De pastorale gemeente: onderwijs en vermaan elkaar

4 september 2016

In de gemeente van Christus heeft ieder de roeping elkaar te helpen met God te leven: je troost elkaar bij verdriet, je bemoedigt elkaar bij moeiten, je spoort elkaar aan wanneer iemand achterop raakt.

Lezen: Kolossenzen 3:12-17

Tekst: Kolossenzen 3:16

Volgende week willen we het avondmaal vieren en daar bereiden we ons in deze dienst en in deze week op voor. Dat betekent niet alleen dat er brood en wijn gekocht wordt en dat aan het einde van de week de tafels en de stoelen hier voor in de kerk worden klaargezet, het betekent ook dat ieder die mee wil vieren extra gaat nadenken over zijn geloof en over de relatie met de Here: is die relatie goed, staat er niets tussen God en mij in? Met een moeilijk woord noemen we dat ook wel ‘zelfbeproeving’. In de tekst die ik net voorlas heette het ‘jezelf toetsen’.

 

Maar moet je dat nou alleen doen, dat jezelf toetsen? Op school moet je een toets altijd alleen maken, maar geldt dat ook voor die zelfbeproeving? Zo praat het formulier er wel over, het is in de je-vorm gesteld: je moet nadenken over je zonden, je moet je afvragen of je vertrouwt op de belofte van vergeving van je zonden door Jezus, je moet bij jezelf nagaan of je God wil dienen en in liefde en vrede met je medemens wilt omgaan. Ik kan me voorstellen dat het moeilijk is om dit alleen te doen. En ook niet fijn. Het kan je nogal op jezelf terugwerpen zodat je je eenzaam en alleen voelt met je zonden. Twee weken geleden heb ik gezegd: dat is precies wat de zonde wil, je eenzaam maken.

 

Nu is er bij de avondmaalsvoorbereiding één ding dat wel te maken heeft met ‘samen’. Dat is dat als je nog ruzie hebt met iemand, je dat voor de avondmaalsviering goed moet maken met elkaar. Zo is dat vaak gezegd, en het klopt ook, maar daarmee is het ‘samen’ wel negatief gekleurd. Alleen in het geval van ruzie heb je elkaar nodig bij de avondmaalsvoorbereiding. Ik denk dat dit anders kan. Dat er ook een positief ‘samen’ mogelijk is. Daarover wil ik lezen uit Kolossenzen 3:12-17.

 

12 Omdat God u heeft uitgekozen, omdat u zijn heiligen bent en hij u liefheeft, moet u zich kleden in innig medeleven, in goedheid, bescheidenheid, zachtmoedigheid en geduld. 13 Verdraag elkaar en vergeef elkaar als iemand een ander iets te verwijten heeft; zoals de Heer u vergeven heeft, moet u elkaar vergeven. 14 En bovenal, kleed u in de liefde, dat is de band die u tot een volmaakte eenheid maakt. 15 Laat in uw hart de vrede van Christus heersen, want daartoe bent u geroepen als de leden van één lichaam. Wees ook dankbaar. 16 Laat Christus’ woorden in al hun rijkdom in u wonen; onderricht en vermaan elkaar in alle wijsheid, zing met heel uw hart psalmen en hymnen voor God en liederen die de Geest u vol genade ingeeft. 17 Doe alles wat u zegt of doet in de naam van de Heer Jezus, terwijl u God, de Vader, dankt door hem.

 

Ik zoom in op vers 16 en kijk dan in het bijzonder naar de woorden: onderricht en vermaan elkaar. Laat dat eens op je inwerken, in de gemeente van Christus moeten wij elkaar onderwijzen en vermanen. Elkaar, dus Piet geeft Gerrit onderwijs en Inge Jenny. Elkaar onderwijzen en vermanen is dat je elkaar helpt om te geloven en te blijven geloven. De Bijbel in Gewone Taal zegt: ‘Gebruik al je wijsheid om elkaar uitleg en goede raad te geven.’ Het heeft te maken met elkaar bij het geloof houden, elkaar helpen met God te leven. Met een ander woord: onderling pastoraat. Pastoraat is iemand helpen met God te leven in zijn of haar omstandigheden van dat moment. Onderling wil zeggen dat je elkaar daarbij helpt. Als gemeenteleden troost je elkaar bij verdriet, bemoedig je elkaar bij moeiten, spoor je elkaar aan wanneer iemand achterop raakt.

 

Kolossenzen 3:16 laat zien hoe dat werkt. De eerste opdracht in dit vers is: ‘Laat Christus’ woorden in al hun rijkdom in u wonen’. Want dan gebeuren er twee dingen in je leven: 1) je gaat elkaar onderrichten en vermanen in alle wijsheid, en 2) je gaat voor God zingen (dat laatste laat ik in deze preek rusten). Dit zijn twee effecten die optreden als Christus’ woorden in je wonen. En ‘wonen’ wil zeggen: de woorden van Jezus zijn sterk aanwezig in je leven. Wij zeggen wel eens: iemand is ‘thuis in de bijbel’, hier wordt het omgekeerde gezegd: de bijbel is ‘thuis in jou’. De woorden van Christus hebben een plek in jou gevonden. Ze zijn elke dag bij je. Christus’ woorden vullen je leven, je verlangens, je wil.

 

Ik ga voorbeelden geven van hoe die inwonende woorden van Jezus je ertoe brengen om anderen in de gemeente te helpen bij het leven met God. Jezus heeft veel gezegd over het komende koninkrijk. ‘Het koninkrijk van de hemel is nabij’ (Matteüs 10:7) en ‘Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden’ (Matteüs 6:33). Als die woorden van Jezus in je wonen, je door het hoofd zingen, dan denk je: maar dan komt het er nu dus op aan. Als het koninkrijk nabij is moet ik het nu in orde maken met God. En niet alleen ik, maar ook al die anderen in de gemeente! Jezus heeft ook gezegd: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door mij’ (Johannes 14:6). Als dat woord van Jezus door je hart gaat, je op het netvlies gebrand staat, dan ontstaat er zo’n zelfde urgentie, zo’n zelfde drang: maar dan moet ik nu die weg gaan. En niet alleen ik, maar mijn broeders en zusters ook, en de jongeren en kinderen. Nog een woord van Jezus: ‘Wees volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is’ (Matteüs 5:48). Als dat woord van Jezus in je is, je door het hoofd spookt, dat voel je toch dat je niet maar wat kunt aanlummelen in het geloof? En als je dat dan ziet bij een broeder of zuster dan maak je je grote zorgen en je stapt erop af. Een laatste voorbeeld, Jezus heeft gezegd: ‘God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft’ (Johannes 3:16). Ook hier geldt dat als die woorden je dagelijks voor ogen staan -misschien heb je ze op een tegeltje aan de wand- dan kun je er niet omheen: zonder geloof in Jezus ga je verloren. Maar dan wil je je broeder of zuster in de gemeente toch helpen om te geloven en te blijven geloven, om vol te houden en te groeien in geloof?

 

Weet je waarom God dit onderlinge pastoraat wil? Om van ieder van ons die mooie mens te maken die Hij in gedachten heeft. Heb je door dat God een plan met je heeft? Hij wil van jou een mens maken die liefheeft, die trouw is, die uit is op vrede. Je ziet het allemaal staan in vers 12-14: kleed je met goedheid, bescheidenheid, zachtmoedigheid, geduld, verdraagzaamheid, vergevingsgezindheid, kortom: liefde. Als de liefde zo in je leven is ben je een nieuwe mens die laat zien hoe God is. Dan ben je beeld van je schepper. Dan wordt God geëerd en wordt mens zijn heerlijk. Wil je dat, wil jij die mooie mens worden die God in gedachten heeft? Focus dan op het onderlinge pastoraat. Want het werkt! Je kent vast wel iemand in de gemeente die vol is van Jezus en zijn woorden, die daar vrijmoedig en ongedwongen over praat, iemand aan wie je ziet dat hij of zij van de Here houdt en dat hij of zij oprecht op jou betrokken is. Daar herken je het onderlinge pastoraat. En het zijn altijd de woorden van Jezus die iemand daartoe stimuleren. Ik wil me door de urgentie van Jezus’ woorden nog veel meer laten stimuleren om dat gesprek over het geloof met anderen aan te gaan, gewoon in het dagelijks leven.

 

Nu kan ik me voorstellen dat je denkt: daar hebben we dominees en ouderlingen voor, die kunnen dat en zijn daartoe geroepen. Maar Kolossenzen 3:16 roept ieder hiertoe, ieder in de gemeente heeft een roeping tot onderling pastoraat. En Kolossenzen 3:16 is niet de enige tekst. 1 Thessalonicenzen 4:18: ‘Troost elkaar.’ Hebreeën 3:13: ‘wijs elkaar terecht, elke dag.’ Romeinen 15:14: ‘ik ben ervan overtuigd (...) dat het u niet aan kennis ontbreekt, zodat u ook in staat bent om elkaar terecht te wijzen.’ Het is een bijbelse opdracht. Alleen pastoraat willen ontvangen en niet willen geven brengt je in conflict met de bijbel. Daarmee zeg ik niet dat onderling pastoraat gemakkelijk is. Het is trouwens een onderwerp waar we in het kader van ‘Heemse 2020’ ook over praten als kerkenraad, u zult er in de toekomst dus nog meer over horen. Maar gemakkelijk? Nee, niet perse. Ik kan me voorstellen dat je denkt: wie ben ik om zomaar op een ander af te stappen? Of omgekeerd: wie is zij dat ze zomaar over mijn geloof begint? Onderling pastoraat vraagt om wijsheid. Kolossenzen 3:16 zegt: ‘onderricht en vermaan elkaar in alle wijsheid’. Dat is met tact, met zachtmoedigheid, vragend en luisterend. Niet met de botte bijl en je oordeel al klaar. Maar als kinderen van God die samen onderweg zijn, die van elkaar houden en om elkaar geven. Als mensen die zelf eigen kwetsbaarheid kennen, maar ook de levensveranderende kracht van God. Ik kan me ook nog voorstellen dat je bang bent dat onderling pastoraat je relaties onder druk zet. Als je tegenover een vriend begint over zijn omgang met drank (of seks, uitgaan, taalgebruik, kerkgang) houdt die vriendschap dan stand? Dat is een serieuze vraag. Maar ik heb liever vrienden die om me geven en me de waarheid zeggen, dan vrienden die me laten zwemmen. En natuurlijk is het gemakkelijker om als ouderling of dominee ergens binnen te komen en vragen te stellen over iemands geloof. Het ambt geeft je een legitimatie: het is nou eenmaal je taak om over het geloof te beginnen, je bent ertoe geroepen. Maar wie Kolossenzen 3:16 serieus neemt wordt daar vanochtend toe geroepen. U bent allemaal geroepen, mannen en vrouwen, ouderen en jongeren. De kern van die roeping verschilt niet met die van een ambtsdrager: het is God die je roept, Hij zendt je, Hij helpt je. Vroeger hadden we het wel eens over het ‘bijzonder ambt’ (de ouderlingen, diakenen en dominees) en over het ‘ambt aller gelovigen’ (iedereen in de gemeente). Dat laatste is de roeping tot onderling omzien naar elkaar. En ik weet dat het gebeurt in deze gemeente, ik hoor daar schitterende verhalen over. Maar volgens mij is er ook nog heel veel te winnen op dit vlak. Te winnen, want ik ben er diep van overtuigd dat onderling pastoraat ook jou zelf rijker maakt.

 

Wat is dan nog de rol van ouderlingen en een dominee, worden die overbodig? Nee, denk alleen maar aan wat er staat in Hebreeën 13:17: ‘zij waken over uw leven en zullen daarvan ook rekenschap moeten afleggen.’ Ouderlingen houden de taak van opzicht en tucht. Je ziet in het Nieuwe Testament dat Paulus ervoor zorgt dat in alle gemeenten oudsten worden aangesteld. Ik denk wel dat we zijn weg gegroeid bij de nieuwtestamentische invulling van het ouderlingenambt. Efeziërs 4:16 noemt de oudsten de ‘gewrichtsbanden’ van het lichaam. De gemeente is een lichaam en de oudsten hebben (naast de taak van opzicht en tucht) de taak de onderlinge opbouw te coördineren en stimuleren en de gemeente bij elkaar te houden. Efeziërs 4:16 eindigt zo: ‘Ieder deel draagt naar vermogen bij tot de groei van het lichaam, dat zo zichzelf opbouwt door de liefde.’ Vanuit Efeziërs 4 zou de rol van ouderlingen moeten zijn dat zij ervoor zorgen dat het onderlinge pastoraat plaatsvindt. Het is hun taak daarop toe te zien en dat te borgen. In de loop van de kerkgeschiedenis is dit verschoven naar ouderlingen die zelf het pastoraat gingen doen. Dat is best begrijpelijk als je die geschiedenis bekijkt maar het betekent niet dat iets dat scheefgegroeid is ook scheef moet blijven. En er valt zoveel te winnen: je wordt er zoveel rijker van, en de gemeente zoveel mooier.

 

Als ouderlingen moeten we ook zelf in de spiegel gaan kijken. Willen we dit, zijn we bereid een deel van het pastoraat terug te geven aan de gemeente? En hoe houden we in de gaten dat niemand tussen wal en schip valt? Kunnen we het zelf trouwens, op die ongedwongen manier over het geloof praten en initiatief nemen om te bidden ook als we gewoon bij vrienden zijn? En op welke manier borgen we het complexere pastoraat: psychische nood, relatieproblemen? Misschien moet de structuur van de miniwijk nieuwe input krijgen. Ik denk dat dit de eerste kring is voor onderling pastoraat. Bedenk dat het onderlinge pastoraat ook alles te maken heeft met het avondmaal: zelfbeproeving hoef je niet alleen te doen. Zo klinkt het misschien, maar in plaats van jezelf te toetsen mogen we ook een ander vragen ons te toetsen. Je geloofsleven voor jezelf houden, dat wil de duivel. Want alleen ben je zwak. Jezus bevrijdt je hiervan door je een plek te geven in zijn gemeente. Wie samen avondmaal vieren verplichten zich tot omzien naar elkaar. Avondmaal vieren is je verbinden aan Jezus en aan elkaar; je neemt de verantwoordelijkheid op je voor elkaar. Maar wie inziet dat dit je leven alleen maar mooier en lichter maakt die zal die band van harte aangaan. Je wordt enthousiast van enthousiaste mensen. Levend geloof brengt levend geloof voort. Dat wil als een olievlek door de gemeente gaan. Als een vuur dat alles aansteekt. Amen.