Christus, God en mens

21 november 1999

God breekt het vooruitgangsgeloof van de mens aan stukken: Hij geeft zijn Zoon aan een wereld die bankroet is.

Lezen: Hebreeën 7:11-28

Tekst: Zondag 14

Stel je voor, je bent getrouwd. Thuis heb je twee kleine kinderen rondlopen. Dan meldt de volgende zwangerschap zich aan. Alles gaat goed, de maanden vliegen om want je verwacht met blijdschap nieuw leven. Dan in de laatste weken van de zwangerschap wordt het opeens spannend, er gaat iets niet goed met het kindje. De aanstaande moeder moet naar het ziekenhuis en daar hoor je het verpletterende bericht: of de moeder of het kind kan blijven leven. Offer je het leven van één van beiden op? Moet de moeder haar leven opofferen voor dat van haar kind? Of laat je het er op aankomen, zonder in te grijpen?

 

Om je leven op te offeren voor iets of iemand anders, moet dat andere je wel heel veel waard zijn. Je leven opofferen kan maar één keer. Daarnaar toe leven is onvoorstelbaar moeilijk. Je moet er wel heel zeker zijn dat het offer dat jij brengt de moeite waard is. En stel je voor dat jij dat kind bent, stel je voor dat jouw moeder haar leven voor jou heeft opgeofferd, dat legt een claim op jouw leven. Jouw leven moet dat offer waard zijn.

 

Mag een mens zichzelf opofferen om het leven van een ander te redden? Mag een mens zijn leven opofferen voor een goed doel, bijvoorbeeld in een oorlog? Denk eens aan Simson, hij offert zijn leven op als hij de pilaren van de tempel van Dagon omver duwt. Bij zijn dood maakt hij meer slachtoffers onder de Filistijnen dan in heel zijn leven.

 

Offeren betekent dat je iets van waarde weggeeft. Offeren is iets aanbieden aan een ander. En bij offeren hoort een priester, in het Oude Testament is dat duidelijk. De priester is degene die namens jou het offer brengt. De priester staat tussen jou en God in. Hij bemiddelt. Hij brengt jouw boodschap of jouw offer bij God. En namens God spreekt hij tot jou. In de brief aan de Hebreeën gaat het over offers en priesters. Christus wordt daar een priester genoemd. Maar Hij is een bijzondere priester, want Hij offert zichzelf. Welke priester zou dat doen, zichzelf opofferen voor de zaak van een ander?

 

Het thema voor de preek is:

Christus, de heilige hogepriester

1. bij zijn geboorte

2. in zijn leven

3. door zijn dood

 

Bij zijn geboorte

Als je om je heen kijkt in deze wereld loop je er telkens tegenaan, de mens kan zichzelf niet redden. Hoe gemakkelijk denkt de mens dat telkens weer. Veel mensen bekijken de wereld door de bril van de menselijke mogelijkheden. De wereld is maakbaar, je moet het zelf maken in deze wereld want anderen doen het niet voor je.

 

Denk maar aan de manier waarop er gepraat wordt over het krijgen van kinderen. Jonge mensen met trouwplannen kunnen doen alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat je kinderen krijgt. Als je tegen hen zegt dat kinderloosheid ook voorkomt, dan wordt daar gauw over heen gepraat. Het wordt weggedrukt, want dat is toch maar in zoveel procent van de huwelijken het geval.

 

Als jonge stellen daar makkelijk over doen kan er ook iets anders achter zitten. Waar zou je je druk over maken, tegenwoordig is er zoveel mogelijk. De medische wetenschap heeft overal een oplossing voor. Kinderen neem je, wordt er gezegd. Je bekijkt de wereld door de bril van de menselijke mogelijkheden.

 

Hoeveel er ook mogelijk is in onze wereld, we blijven met problemen zitten. Soms loopt de lange, moeizame weg van onderzoeken en medische ingrepen dood. Dan blijft het stil in huis: geen kinderen, tot je bittere verdriet. Ondanks je geloof in de mogelijkheden van de moderne wetenschap krijg je geen kinderen.

 

Dan kan je geloof in de moderne wereld met zijn eindeloze mogelijkheden afbrokkelen. Je gaat overal aan twijfelen. Misschien ook wel aan je geloof in God. Je raakt verbitterd en je sluit je af voor contact met anderen. Je denkt: de moderne maatschappij kan zijn beloftes niet waar maken. De wereld is niet maakbaar.

 

De wereld is failliet en niet in staat zijn grote woorden waar te maken. De medische wetenschap kan veel, maar er blijven problemen liggen. Zo is het ook in de politiek. We zijn met elkaar nog niet eens in staat om de hele wereld van voedsel te voorzien. Dagelijks sterven er weet ik niet hoeveel kinderen en volwassenen aan ondervoeding. We zijn als hoog ontwikkelde mensen niet in staat om met elkaar in vrede te leven, de oorlog in Kosovo was nog niet goed en wel voorbij of het begon alweer in Tjetsjenië. En dan is de ruime blik van het journaal nog maar beperkt tot een paar gebieden op deze immense aarde.

 

De wereld is failliet. Bankroet. De mens is over de kop gegaan door de zonde. De mens kan zijn grote woorden niet meer waar maken. Dat is niet iets van de laatste tijd en het is ook niet iets dat we in het volgend millennium wel zullen overwinnen. Het failliet van de mens is absoluut. De zonde is een onoverkomelijk probleem. Wat wij allemaal ook denken te kunnen maken en breken, op die keiharde realiteit breekt al ons vooruitgangsgeloof stuk.

 

God brak 2000 jaar geleden het vooruitgangsgeloof van de mens ook al aan stukken door de geboorte van zijn Zoon, Jezus Christus. Wij belijden dat in onze Apostolische Geloofsbelijdenis. Daar zeggen we: Jezus Christus, onze Here, ‘is ontvangen van de Heilige Geest, en geboren uit de maagd Maria.’ Zondag 14 van de Catechismus legt uit wat je daarmee zegt. Jezus is geboren uit de maagd Maria. Jozef kwam er niet aan te pas. Hij stond langs de zijlijn. God zelf schuift Jozef aan de kant door de Heilige Geest. Als Gabriël Maria aankondigt wat er met haar gaat gebeuren, zegt hij dat de kracht van God over haar zal komen. Door de Heilige Geest wordt Maria zwanger. De Heilige Geest zorgt voor dat allereerste begin van Maria’s baby, een hoopje cellen dat zo klein is als een stofje.

 

Jozef wordt opzij geschoven, de mensheid is failliet. God breekt het vooruitgangsgeloof van de mens aan stukken. God laat zien dat Hij al de beloften die Hij had gedaan zelf moet waarmaken. God belooft een redder voor de wereld, uit het geslacht van David, uit de stam Juda. Maar als het zover is, moet God het zelf bewerken. Want de Redder voor de wereld moet de kracht van God hebben. En om Gods heilige toorn tegen de zonde te kunnen dragen moet de Redder zelf heilig zijn.

 

Dat Jezus ontvangen en geboren is in heiligheid heeft niets te maken met Maria. Zij is niet heilig. De heiligheid zit hem ook niet in het maagdelijke van Jezus’ geboorte. Jezus heeft zijn heiligheid van de Geest. De mens Jezus is heilig omdat de Heilige Geest het kind in Maria’s buik heeft verwekt. Hebreeën 7:26 zegt over Jezus: Hij is ‘heilig, zonder schuld of smet, afgezonderd van de zondaren.’

 

Dat Maria maagd was toen Jezus geboren werd laat zien dat de mens failliet was en de wereld niets meer te bieden had. De mens kon zichzelf niet redden, laat staan dat de mens de hele wereld kon redden. Jezus is uit het geslacht van David, maar niet in eerste instantie door Maria. Op de vraag of Maria ook van David afstamt geeft de bijbel geen zekerheid. Wel verwijzen de evangelisten iedere keer naar Jozef, hij is een nakomeling van David. Het geslachtsregister van Matteüs 1 loopt uit op ‘Jozef, de man van Maria, uit wie Jezus geboren is.’ Alleen door Jezus aan te nemen als zijn kind, wordt Jezus nakomeling van David. De mens kan zijn eigen Redder niet voortbrengen. Daarvoor moet God ingrijpen. Daarvoor moet de Geest scheppend aan het werk in Maria. En dan moet het uitgebluste huis van David zijn Redder aannemen als kind. Pas dan is er weer vooruitgang. Alleen Christus kan de toekomst maken.

 

Zo wijst de geboorte van Christus er al op, Hij is priester. Hij staat tussen God en mens in. Want Hij is God en mens: ‘ontvangen van de Heilige Geest’ en ‘geboren uit de maagd Maria’.

 

In zijn leven

Jezus is priester, Hij staat tussen God en mens in want Hij is God en mens. Maar de mens heeft niets te offeren, hij komt met lege handen bij de priester. De mensheid heeft geen eigen waarde meer. De mens kan ook zichzelf niet opofferen zodat hij daardoor leven zou krijgen van God. Dat heeft geen zin, zo’n zelfopoffering heeft geen waarde voor God want de mens is failliet, hij heeft God niets te bieden.

 

Dat kan je dwars zitten. Zelfredzaamheid wordt hoog aangeslagen in onze tijd. Ben je afhankelijk van anderen, ben je gehandicapt, dan tel je nauwelijks mee. Soms werkt die gedachte door tot in de kerk. Dat is schrijnend en diep triest. Want wie van ons kan ooit zichzelf redden?

 

Wij hebben onze zelfredzaamheid verloren toen we God vaarwel zeiden. Buiten Hem is geen leven. Zoals de aarde het licht en de warmte van de zon nodig heeft, zo hebben wij Hem nodig. Als de zon er niet zou zijn of als de zon uitdooft (zoals sommige wetenschappers voorspellen) dan is het gebeurt met ons. Dan koelt de aarde af, zodat binnen de kortste keren geen enkel leven meer mogelijk is. Zo is het leefklimaat op aarde ook op slag afgekoeld nadat de mens het licht van God in zijn leven had uitgedoofd.

 

Toen de band met God verbroken was kwam de zonde en het kwaad in de wereld. Zonde is het ontkennen van God als God. Zonde is zijn licht uitdoven in jouw leven. In de duisternis en kou die dan ons leven binnendringt, stapelen wij schuld op schuld. Alles wat het daglicht niet kan verdragen speelt op in onze levens. Ons leven raakt besmeurd door onze duistere praktijken. Ons leven raakt besmeurd door ons hopeloze pogingen om er toch nog wat van te maken.

 

Wij zijn niet heilig meer. Wij zijn niet meer ongedeeld op God gericht. Daarom moest het volk Israël in de tijd van het Oude Testament telkens weer offers brengen om zich met God te verzoenen en de toorn van God af te wenden. De schrijver van de Hebreeënbrief laat zien dat die offers niet afdoende waren, ze brachten geen echt herstel van de band met God. Het is symptoombestrijding. Die offers moesten keer op keer gebracht worden. En zelfs door de offers heen speelde de onheiligheid van het volk op. Zelfs op de offers zaten de smetten van de zonde. Want de offeraar is niet heilig, en de priester zelf is niet heilig: verkeerde motieven, eigenzinnigheid, denken dat je jezelf er mee redt. Ondanks alle offers bleef de zonde in de mens zitten.

 

Daarom, zegt Hebreeën 7:26, hadden wij een hogepriester nodig die zelf heilig is. Zonder schuld of smet, gescheiden van de zondaren. Dat is ook de vraag van de Catechismus. Vraag en antwoord 36 vraagt naar het nut van de heilige ontvangenis en geboorte. Dan belijden we: alleen zo is Hij onze Middelaar, met zijn onschuld en volkomen heiligheid bedekt hij mijn zonde. Mijn zonde waar ik met alle goede wil van de wereld niet vanaf kom. Ik ben er in geboren en mee opgegroeid. Ik heb mijn leven lang niets anders gedaan. Maar door het heilige offer van Christus raakt die zonde eindelijk uit zicht. God vraagt van ons gehoorzaamheid en heiligheid. Wij kunnen dat niet opbrengen. Christus gaat bemiddelen als priester, als advocaat. Hij pleit voor ons. Maar wij hebben niets te bieden. Dan geeft onze advocaat zichzelf.

 

Jezus doet mijn leven over. Maar dan heilig en zonder zonde. Zonder zich te besmeuren met het bloed van mensen. Aan zijn handen kleeft geen bloed. 1 Petrus 2:22-23 zegt: Christus ‘die geen zonde gedaan heeft en in wiens mond geen bedrog is gevonden; die, als Hij gescholden werd, niet terugschold en als Hij leed, niet dreigde, (...) die zelf onze zonden in zijn lichaam op het hout gebracht heeft...’ Dus er kleeft toch bloed aan zijn handen, aan heel zijn lichaam. Zijn eigen bloed dat hij voor mij gegeven heeft omdat Hij mijn zonden op zich nam. Mijn zonden droeg Hij in zijn lichaam mee, tot aan het kruis. Jezus zat onze straf uit, levenslang.

 

Het leven van onze Here Christus is uniek. Want Hij is God en mens. Hij staat precies tussen God en de mens in. Hij is mens want Hij is het kind van Maria, Hij is God want Hij is door de Heilige Geest verwekt. Zo kan Hij Middelaar zijn tussen God en mens. Als heilige hogepriester heeft Hij God wel wat te bieden, namelijk zijn heilige, zondeloze leven. Dat offer is waardevol voor God.

 

Door zijn dood

Christus is onze heilige hogepriester. Hij is anders dan menselijke priesters, Hij hoeft niet telkens opnieuw te offeren. Hebreeën 7:27 zegt: Hij hoeft ook niet eerst voor zichzelf te offeren. Dat moesten de Levitische hogepriesters wel, die moesten eerst verzoening doen voor hun eigen zonden. Pas dan konden ze verzoening doen voor de zonden van het volk. Maar Christus heeft eens en voor altijd het offer voor de zonden van zijn volk gebracht toen Hij Zichzelf opofferde. Als een advocaat die ontdekt dat zijn cliënt echt schuldig is en dan zelf de straf uitzit.

 

Zo is Christus ook onze borg. Hij koopt ons vrij op borgtocht. Hij stelt zich aansprakelijk voor onze verplichtingen tegenover God. Hebreeën 7 zegt: Jezus is de borg geworden van een beter verbond. Dat betekent dat Hij garant staat voor dat nieuwe verbond dat door zijn toedoen tot stand is gekomen. Hij staat er voor in dat God de beloften van dat verbond waarmaakt.

 

Christus is onze Middelaar. Hij staat tussen God en ons in. Want Hij is God en mens: ‘ontvangen van de Heilige Geest’ en ‘geboren uit de maagd Maria’. Daarmee belijd je dat je jezelf niet kunt redden. Daarmee belijd je dat je de heiligheid van Christus’ leven nodig hebt. Laat je door die advocaat redden. Laat die advocaat voor je pleiten. Want Hij leeft eeuwig. Daarom kan Christus volkomen behouden wie door Hem tot God gaan.

 

Zonder de belijdenis van Zondag 14 heb je geen Middelaar. Als je de belijdenis van de maagdelijke geboorte opzij zet doe je alsof je jezelf wel kunt redden. Dat loopt op niets uit. Moet je eens kijken wat voor dingen onze Westerse beschaving allemaal gebracht heeft: grote verschillen tussen rijk en arm, allerlei luxeziektes en een absolute voorrang voor de wensen van het individu tot in de dood van abortus en euthanasie aan toe. Toch hoeven we niet terug in de geschiedenis, het verleden was niet perfect. Maar het heden is ook niet perfect. We moeten vooruit, naar de toekomst van Christus, naar de wereld die Hij aan het maken is.

 

Laat je redden door Christus, onze heilige hogepriester. Laat je redden door zijn dood zodat de zonde steeds meer uit zicht raakt. Leven als iemand die gered is betekent elke dag wakker worden met een glimlach op je gezicht. Net als iemand die erg ziek is geweest en op het randje van de dood lag. Dan word je toch elke dag wakker met een geluksgevoel? Zo van, ook deze dag is er één extra, want voor hetzelfde geld was ik er niet meer. Zo is het ook als je verder mag leven als iemand die gered is door Christus. Hij heeft zijn leven voor jou opgeofferd, dat legt een claim op je leven. Je bent gered uit de hand van de schuldeiser, dan is elke dag er één extra. Wees dankbaar dat je mag leven, dat je mag leven met toekomst. Amen.