De beste optie om voor te leven
21 januari 2024
Dat alleen God ons kan vervullen met geluk weten we ergens wel, maar daar genoeg aan hebben blijft een strijd.
Lezen: Romeinen 7:7-25
Tekst: Romeinen 7:7-25
Ik denk dat het goed is om deze preek te beginnen met nog even het grote plaatje te schetsen van het boek van Tim Keller. In de eerste helft van het boek behandelt hij zeven dingen die mensen doen twijfelen aan het christelijk geloof. ‘Hoe kan een goede God lijden toestaan?’, ‘Hoe kan een God van liefde mensen naar de hel sturen?’, ‘Je kunt de Bijbel niet letterlijk nemen’, dat soort dingen. Je kunt het ook kritiek noemen op het christendom. Veel mensen verslikken zich vanwege deze dingen in het christendom. En Keller weerlegt deze kritiek dan iedere keer.
In de tweede helft van het boek gaat Keller dan redenen geven vóór het geloof. Daar gaat een soort disclaimer aan vooraf, in het boek heet dat een ‘Intermezzo’. De disclaimer is dat je God nooit kunt bewijzen. En ook van het christelijk geloof kun je niet bewijzen dat dit de waarheid is. Maar, zegt Keller dan, het ‘geloof in God (...) verklaart de dingen die we zien beter (...) dan de alternatieve verklaring’ (blz 135). Keller zegt: ‘Geen enkele opvatting over God kan bewezen worden’, maar je kunt wel uitzoeken wat het meest redelijk is. Denk nog even aan de titel van het boek: In alle redelijkheid. Wat is nou de meest redelijke, meest logische verklaring voor het bestaan van de wereld en het bestaan van de mens? Kortom, in woorden van Keller: ‘Welk verhaal over de wereld biedt het beste zin en samenhang aan de dingen die we in de wereld en in onszelf zien?’ (blz 136).
Waar het dan in hoofdstuk 10 over gaat is het volgende. Ieder mens zet iets of iemand centraal in zijn leven. Ieder mens leeft ergens voor. Ieder mens hecht zich aan dingen of personen. Je neemt dat gewoon waar, je merkt dat in jezelf en psychologen beschrijven het. Het geeft een bepaalde drive aan ons leven. We willen dingen bereiken en dat zet ons in beweging. We zijn mensen met verlangens, we zetten onze zinnen op dingen en als we ze hebben koesteren we ze. Als je elkaar daarop gaat bevragen blijkt iedereen ergens voor te leven. Maar waar komt dat vandaan?
Misschien moet ik eerst nog een kanttekening maken. Als mensen niet iets hebben om voor te leven, is er ook echt wat aan de hand. Het leven komt tot stilstand, het plezier uit het leven verdwijnt. Daaraan zie je opnieuw dat mensen van nature iets nodig hebben om voor te leven. Mensen hebben het gewoon nodig om hun hart aan iets te geven. Misschien ken je de uitdrukking: er zit een gat in ons hart en dat moet opgevuld worden. En Keller laat dan zien dat God de beste optie is. Dat gat in je hart kun je maar het beste vullen met God. Hij noemt het dan ook een ‘Godvormig’ gat (blz 172). God past precies in dat gat en maakt je heel. Anders gezegd, onze verlangens worden het best vervuld door God. Onze zoektocht komt tot rust wanneer we God gevonden hebben. Of zoals Augustinus het zegt in een gebed: mijn hart is onrustig, God, tot het rust vindt in u.
Keller betrekt hier het concept zonde bij. Want het gaat er nog steeds om dat we de beste verklaring vinden voor wat we in de wereld en in onszelf zien. Het is natuurlijk geen verrassing dat we dan uitkomen bij het christendom, maar ik neem u en jou graag mee langs de verschillende stappen. We zien dus dat mensen, wijzelf incluis, zoekende wezens zijn die zoeken naar een rustpunt. We zoeken naar iets dat onze verlangens vervult. Het enige eindpunt van die zoektocht is God. Maar hoe komt het dan dat zoveel mensen niet bij God uitkomen? En hoe komt het dat die zoektocht, ook in onszelf als christenen, zo’n moeilijke weg is? Keller zegt, dat komt door de zonde.
Ik noemde dat zojuist ‘het concept zonde’. Dat klinkt een beetje afstandelijk. In deze preek gaat het er om: op welke manier verklaart het bestaan van zonde wat we om ons heen zien? Of omgekeerd gezegd, kun je wat we om ons heen zien nog wel verklaren als je het bestaan van zonde ontkent? Kun je jezelf nog wel verklaren als je het bestaan van zonde ontkent? Dat ontkennen van de zonde gebeurt nogal in onze samenleving. Veel mensen willen het daar niet meer over hebben. Soms willen ook kerkmensen het er niet meer over hebben. Het idee van zonde wordt als kwetsend ervaren. Hoezo zou iemand -een medemens of God- mij vertellen wat ik fout gedaan heb? Wie is die ander om zich dat oordeel aan te matigen? Bovendien, wat is goed en wat is fout? Het concept zonde zou mensen maar somber maken (Aleid Schilder). Het concept zonde zou uitgaan van een pessimistisch mensbeeld dat mensen alleen maar depressief maakt (Rutger Bregman). De moderne mens heeft het niet vaak meer over zonde. Alleen nog in de uitdrukking ‘oei, wat zonde’, als iets kapot valt.
Maar hoe verklaar je dan wat er allemaal mis is in onze wereld? Hoe verklaar je dan wat er mis is in onszelf? Waar komt dat rusteloze vandaan? Waarom raken mensen verbitterd en teleurgesteld? Waarom zijn mensen cynisch? Waarom verliezen zoveel mensen de hoop en leven ze voor weekenden en vakanties? Waarom sluiten mensen elkaar uit en creëren ze vijandbeelden? Wat is de beste verklaring voor enerzijds dat verlangen in mensen naar heelheid, naar vervulling en geluk, en anderzijds de moeizame zoektocht om dat ook daadwerkelijk te vinden?
Tim Keller zegt: de zonde verklaart dit. Dat christelijke concept zonde verklaart wat je om je heen ziet in de wereld en wat je merkt in je eigen bestaan. De twee wereldoorlogen van de vorige eeuw hebben veel mensen diep geschokt: is de mens hiertoe in staat, tot deze wreedheden, zo’n massale opoffering van levens? Datzelfde vraag je je af als je kijkt naar de beelden uit Oekraïne, uit Israël en Gaza. Het is ook schokkend. Maar blaast het echt je wereld omver? Slaat het de bodem onder je leven vandaan? Als je geen rekening hield met het concept zonde misschien wel. Maar christenen zijn toch vertrouwd met het idee dat er ‘een diepe innerlijke stoornis in het centrum van de menselijke persoon’ zit (blz 179)? Ik moest daarbij denken aan Romeinen 7, ik zal daar straks meer over zeggen. Maar die stoornis is de zonde. Er zit een dubbelheid in de menselijke natuur. Aan de ene kant zijn we in onszelf verbrokkeld, gebroken, dat is de zonde. Aan de andere kant verlangen we naar volmaaktheid, naar heelheid, en dat is genade. Als je weet van de zonde dan schrik je minder van alle ellende en oorlogen die mensen elkaar aandoen. Als weet van de genade dan hou je hoop op verandering.
Wat is eigenlijk zonde? Keller zegt daar iets moois over. Hij zegt: ‘Bij zonde denken de meeste mensen aan het ‘breken van goddelijke regels” (blz 174). Maar volgens Keller is zonde vooral dit, dat je dat gat in je hart vult met iets anders dan God. Je zoekt de vervulling van je verlangens in geschapen dingen. Je zoekt je rust in geschapen dingen. Of het nou geld en bezit is, je carrière of sport en prestaties, of roem, bekendheid, eer, je gezin, je huwelijk. En deze dingen nemen voor jou de plaats van God in, of je dat nou beseft of niet. Veel mensen vergoddelijken geschapen dingen. Ze verwachten geluk van dat geld, van hun carrière, van hun partner. Ze ontlenen zekerheid aan hun prestaties, hun roem. Maar dan ook op een niveau dat je er niet meer zonder kunt. Dat is toch typisch de plek van een god? Mensen brengen ook grote offers om hun god tevreden te stellen: voor carrières worden relaties opgeofferd, voor geld en bezit offeren mensen hun gezondheid op, voor roem en eer wordt de waarheid nog al eens opgeofferd. Maarten Luther heeft gezegd: ‘waar een mens zijn hart aan hangt, dat is zijn God.’ Maar het droevige is dat het bezit van deze dingen niet de vervulling brengt waar mensen zo naar op zoek zijn. Rijkdom maakt mensen zelden gelukkig, roem brengt vaak eenzaamheid met zich mee, prestaties worden vergeten of verbeterd. Wat hou je over? Keller zegt: ‘een leven dat God niet als middelpunt heeft, veroorzaakt leegte’ (blz 178). Augustinus zei: ‘als er een God is die jou heeft geschapen, kunnen de diepste kamers van je ziel eenvoudigweg niet worden vervuld met iets dat minder is dan God zelf’ (blz 183).
Dus zonde is in de woorden van Keller: ‘de wanhopige weigering je diepste identiteit te vinden in je relatie met God’ (blz 173). In plaats daarvan zet je iets anders centraal in je leven waar jij je geluk, doel en betekenis aan ontleent. En laten we eerlijk zijn, wij zijn daar allemaal gevoelig voor. Het gaat niet vanzelf dat je je identiteit in God zoekt en vindt. Het gaat ook niet in één keer. Soms breekt het licht in een flits door in je leven, zie je het opeens heel scherp, maar dat vervaagt net zo goed weer. Dan gaat je hart weer met die andere dingen aan de slag. Die dingen die meer voor het oprapen liggen in onze wereld, die bereikbaarder lijken en die we meer in onze macht denken te hebben.
Ik zou nog iets zeggen over Romeinen 7. In de stad Rome was een gemeente ontstaan van christenen uit de heidenen. Daarnaast had je in de stad een joodse gemeenschap met synagogen en alles. Nu worstelen de mensen die christen zijn geworden met hun identiteit: ze horen niet meer bij de heidenen, maar Paulus heeft gezegd, jullie moeten ook niet onder de joodse wet gaan leven. Waar horen ze dan wel bij? Paulus wijst hen een derde weg: niet jood, niet heiden, maar christen. Dat idee moest toen nog uitgevonden worden, men dacht in jood of heiden. Maar Paulus zegt: het leven onder de joodse wet is niet jullie toekomst, maar jullie leven in de wereld van de zonde is ook afgesloten. Voorbij wet en zonde worden jullie hemelburgers. Deze mensen worden geen Joden, zij blijven geen Romeinen, maar ze worden door inlijving in Jezus’ dood een nieuw soort mensen: ‘dood voor de zonde, maar in Christus Jezus levend voor God’ (Romeinen 6:11).
Hoezo zijn ze ‘dood voor de zonde’? Ze voelen de kracht van de zonde immers nog wel in hun leven en ze merken dat ze zonden doen. Dood voor de zonde wil zeggen: het rijk van de zonde heeft het niet meer over hen voor het zeggen. Eerder stonden ze als het ware op de loonlijst van de zonde, ze waren in dienst van de zonde. Je zou kunnen zeggen, Adam en Eva hadden hun ziel verkocht aan de zonde. Maar de boodschap van het evangelie is: Jezus koopt je vrij. Je gaat over naar een nieuwe Heer en daarmee zijn je verplichtingen aan je vorige eigenaar afgekocht. Je bent de zonde niets meer verplicht, dat betekent ‘dood voor de zonde’. Maar dat je de zonde niets meer verplicht bent, betekent nog niet dat je oude leven niet meer trekt. Het is bekend dat slaven die hun vrijheid kregen zo’n 150 jaar geleden, daar eerst maar moeilijk mee overweg konden. Ingesleten patronen bleken moeilijk te veranderen. En de slavenbezitters probeerden hun vrijgelaten slaven onder andere condities gewoon in dienst te houden. Dat is de plek van de zonde in ons leven: het ingesleten patroon is moeilijk te veranderen. Paulus herkent het in zijn eigen leven, hij roept het uit: ‘Ik begrijp zelf niet wat ik doe, want ik doe niet wat ik wil, ik doe juist wat ik haat’ (7:15). En Paulus’ conclusie is: ‘Innerlijk stem ik vol vreugde in met de wet van God, maar in alles wat ik doe zie ik die andere wet’ (vers 22-23).
Zo zit het dus in ons leven. Wij blijven op allerlei momenten ons geluk zoeken in dingen buiten God. Dat alleen God ons kan vervullen met geluk weten we ergens wel, maar daar genoeg aan hebben blijft een strijd. Paulus zegt: ‘Wie zal mij, ongelukkig mens, redden uit dit bestaan dat beheerst wordt door de dood?’ (vers 24). Want het leidt tot de dood als je je geluk zoekt in geschapen dingen. Paulus’ antwoord is dan ook: ‘God zij gedankt, die ons redt door Jezus Christus, onze Heer’ (vers 25). Wij leven met een dubbele werkelijkheid in ons binnenste: de macht van de zonde en de macht van de Geest van Christus. Over de macht van de Geest zal het gaan in Romeinen 8. Dan ontdek je: ze houden elkaar nu nog in evenwicht, maar we weten wie er wint - de Geest! Hij overwint de zonde om ons te doen delen in de heerlijkheid van Christus. Dan gaan oude beloften in vervulling. Ik denk aan wat de Here door de profeet Jeremia zegt: ‘dit is het verbond dat ik in de toekomst met Israël zal sluiten – spreekt de HEER: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven (...) Men zal elkaar niet meer hoeven te onderwijzen met de woorden: “Leer de HEER kennen,” want iedereen, van groot tot klein, kent mij dan al – spreekt de HEER’ (31:33-34).
Ik kom terug op de vraag van het begin, de vraag van de tweede helft van het boek van Tim Keller: wat zijn redenen om in God te geloven? Nou, het christelijke verhaal over de zonde verklaart het best wat wij in de wereld om ons heen zien: hoe mensen zoeken maar niet vinden, hoe ze ondergaan in cynisme en leeg vermaak. Het verhaal van de zonde verklaart ook het best wat wij in ons eigen leven zien: weten wat goed is en dat ook willen, en het toch niet doen. Eigenlijk zou je kunnen zeggen, er zit evangelie in het concept van de zonde. Dat klinkt gek, zonde is namelijk een ramp. Maar wie het idee van de menselijke zonde afwijst blijft zitten met die ramp. Want dan zie je jezelf als een slachtoffer van alle ellende. Zonde zegt dat wij daders van ellende zijn. Dat klinkt niet prettig, daders dragen immers verantwoordelijkheid. Ik zou het daarom zo willen zeggen: het concept van de zonde ontneemt je niet je verantwoordelijkheid, maar het zet je fouten en mislukkingen in het perspectief van vergeving, bekering en vernieuwing. Kortom, het zet onze ellende in het perspectief van de hoop. Het concept van de zonde laat zien waar het lek zit in ons leven, dat gat in ons hart. En uit de Bijbel weten we wie dat gat gedicht heeft: Jezus Christus. Ieder mens leeft ergens voor, dan is leven voor Jezus je beste optie. Amen.