vrouwen kwamen met dat ene kind (1 Koningen 3:16-28). Salomo spreekt recht, om onrecht te voorkomen. Hij beschermt wat zwak is en komt voor het zwakke op. Dat is een trek die je het hele Oude Testament door tegenkomt. Een prachtig voorbeeld hiervan lees je in 2 Samuël 14:4-11 (en zie voor het omgekeerde Jesaja 1:23). Maar je komt het ook in het Nieuwe Testament tegen, denk aan Paulus’ beroep op de keizer in Rome (Handelingen 25:11). Als keizer of als koning moest je onrecht bestrijden en voor vrede zorgen. Trouwens voor het woord dat met ‘bloei’ is vertaald in Jeremia 29:7 staat in het Hebreeuws ‘vrede’. ‘Zoek de vrede voor de stad (...) want in haar vrede zal uw vrede gelegen zijn’ (NV51). Het onrecht bestrijden en zo vrede brengen, dat is de taak van de koning. De koningen van Israël moesten dan ook een afschrift van de wet van God onder handbereik hebben wanneer ze op hun troon zaten. Samenvattend kun je zeggen: de koningen van Israël moesten het volk dichtbij de Here houden en het volk iets van zijn vrederijk laten proeven.

 

Dat is ook onze taak als koning. Als christen heb je een koninklijke opdracht in deze wereld. De Catechismus benoemt de strijd die daarbij hoort. De Catechismus benoemt de strijd in jezelf, tegen de zonde. Maar waarom zou de strijd tegen het onrecht in deze wereld daar niet bij horen? Uitbuiting, onderdrukking, kinderarbeid, scheve arbeidsverhoudingen, onrecht dat asielzoekers wordt aangedaan, de omgang met vluchtelingen, bescherming van ons welvaartsniveau ten koste van andere wereldbewoners. Ik denk dat het bij je christen zijn hoort dat onrecht je aan te trekken en te bestrijden. Niet met wapens maar met liefde, geduld en volhardende trouw waarbij je zelf offers brengt.

 

Vervul je taak vanuit de genade die je in Christus ontving

Kijk nu nog eens naar die drie vragen en vraag het jezelf af:

 

Spreek ik Gods Woord in deze wereld?

Bid ik voor de wereld?

Bestrijd ik onrecht in deze wereld?

 

Dit hoort bij je christen zijn. Naar de kerk gaan maakt van iemand geen christen, net zo min als naar de garage gaan van iemand een auto maakt; die las ik ergens. Ook het spreken van Gods Woord in deze wereld, het bidden voor de wereld, en het bestrijden van onrecht in de wereld maakt niet een christen van je, laat dat duidelijk zijn. Christen word je wanneer je door geloof bij Christus gaat horen, door zijn heilige Geest gezalfd wordt en Hem navolgt. De zalving van een profeet, een priester en een koning had twee functies. Het wees zo iemand aan: jij bent de nieuwe profeet, of priester, of koning. Denk maar aan de zalving van koning Saul en na hem koning David, denk aan de zalving van Aäron. Tegelijk wees die zalving erop dat zo iemand door de heilige Geest bekwaam werd gemaakt voor zijn taak. Voor ons geldt: als christen ben je profeet, priester en koning. En dan behoort dit tot je taken: spreken, bidden, onrecht bestrijden. Want God wil alle mensen redden. Daarom heb je deze opdracht, om het evangelie te verspreiden. Met woorden, al biddend en met daden. God wil alle mensen redden doordat ze Jezus leren kennen. Zo zal God eer en aanbidding ontvangen. God wil mensen redden en zo geëerd worden om wie Hij is. Dat is de achtergrond van de opdracht die je als christen hebt in deze wereld. En je hoeft dat niet in eigen kracht te doen. Je ontvangt daarvoor de hulp van de heilige Geest. Hij maakt je bekwaam. Bid daarom. Bij deze opdracht is de kracht van de heilige Geest beloofd.

 

En laat genade, de genade die je zelf ontving, het fundament zijn onder dit praktisch christen zijn. Daarvan is Jeremia 29 zo’n prachtig voorbeeld. De ballingen moeten bidden voor de stad waarheen ze zijn weggevoerd. Dat is nogal wat. Bidden voor je vijand zoals Jezus ons leert is één ding, maar weggevoerd worden in ballingschap en dan bidden voor je onderdrukkers, zou je ze niet eerder vervloeken? Zouden veel joden dat ook niet hartgrondig gedaan hebben daar in Babel? Hoe is dat met ons, hoe kijk jij naar hen die in Nederland proberen de christelijke verworvenheden zoveel mogelijk terug te schroeven? Naar hen die het christelijk huwelijk uithollen, die de weigerambtenaar af willen schaffen of de subsidiëring van christelijke scholen? Hoe kijk jij naar hen? Wat voel jij in je hart voor hen? Juist daar begint Jeremia 29:7 te spreken: ‘Bid tot de HEER voor de stad waarheen ik jullie weggevoerd heb en zet je in voor haar bloei, want de bloei van de stad is ook jullie bloei.’ Daar valt heel veel over te zeggen, maar waar ik nu de vinger bij leg is dit: neem geen ‘vijandhouding’ aan tegenover de wereld of ongelovigen. Want je leeft van dezelfde genade. Christus kwam voor jou als profeet naar deze wereld. Hij offerde zich voor jou op Golgota en nu bidt Hij voor jou in de hemel. En Hij strijdt voor jouw vrede, zodat jij in vrede kunt leven. Dat is v/a 31, waar ik in deze preek niet zoveel over heb gezegd, maar die de basis vormt onder de opdracht van v/a 32, de opdracht om als christen te spreken in deze wereld, te bidden voor deze wereld en onrecht te bestrijden in deze wereld. Je kunt dat alleen omdat Christus dat voor jou gedaan heeft en doet. Een ‘vijandhouding’ tegenover ongelovigen past niet bij de genade waar je zelf van leeft. Dat gold voor de ballingen in Babel en dat geldt ook voor ons. Zet je in voor de bloei van deze wereld. Je hoeft niet bang te zijn dat je daardoor ‘van de wereld’ wordt, dat je daardoor teveel onder invloed van de zondige wereld komt te staan. Tenminste als je blijft bidden. Je wordt nooit ‘van de wereld’ als je blijft bidden voor de wereld. Want bidden om Gods vrede voor de wereld houdt je eigen verlangen naar die vrede meer dan levend. Amen.