De ontvangst van het evangelie is allesbepalend

7 april 2024

Wees dienstbaar en deel uit van wat je zelf ontvangen hebt: woorden van genade en daden van liefde.

Lezen: Matteüs 25:31-46

Tekst: 1 Johannes 4:19

Ik weet niet wat u, wat jij voelt bij dat gedeelte uit Matteüs 25, maar ik vind het best wel heftig. Jezus die als koning rechtspreekt en mensen naar de hemel of de hel verwijst. En dat op grond van wat ze gedaan hebben voor ‘de geringsten van mijn broeders of zusters’. Maar dan ga je toch direct geld geven aan zwervers, je neemt asielzoekers en daklozen in huis, je bezoekt gevangenen en zieken, je geeft gul voor de hongersnood in Afrika. Alles om maar in de hemel te komen. Als het zo duidelijk is en zo simpel.

 

Zo heeft Matteüs 25 ook gefunctioneerd in de kerkgeschiedenis. Christenen gingen voorop in de zorg voor zieken, ouderen en zwervers. Ze bouwden ziekenhuizen en bejaardentehuizen. Ze vingen mensen op in kloosters. Gastvrij en dienstbaar zagen ze om naar mensen in nood. En ik denk dat Matteüs 25 mensen nog steeds inspireert om goed te doen. Ik denk aan al het werk dat verzet wordt voor de kringloopwinkel van Red een kind hier in Hardenberg. Iemand uit ons midden ving een asielzoeker op in zijn huis. Een ander bezocht gevangenen. Mensen gingen naar Lesbos om te helpen. Er worden spullen ingezameld om weg te geven: kleding en voedsel. We geven geld in collectes, of het nou via de diaconie is of via een landelijke actie. En ik vermoed dat heel vaak Matteüs 25 op de achtergrond staat. En het idee dat je daarmee iets doet voor Jezus -dat je Hem ziet in die zwerver, die gevangene, die vluchteling- verbindt het voor jou met je geloof. Je bent niet alleen maar goed voor je medemens, maar je doet dit omdat Jezus het van je vraagt en omdat je Hem liefhebt en wilt dienen.

 

Maar als ik nou geen asielzoeker opneem in mijn huis? Omdat ik dat niet zo praktisch vind. Of omdat ik mijn privacy niet kwijt wil. Of omdat ik het niet handig vind met kinderen in huis. En als ik die zwerver nou voorbij loop in Amsterdam? Omdat ik even geen kleingeld heb en een briefje van vijf te veel vind. En als ik nou geen gevangenen bezoek? Omdat... Moet ik dan nu bang zijn? Het is zo radicaal in Matteüs 25, zo zwart-wit. Ik bedoel, wanneer doe je genoeg? Wanneer geef je genoeg? Kun je nou nooit meer ‘nee’ zeggen tegen iets? En misschien nog wel belangrijker, hoe kan het eigenlijk dat ‘goed doen voor de medemens’ nu opeens de toegang tot de hemel bepaalt? Ik dacht altijd dat dat geloof was. Dat je Jezus Christus aanvaardt als je redder en dat je van genade wilt leven. Ik vermoed dat veel christenen die goed doen voor hun medemens dat ook direct zullen beamen. Ze proberen er niet de hemel mee te verdienen. Ze doen dit om door te geven wat ze van Jezus ontvangen hebben: zijn liefde, zijn omzien naar hen, zijn onverdiende goedheid willen ze uitdelen. In de maand april is het thema ‘Delen uit de bron’. Daarom heb ik als tekst gekozen voor 1 Johannes 4:19: ‘Wij hebben lief omdat God ons het eerst heeft liefgehad.’ Wanneer wij in liefde omzien naar mensen in nood, doen we dat omdat God eerst naar ons omzag in onze nood. Wij geven slechts door wat we ontvangen hebben. Wij zouden ook niets te geven hebben als God ons niet eerst van alles gaf. Denk aan geld en goed, maar ook aan liefde en medelijden. Aan genade.

 

Terug naar Matteüs 25. Want de vraag blijft wat de toegang tot de hemel bepaalt. Dat is een belangrijke vraag. We willen toch gered worden en eeuwig leven? Daar nodigt Jezus ons ook toe uit: ‘zoek allereerst mijn koninkrijk’ (Matteüs 6:33). En: ‘Ga door de nauwe poort naar binnen’ (7:13). Om te ontdekken wat bepaalt of je naar de hemel gaat moeten we ons afvragen wie eigenlijk die ‘geringsten van mijn broeders en zusters’ zijn. Daar ligt de sleutel om dit gedeelte te begrijpen. Want we laten het gemakkelijk slaan op zwervers, daklozen en hongerigen nu, maar klopt dat? Of iets preciezer gezegd, had Jezus het over zwervers, daklozen en hongerigen in zijn tijd? Nee. Jezus heeft het hier over zijn leerlingen. Hij heeft het over de discipelen, zijn apostelen. Zij zijn ‘de geringsten van zijn broeders’. De inclusieve vertaling ‘broeders en zusters’ in de NBV klopt vaak wel maar hier dus niet. Je moet weten dat hoofdstuk 24 en 25 bij elkaar horen. Hoofdstuk 24 gaat over ‘de komst van de Mensenzoon’, dat is de wederkomst van Jezus. De vraag is, ben je daar klaar voor? Om de wereld daar klaar voor te maken gaat Jezus zijn leerlingen er op uit sturen met het evangelie. En in het oordeel is dan de vraag: heb jij dat evangelie ontvangen of heb je het afgewezen? En dat wordt zichtbaar in hoe jij met de verkondigers bent omgegaan.

 

Misschien zeg je nu: dit is nogal een gamechanger. Het gaat dus niet om zomaar daklozen, hongerigen en gevangenen, maar het gaat over de leerlingen van Jezus? Ja, over hen gaat het hier. De Bijbel in Gewone Taal slaat de spijker op zijn kop, die vertaalt vers 40 zo: ‘Elke keer dat jullie iets goeds deden voor één van de gelovigen die hier naast mij staan, deed je iets goeds voor mij.’ En vers 45 hetzelfde maar dan omgekeerd: ‘Elke keer dat jullie niets deden voor één van de gelovigen die hier naast mij staan, deed je niets voor mij.’ Het gaat dus in eerste instantie om de leerlingen die het evangelie gaan verkondigen, zij staan daar op dat moment om Jezus heen. Als Paulus later opsomt wat hem als apostel allemaal is overkomen noemt hij ook gevangenschap, stokslagen, honger en dorst, hij was verkleumd en had geen kleren (2 Korintiërs 11:23-29). Jezus had het ook tegen de twaalf gezegd: op het moment dat jullie het evangelie gaan verkondigen zal men ‘jullie onderdrukken en doden, en jullie zullen door alle volken worden gehaat omwille van mijn naam’ (Matteüs 24:9). Toen Jezus in Matteüs 10 zijn leerlingen er op uit stuurde om het evangelie in Israël te verkondigen had Hij gezegd: ‘Wie jullie ontvangt, ontvangt Mij’ (vers 40). En even verder: ‘En wie een van deze geringe mensen een beker koel water te drinken geeft alleen omdat het een leerling van Mij is, Ik verzeker jullie: die zal zeker beloond worden’ (vers 42). Hoor je de overeenkomst met Matteüs 25? Dus ook daar gaat het over de leerlingen van Jezus.

 

Zo is het ook logisch. Het gaat ook in Matteüs 25 om de kern van het evangelie. De toegang tot het koninkrijk van de hemel wordt bepaald door het ontvangen en aanvaarden van het evangelie, wat zichtbaar wordt in het met open armen ontvangen van de verkondigers van dat evangelie. Wat Jezus doet in Matteüs 25 is zijn leerlingen bemoedigen. Dit gedeelte is niet bedoeld om ons angst aan te jagen maar om de leerlingen te bemoedigen. Want hen staat een -deels- ondankbare taak te wachten. Sowieso een heftige taak. Het evangelie zal niet door iedereen positief ontvangen worden. En dat zal worden afgereageerd op de boodschappers van dat evangelie. Daarom bemoedigt Jezus zijn leerlingen: hoe ze met jullie omgaan vat Ik persoonlijk op.

 

Hoe zijn de leerlingen ontvangen? Het boek Handelingen geeft daar verschillende voorbeelden van. Hoofdstuk 4 beschrijft hoe Petrus en Johannes opgepakt en in de gevangenis worden gegooid. Stefanus wordt gestenigd (hoofdstuk 7) en Jacobus gedood (hoofdstuk 12). Er zijn ook voorbeeld van een positieve ontvangst. Denk aan Lydia, een vrouw in Filippi die in purperstoffen handelt. Op het moment dat zij tot geloof komt dringt ze er bij Paulus en zijn reisgenoten op aan dat ze hun intrek nemen in haar huis (16:14-15). En als de apostelen even later in diezelfde stad in de gevangenis belanden is het de gevangenbewaarder die na zijn bekering hun wonden verzorgt en hen een maaltijd voorzet (33-34). Van zulke dingen zegt Jezus in Matteüs 25: dat is voor Mij gedaan. Of met de woorden van Matteüs 10: ‘Wie jullie ontvangt, ontvangt Mij.’ Zo blijft het al of niet binnengaan in het koninkrijk van God afhankelijk van het ontvangen van het evangelie, van het willen leven van genade, van de onverdiende goedheid van God. Daarmee verliest Matteüs 25 niets van zijn radicaliteit. Het blijft een heftig hoofdstuk. Want genade willen ontvangen grijpt diep in. Het betekent dat je erkent zelf helemaal niets te verdienen. Dat je erkent zelf helemaal niets bij te dragen aan je redding. Dat je erkent dat er ook niets in jou was dat God er toe bracht je lief te hebben. Weet je nog: ‘Wij hebben lief omdat God ons het eerst heeft liefgehad.’

 

Maar valt met deze uitleg van Matteüs 25 dan de bodem onder onze medemenselijkheid weg? Nee. De Bijbel is daar op andere plaatsen duidelijk genoeg over (1 Petrus 4:9-11, 2 Petrus 1:5-8, Hebreeën 13:1-3, Jakobus 1:27). Bovendien, de vraag of jij het evangelie ontvangen hebt is af te meten aan hoe jij het zelf weer doorgeeft. Leven uit de bron leidt tot delen uit de bron. Het kan niet zo zijn dat jij de goedheid van God ontvangen hebt en tegelijk onverschillig blijft naar je medemens. Of over dat evangelie zwijgt tegenover je medemens. Dan blijft het spannend genoeg, want ook dat vinden we niet altijd gemakkelijk. Hoe vertel ik anderen over Jezus? Zie ik om naar de zwerver op de stoep en de asielzoeker in het AZC? God wil dat we uitdelen van de liefde (en dus ook het evangelie) dat we van Hem ontvangen hebben. Genade is shareware, genade is om door te geven. Daar wordt het niet minder van maar meer. Wat je deelt is liefde. Je deelt liefde als je iemand het evangelie vertelt maar ook als je het evangelie doet. Het evangelie vertellen kun je met woorden doen, maar ook met daden. Want als jij goed doet, valt dat op. Dan gaan mensen vragen stellen. En dan kun jij vertellen waarom je dat doet: omdat God goed is voor jou, onverdiend. Daarom help jij anderen, onverdiend en zonder er wat voor te vragen. Ik heb het nu vooral over mensen buiten de kerk. Denk nog even terug aan de preek van Goede Vrijdag: ‘Is het een verdienste als je liefhebt wie jou liefheeft? Wat voor uitzonderlijks doe je dan?’ (Matteüs 5:46-47). Juist als je hem of haar helpt die het niet verdient en die niets terug kan doen maak je het evangelie zichtbaar. Want dat is precies wat Jezus deed: liefde geven aan mensen die het niet verdienden.

 

Het leuke van Matteüs 25 is dat wij ons in eerste instantie met de verkeerde mensen identificeren. Wij denken dat wij de helpers zijn van daklozen, zwervers en hongerigen. Maar het lijkt me eerder de bedoeling dat jij zo’n ‘geringste van mijn broeders’ wordt. Dus iemand die het evangelie van Jezus vertelt. Die uitdeelt van wat hij zelf ontvangt: dat levende water, het evangelie van verlossing en bevrijding. Ik zie het zo voor me: je herbront op zondag, dan neem je dat levende water tot je, je drinkt het in. En van maandag tot en met zaterdag deel je daarvan uit, met woorden en in daden. Je vertelt en doet goed. Zo vloeit de liefde van Christus vanuit de bron, door jou heen, deze wereld in. Zondag zit je in de kerk, maandag tot en met vrijdag ben je op je werk, op school of opleiding. Zondag zit je in de kerk, zaterdag sta je op het voetbalveld. Zondag herbronnen, van maandag tot en met zaterdag uitdelen. Wat je zondag te horen krijgt is niet alleen voor jouw oren bestemd. Het evangelie moet verder de wereld in, in woorden en in daden.

 

En mogelijk treft jou dan hetzelfde lot als de leerlingen van Jezus. Je zult wel niet direct in de gevangenis worden gegooid, maar het kan wel zijn dat de boodschap niet positief ontvangen wordt. Grote kans dat dit op jou wordt afgereageerd met een spottende opmerking of sneer. Je wordt misschien belachelijk gemaakt. Of iemand reageert met een dooddoener: ‘ieder zijn ding’. Dan mag je weten dat Jezus dit persoonlijk opvat: het gaat over Hem, niet over jou. Ze wijzen Jezus af, meer nog dan ze jou afwijzen. Dan ben je eerder verdrietig om hen dan gekwetst vanwege jezelf.

 

Het kan natuurlijk ook dat je woorden over Jezus, of je daden in zijn naam, positief ontvangen worden. Je zult merken dat dat ook op jou afstraalt. Als brenger van het goede nieuws word jij met liefde en waardering behandeld. Maar dat is nog niet eens wat jou het meest blij maakt. Wat je nog veel blijer maakt is dat je weet dat de positieve ontvangst van het evangelie de deur naar het koninkrijk opent. En daar mag jij getuige van zijn. Op het moment dat het evangelie van Gods liefde met blijdschap ontvangen wordt, weet jij dat die ander gered is. Daar getuige van zijn is een van de mooiste dingen die er is.

 

Ik hoop dat dit u en jou over de drempel helpt. Want eerlijk is eerlijk, we ervaren vaak een drempel om over God en Jezus te vertellen. Misschien ook juist wel vanwege de mogelijke reactie: er staat zoveel op het spel. Maar dat er zoveel op het spel staat kan je juist ook het zetje geven om wel over Jezus te vertellen. Ik denk dat het de zonde in ons is om niet dienstbaar te willen zijn. De zonde richt ons op onszelf, zet onszelf centraal met onze belangen. Gek is dat hoe we zelfs het ontvangen evangelie voor onszelf kunnen houden. Alsof het alleen ons belang dient. Zonde heeft zo’n gekke uitwerking in ons en in de wereld: het draait alles om. Zelfs met het evangelie van redding kunnen we nog op onszelf gericht zijn. Terwijl de kern van het evangelie juist een dienstbaarheid is die de wereld nog nooit had gezien: het offer van Christus. Hij ‘deed afstand van zijn positie en nam de gestalte aan van een dienaar’ (Filippenzen 2:7). Daarmee is Jezus niet alleen maar een voorbeeld voor ons, nee dit is onze redding. Wij zijn alleen maar gered omdat Jezus wilde dienen. Laat dat dan ook de motivatie zijn voor jouw dienstbaarheid, in woord en daad. Deel uit van wat je zelf ontvangen hebt: woorden van genade en daden van liefde. Wie het water uit de bron goed proeft wil dat iedereen hiervan gaat drinken. Amen.