De ondergang van de schijnwereld

20 januari 2013

De mens die als God wil zijn (beest) bouwt een samenleving waar alles, zelfs ‘liefde’ gekocht moet worden (hoer). Door het zelfdestructieve van zo’n samenleving (die de naam ‘samen’ niet mag hebben) werkt Gods oordeel. Hij bevestigt slechts de stand van zaken.

Lezen: Spreuken 7

Tekst: Openbaring 17

Stel je eens voor: er breekt brand uit hier in ons kerkgebouw. Tijdens een druk bezette dienst, de kerk zit helemaal vol. De vlammen schieten al hoog op, de hitte is voelbaar, rook verspreidt zich. Er wordt gegild, er ontstaat paniek. Wat doe jij dan? Red jij je eigen hachje of kijk je om je heen wie je kunt helpen? Verdringen wij elkaar op weg naar de uitgang of beginnen wij met het naar buiten helpen van ouderen en kinderen? Oftewel, ga je voor jezelf als het er echt op aan komt of heb jij andere normen en waarden? Mochten we ooit nog eens een brandoefening doen dan is dit voor mij het spannende punt en niet hoe snel we buiten staan.

 

En wat nu als de samenleving in brand staat? Of in brand gaat. Wij hebben het al een paar jaar over een crisis. En we denken dat het wel weer een keer overgaat. Ik ben daar van de week afgestapt. De crisis gaat niet over. Misschien wel in financiële zin maar dan komt het op een andere manier wel weer terug. Want ik zie mensen niet veranderen in hun gerichtheid op zichzelf. Maar als de samenleving in brand staat wat doe ik dan? Wat doe jij dan? Als levensmiddelen echt schaars worden - ga jij als een gek hamsteren? Of als er een besmettelijke epidemie uitbreekt waaraan mensen bij bosjes overlijden - sluit jij je op in je huis? Of als alleen ongelovigen nog mee mogen doen in de samenleving en gelovigen gediscrimineerd worden en geen goede banen meer kunnen krijgen - verstop jij je geloof dan in je hart? Hoe gedraag jij je als het er echt op aan komt? Ga je voor jezelf en jouw leven of heb je andere normen en waarden?

 

Thema voor de preek is:

Voor wie leef jij?

 

In Openbaring 17 onthult Jezus ons iets over onze samenleving. Openbaring, Apocalyps betekent onthulling. Het gaat in dit hoofdstuk over een hoer en een beest. Eerst zit de hoer trots op het beest, aan het einde van het hoofdstuk keert ditzelfde beest zich tegen haar, werpt haar van zich af en vernietigt haar. Het beest waar het over gaat kwamen we al eerder tegen, namelijk in hoofdstuk 13. Tegelijk is het belangrijk om te zien dat Openbaring 17 heel nauw aansluit op hoofdstuk 16. In 17:1 is het ook een van de engelen van hoofdstuk 16 die Johannes aanspreekt met: ‘Ik wil je laten zien hoe...’ Openbaring 17 is een uitwerking van de 7e schaal. Zo ging dat telkens in het boek Openbaring, nummer 7 van elke zevendelige serie omvat al het eruit voortvloeiende. Vanuit het 7e zegel kwamen de 7 bazuinen voort. Vanuit de 7e bazuin kwamen de 7 schalen voort. En zo komen de hoofdstukken 17-22 voort uit de 7e schaal. Hoofdstuk 16:17-21 beschrijft dit uitgieten van de 7e schaal van Gods toorn. En dat is het einde. Hier is naar toe gewerkt in het boek Openbaring. Hoofdstuk 4-16 vormt de ruggengraat van het boek Openbaring. In die hoofdstukken wordt het uitrollen van de geschiedenis beschreven, de tijd tussen hemelvaart en wederkomst. Weet u het nog: de boekrol die in handen van het Lam was gelegd. De spanning werd hoofdstuk na hoofdstuk opgebouwd en de ontlading vindt plaatst in hoofdstuk 16, het oordeel. Bij het uitgieten van de 7e schaal klinkt dan ook een luide stem vanaf de troon die uitroept: ‘Het is voorbij!’ En in wat dan nog volgt in het boek Openbaring, de hoofdstukken 17-22, worden twee thema’s uit het gedeelte 4-16 nader uitgewerkt. Namelijk de val van Babylon en de heerlijkheid van het nieuwe Jeruzalem. Of te wel: de straf over Gods vijanden en de bevrijding van Gods kinderen.

 

In hoofdstuk 16:19 is het al gezegd: ‘De grote stad viel in drie stukken uiteen (...) Het grote Babylon moest het ontgelden: God gaf het de beker met de wijn van zijn hevige woede.’ Datzelfde wordt in hoofdstuk 17 opnieuw beschreven maar dan vanuit een ander perspectief. Meer vanaf de kant van de aarde gezien, meer vanuit de mens gezien. En Babylon is die hoer. Openbaring 17 gebruikt verschillende namen voor haar: hoer, of grote hoer, of moeder van alle hoeren, en verder Babylon en vrouw en stad. Dan gaat het allemaal over hetzelfde. En Jezus duidt daarmee op een type samenleving. Een samenleving zoals de onze. Zo’n samenleving als waar wij in wonen. Het duidt op elke samenleving die gevormd wordt door mensen die ten diepste gaan voor zichzelf. De hoer zit op het beest. En het beest -zagen we in hoofdstuk 13- is de mens die als God wil zijn. Het is de mens die zichzelf aanbidt. De hoer zit op het beest. Zij staat voor elke samenleving die gebouwd is op mensen die zichzelf als god aanbidden. Dat is geen prettige samenleving.

 

Waarom typeert Jezus die samenleving als een hoer? Dat heeft hier niet met seks te maken. Het verschrikkelijke van een hoer is niet dat ze vreemdelingen in haar bed haalt maar dat ze haar lichaam gebruikt om te liegen over het leven. Het eerste is erg maar het tweede nog veel erger. Een hoer gebruikt seks om te liegen over het leven. De waarheid van het leven is dat liefde een kwestie van geven is, dat relaties toewijding vragen en dat seksualiteit het vieren van de aanwezige intimiteit is. De leugen van de hoer is dat liefde te koop is, dat een relatie een deal is en dat seksualiteit een kwestie is van zin hebben. In Spreuken 7 wordt deze leugen ontmaskerd. Wat zij genieten noemt doorboort zijn leven als een pijl. Wat zij haar bed noemt is voor hem een slachtbank. Wat zij een gelegenheid noemt die zich voordoet blijkt hem te ketenen. Wie zij haar klanten noemt zijn in werkelijkheid haar slachtoffers. Wat zij tooit met het verhevenste van alle woorden, liefde, blijkt voor hem de deur naar de diepte van de dood.

 

En zo creëert zij een schijnwereld, een leugenwereld. Hoe ziet een samenleving van egoïsten eruit? Zien we dat niet om ons heen? Alles is economie. Alles wordt in geld uitgedrukt, zelfs het mensenleven. Hoeveel kost iemand de samenleving, hoeveel levert iemand op? We bekijken alles vanuit onszelf in termen van voordeel of nadeel. En wat halen we veel naar ons toe: geld en tijd en macht en vrijheid. Maar met meer vrije tijd dan ooit zijn we drukker dan ooit. Met meer geld dan ooit zitten we dieper in de crisis dan ooit. Hebzucht en egoïsme hebben ons niets opgeleverd, alleen maar de angst om wat we hebben te verliezen. Wij die dachten geld te bezitten blijken zelf bezeten te zijn van geld. En de ruimte en vrijheid die ik voor mezelf opeis blijkt de ruimte en vrijheid van een ander te beperken. Wie alles met geld wil kopen ontdekt op een dag zelf verkocht te zijn. Wie voor zichzelf gaat in relaties krijgt zichzelf als enig gezelschap. Wie zichzelf als het centrum van de wereld beschouwt houdt aan het eind geen wereld over, alleen zichzelf. Zo’n samenleving is de naam ‘samen’ niet waard. Het is allemaal schijn en leugen. De reclame die jouw voordeel aanbiedt levert meer voordeel op voor de verkoper. Net als die hoer: om wat zij haar liefde voor jou noemt zul jij jezelf haten.

 

En wat Jezus dan in Openbaring 17 laat zien is dat zo’n samenleving aan zichzelf ten onder gaat. Het beest -de mens die zichzelf vereert als god- bouwt een samenleving -de hoer- waarin alles, zelfs ‘liefde’, gekocht moet worden. Maar vers 16 beschrijft hoe het beest een afschuw krijgt van de hoer en haar te gronde richt, haar uitkleedt, haar vlees eet en haar in brand steekt. Jezus laat zien hoe een samenleving die gebouwd is op de mens die zichzelf als god vereert uiteindelijk zichzelf vernietigt en verteert. En daar zijn ook voorbeelden van. Denk aan Rome en het Romeinse rijk. Dat was waar de eerste hoorders van de Openbaring ook zeker aan gedacht hebben. De zeven heuvels van vers 9, waar de hoer op zit, verwijzen naar de zeven heuvels waar Rome op gebouwd was. En de beschrijving van het beest -de mens die zichzelf als god ziet- lijkt in de tijd waarin de eerste hoorders leven perfect te passen op keizer Nero. Er ging toen ook een legende rond over een terugkeer van Nero; zijn dood zou slechts schijn zijn geweest. Vers 8 haakt daar op aan met de woorden: ‘Het beest dat je zag, was, en is niet; het stijgt binnenkort op uit de onderaardse diepte’. De identificatie in vers 9-12 van de zeven koningen, en de achtste, en de tien koningen, is onderwerp van veel discussie. Het gaat over Romeinse keizers, maar welke dan precies? Misschien is het voor ons ook niet nodig om dat te weten. Duidelijk is dat deze machthebbers zichzelf als god zien en zich ook als zodanig laten vereren. Maar juist die Romeinse keizers plunderden hun eigen volk en richtten grote slachtingen aan onder het volk. Zie je het: het beest kleedt de hoer uit en eet haar op. En het in brand steken van de hoer lijkt een verwijzing naar de brand van Rome waar Nero voor verantwoordelijk werd gehouden.

 

Maar dat zelfvernietigende zit in iedere samenleving die gebouwd is op de mens die als god wil zijn. In het Nederlands Dagblad van afgelopen dinsdag (15 januari 2013) schrijft Matthijs Haak onder de titel ‘Life of Pi en de dood van Amanat’ daar een treffend stuk over. ‘Amanat’ verwijst naar de Indiase studente die eind december op brute wijze werd verkracht en stierf. En ‘Life of Pi’ was de film die ze op de bewuste avond zag. Haak schrijft: ‘Waar wij God wegduwen (eerste gebod) of voor ons karretje spannen (tweede gebod) worden wij onszelf tot god.’ En even verder: ‘Wie God wil zijn, roept de gevolgen daarvan over zichzelf en anderen af.’ Die gevolgen zijn dat geen mens meer veilig is. Wanneer wij, slechte mensen, ons de autoriteit van God aanmeten dan verkrachten en vermoorden we onze medemens in willekeur. En daarmee breekt de mens de samenleving waar hijzelf deel van uitmaakt compleet af. Jezus had het tijdens zijn leven op aarde al gezegd: ‘Elk koninkrijk dat innerlijk verdeeld is wordt verwoest, en geen enkele stad of gemeenschap die innerlijk verdeeld is zal standhouden’ (Matteüs 12:25, Marcus 3:24-25, Lucas 11:17-18). Die verdeeldheid zit in een samenleving van egoïsten ingebakken.

 

Maar nu ontdekken we opnieuw iets over Gods oordeel. Openbaring 17 beschrijft hoe de samenleving en de mens die zichzelf vereert -en die daarom Gods oordeel verdient- zichzelf afbreekt en verteert. In dat zelfdestructieve, het zelfvernietigende van zo’n samenleving zit Gods oordeel. Openbaring 16 beschrijft het oordeel over Babylon, over de mens die zichzelf aanbidt, in termen van het uitgieten van de schalen van Gods woede. Openbaring 17 beschrijft ditzelfde oordeel als de natuurlijke gang van zaken waar een in zichzelf gekeerde samenleving gewoon mee te maken krijgt.

 

Dus Gods oordeel bevestigt slechts de stand van zaken. Klaas Schilder schrijft ergens: ‘God is geen tiran: Hij geeft ieder wat hij wil. Hij legt niemand enige last op, behalve de last van de eigen keus. God doodt alleen wat dood is. Hij ruïneert slechts het huis dat tegen zichzelf verdeeld was en niet meer kon bestaan. Oordeel (...) is alleen bevestiging van de stand van zaken. Het trekt slechts consequenties en maakt de ontbinding compleet die eerst nog door zijn genade werd tegengehouden’ (Klaas Schilder in De Openbaring van Johannes en het Sociale Leven, Delft 1925). Heel opvallend in dit verband is hoe de apostel Paulus in -uitgerekend- zijn brief aan de christenen in Rome over de Romeinse samenleving schrijft (Romeinen 1:18-2:16). Hij beschrijft de decadente, perverse uitwassen van die samenleving als volgt: ‘Omdat ze het beneden hun waardigheid achtten God te erkennen, heeft God hen overgeleverd aan hun eigen onbetrouwbaarheid en doen ze wat verwerpelijk is’ (1:28).

 

Maar dit betekent dat we met Gods oordeel niet in onze maag hoeven te zitten. Als iets lastigs, iets wat niet zou passen bij Gods liefde. Alsof dit een vreemde, wrede kant van God is. Eerder heb ik vanuit Openbaring 15 laten zien dat Gods oordeel nodig is om ruimte te maken voor ongehinderde aanbidding van God. Want de mens die zichzelf aanbidt strijdt tegen de mens die God aanbidt, en probeert hem het zwijgen op te leggen. Vanuit hoofdstuk 16 heb ik laten zien dat het oordeel van God gaat over de afwijzing van zijn liefde. De onwillige mens, de ongelovige mens zet zich ergens tegen af, namelijk tegen Gods liefde en genade. Dat leert ons het oordeel zien als de bevestiging, het hoog houden van zijn reddende liefde. En vandaag laat Openbaring 17 ons zien: in zijn oordeel geeft God de mens slechts wat hijzelf wil. De mens die voor zichzelf gaat krijgt zichzelf als enig gezelschap, dat is de hel. De mens die tegen God zegt: ik hoef u en uw liefde niet krijgt een leven zonder God, dat is de hel. C.S. Lewis zegt dan: in de hel zitten zij tegen wie God na heel veel geduld zegt: ‘uw wil geschiede.’

 

En het hoeft niet! Matthijs Haak schrijft in het eerdergenoemde artikel: ‘Ons god-willen-zijn beantwoordde God door in Jezus mens te worden.’ En Jezus stapt die mensheid binnen die bezig is zichzelf te gronde te richten door die diepgewortelde gerichtheid van mensen op zichzelf. Jezus laat dat allemaal op zichzelf neerkomen. Door mensen die opgingen in hun eigen belangen laat hij zich uitkleden en doden aan het kruis. En zo was Jezus anders. Anders dan iedereen. Hij leefde niet voor zichzelf maar voor ons. En daarmee leefde Hij voor God. Jezus aanbad zijn Vader. En daarom is Jezus onze laatste hoop, onze eerste en laatste en enige hoop. Vraag Jezus om je hart te veranderen. Door zijn Woord en Geest. Bekering. Afkeer van jezelf en je toekeren naar God. Dat je diepgewortelde gerichtheid op jezelf en je eigen belangen verandert in gerichtheid op God, op wat Hij van je vraagt. Dat wat Hij wil het belangrijkste voor je wordt. Dat je liever sterft met zijn naam op je lippen dan verder leven zonder Hem. Wanneer dat in je leven is zegt God in zijn oordeel: jouw wil geschiede, jij zult voor altijd bij mij zijn. Ook hier geldt: Gods oordeel bevestigt slechts de stand van zaken. Je krijgt wat je leeft.

 

Openbaring 17 stelt ons daarmee voor de vraag voor wie wij leven. Voor onszelf of voor God? Hoe is het in het diepste binnenste van jouw hart: aanbid je God of jezelf? Het is vaak zo subtiel en het kantelt ook zomaar van de ene kant naar de andere. Ik vind het in Openbaring 17 wel heftig worden, dit komt wel heel dichtbij! Je kunt ook zeggen: de vraag is in welke samenleving jij leeft. Kijk, wij leven in Nederland in een samenleving die gebouwd is op de mens die zichzelf als god ziet. En het afbrekende, het zelfvernietigende daarvan lijkt steeds sterker te worden. Die samenleving keert zich ook steeds meer tegen wie God aanbidt. In welke mate delen wij in die samenleving? Wij leven daarin en staan onder invloed van haar grondgedachte. Is ons leven vaak ook niet sterk doortrokken van de neiging alles in geld uit te drukken? Van wat levert het me op of wat kost het me? Halen wij ook niet veel naar ons toe: geld en tijd en macht en vrijheid? Doorzie jij de leugen van de samenleving, de schijnwereld, waar wij in wonen? En houd jij rekening met de eindigheid van onze samenleving? Kijk rond in je eigen leven en ontdek wie daarin centraal staat. Aan de vruchten van jouw levensboom zie je in wie je geworteld bent. Dat troost je. Of dat spoort je aan.

 

Er is één samenleving waarvoor niet geldt dat die gebouwd is op de mens die zichzelf aanbidt. Eén in de hele wereld. En dat is de gemeente van Christus. Die samenleving is gebouwd op het offer van Christus. Op zijn gevende liefde. Op zijn zelfverloochenende aanbidding van zijn Vader. Die samenleving gaat nooit voorbij. Zij is zwanger van nieuw leven. In Openbaring 19 wordt zij ‘bruid’ genoemd. Zij is het tegendeel van alles wat de hoer is. De bruid geeft zich vrijwillig en onbaatzuchtig uit trouwe liefde. En zij kent de waarheid van het leven: liefde is een kwestie van geven, relaties vragen toewijding, seksualiteit is het vieren van de aanwezige intimiteit. Zij verkoopt zich niet want zij werd gekocht. Dit is de samenleving waarin mensen veilig zijn bij elkaar. Waar ze elkaar liefhebben en dienen en zich voor elkaar geven. Daarom is het zo spannend om te zien wat er gebeurt als ons kerkgebouw in brand zou vliegen. Verdringen wij elkaar op weg naar de uitgang? Gaan wij voor onszelf als het erop aan komt? Of hebben wij ons geoefend in een leven dat afziet van onszelf? Hebben wij ons geoefend in een leven dat de waarheid kent die Jezus onder woorden bracht: ‘Wie probeert zijn leven veilig te stellen zal het verliezen, maar wie het verliest zal het behouden’ (Lucas 17:33). Amen.