De plek van ouderen in de kerk

13 januari 2019

Verzilver de waarde van de ouderdom in de gemeente.

Lezen: Deuteronomium 10:20-11:9 en Psalm 71

Tekst: Psalm 71:17-18

Met enige regelmaat houden wij hier jongerendiensten. Soms wordt dan gevraagd: en wanneer komt er nou eens een ouderendienst? Nou, vandaag! Nu is het niet zo dat ik deze dienst voorbereid heb met ouderen. Ook heb ik de liturgie niet speciaal afgestemd op ouderen. En het is ook niet zo dat de jongeren niet hoeven te luisteren vanochtend. Maar wat voor speciaals is er dan nog dat ik dit een ouderendienst noem? Ik noem dit een ouderendienst omdat we het vanmorgen gaan hebben over de plek van de ouderen in de kerk.

 

Nu zit achter de vraag om een ouderendienst een bepaald gevoel: zijn wij wel belangrijk als ouderen in de kerk? Worden wij wel gewaardeerd als ouderen of draait het allemaal om de jongeren en krijgen zij alle aandacht? Dat was wel anders toen de ouderen die hier nu zitten nog jong waren. Toen jullie jong waren keken jullie op tegen de ouderen. Die hadden het voor het zeggen in de kerk. Je luisterde naar hen en had respect voor hen. Je wist: mijn tijd komt nog wel als ik oud ben. Het gekke is, nu jullie oud zijn is dat verdwenen. Nu jullie oud zijn is het opeens omgekeerd: jullie rol lijkt uitgespeeld. Net nu je denkt te kunnen oogsten gaat de jeugd er met de buit vandoor: worden zij in het centrum gezet en gaat er veel aandacht naar hen uit. Daar kun je nogal teleurgesteld over zijn. Je moet je verwachtingen bijstellen en dat is niet gemakkelijk. Onbedoeld kan dit ook de kloof tussen oud en jong verdiepen. Je lijkt tegenover elkaar te staan en tegenovergestelde belangen te hebben. En de wereld van de jongeren is je vreemd. Voor je het weet ga je vooral om met leeftijdgenoten. Soms kom ik in de kerk ouderen tegen die zich enerzijds gedragen als ‘met pensioen in de kerk’, terwijl zij anderzijds wel meer gehoord willen worden. Daar is wat aan te doen.

 

De voordelen van de ouderdom

Eerst de voordelen van het oud zijn, want die zijn er. Ouderen hebben heel veel ervaring met God. Dan bedoel ik ouderen die net als de dichter van Psalm 71 God van jongs af aan kennen (vers 6 en 17). Grote kans dat je in verschillende situaties in je leven en in verschillende perioden Gods hulp en kracht heel duidelijk hebt ervaren. Daarnaast is een voordeel van het oud zijn dat je al je leven lang hoopt op God. In Psalm 71 lees je dat in vers 5: ‘Want u bent mijn hoop, Here, mijn vertrouwen vanaf mijn jeugd.’ Jouw hoop op God heeft waarschijnlijk al verschillende aanvechtingen doorstaan. Daarmee is jouw hoop op God diep verankerd geraakt in je bestaan. Jouw hoop op God heeft iets natuurlijks gekregen, je eerste reflex in moeiten is je toevertrouwen aan God. Een derde voordeel van het oud zijn is dat je geloof vaak stabieler is. Je geloof kan tegen een stootje. Je schrikt niet direct van tegenslag. Je hebt ook meer geloofskennis, dus je bent minder bevattelijk voor dwaalleer en voor allerlei hypes in het geloof. Ook kun je beter onderscheiden wat echt belangrijk is in het geloof. Je geloof kan gedurende je leven iets puurs krijgen: je weet waar het echt om gaat en wat bijzaken zijn. Ik ben heel blij met jullie, ouderen in de kerk. Wij kunnen niet zonder jullie. Eén van de allermooiste dingen is nog wel dat de jongeren aan jullie kunnen zien dat het kan: je leven lang geloven.

 

Zo kom ik bij wat volgens Psalm 71 de plek van ouderen moet zijn in de kerk. En wij hebben veel ouderen in de gemeente. Als je dat gaat tellen ligt het er een beetje aan wanneer je vindt dat je oud bent. Vanuit het perspectief van een jongere is iemand veel eerder oud dan vanuit je eigen perspectief als oudere. Maar stel dat we de grens aanhouden van de pensioengerechtigde leeftijd, 66-67 jaar, dan is ongeveer 16% van onze gemeente oud. Eigenlijk valt dat best wel mee. Ik geef op het scherm even een overzichtje van de leeftijdsopbouw van onze gemeente: de 0-18 jarigen vormen 27% van de gemeente, de 19-40 jarigen 28%, de 41-65 jarigen 29% en de 66 plussers dus 16%. Ik vermoed dat wij vergeleken met andere Gkv’s best veel ouderen hebben. Daarmee is die vraag extra belangrijk: wat is nou de plek van ouderen in de kerk? En wat hebben oud en jong en iedereen daar tussenin met elkaar te maken in de kerk?

 

De waarde van de ouderdom verzilveren

Wat Psalm 71 ons leert is: verzilver de waarde van de ouderdom in de gemeente. Maak die waarde nuttig, buit die uit. Dat moeten zowel ouderen als jongeren doen en iedereen daar tussenin. Waar gaat het dan over? Misschien is het je opgevallen bij de lezing van de tekst (vers 17-18) dat deze verzen een gebed zijn. Vooral vers 18, de dichter zegt: ‘Nu ik oud en grijs geworden ben, verlaat mij niet, o God, zodat ik het nageslacht, elk nieuw kind, kan verhalen van de macht van uw arm.’ Dit is het gebed van een oudere. Wat deze oudere bidt is: Here, bewijs uzelf in mijn leven zodat ik over u kan vertellen aan de nieuwe generaties. Dat zijn de jongeren maar ook hen die midden in het leven staan, de dertigers en veertigers. De voordelen van de ouderdom moeten worden benut in de gemeente. Door alle partijen. Wij hebben het wel eens over de generatiekloof. Dat ouderen en jongeren in totaal verschillende werelden leven, ze nauwelijks contact met elkaar hebben, elkaar ook niet echt begrijpen en misschien ook allerlei vooroordelen over elkaar hebben. Nu kun je proberen die generatiekloof te minimaliseren. Toch kon het wel eens veel nuttiger zijn om het verschil tussen ouderen en jongeren gewoon te laten bestaan, maar dat positief te gebruiken. Laat ouderen vertellen over Gods trouw in hun leven en laat de jongeren daar bij ouderen naar vragen. Dan buit je de waarde van de ouderdom uit in de gemeente.

 

Reden 1: God geeft die waarde

God wil dit allereerst omdat Hij die waarde geeft. De voordelen van de ouderdom komen bij Hem vandaan. Je kreeg het. Maar laat God daar dan ook wat over mogen zeggen. In de kerk ga je nooit met pensioen. Net nu je in een fase bent gekomen dat je wat meer tijd hebt, net nu je geloof gerijpt is en tot wijze volwassenheid is gekomen, nu trek je je toch niet terug? Ik kan er enorm van genieten wanneer ouderen getuigen van Gods trouw in hun leven. Zodra ik ouderen daar gericht naar vraag merk ik altijd dat ze gaan vertellen. En hun verhalen bemoedigen me. In de laatste catechisaties van voor de kerstvakantie hadden we in elke les een oudere op bezoek. De catechisanten hadden vooraf vragen bedacht, de ouderen probeerden die te beantwoorden maar stelden ook vragen aan de jongeren. Dat is zo mooi. Ik ben altijd weer onder de indruk van wat ouderen dan vertellen. Hoe zij in hun omstandigheden God zochten, met Hem wilden leven ondanks tegenslag en moeite. Hoe ze dat hun leven lang hebben volgehouden dwars door een veranderende wereld heen. Maar God bleef dezelfde. Zo hebben zij Hem leren kennen. Met de woorden van vers 19 van de Psalm: ‘God, wie is aan u gelijk?’ Antwoord: niemand. Onze God is uniek. Hij is de enige, echte God die zich bewijst in deze wereld en in de levens van mensen.

 

    Verlaat mij niet

Dat is ook de achtergrond van Psalm 71. In vers 18 bidt de dichter: verlaat mij niet, nu ik oud en grijs ben. Wat bedoelt hij met dat woord verlaten? Nu kom je dat woord ook al tegen in vers 9 en 11. In vers 11 zegt de dichter: mijn vijanden zeggen: ‘God heeft hem verlaten, jaag hem op, grijp hem, niemand die hem redt.’ Mogelijk gaat het hier over David die wordt opgejaagd door zijn zoon Absalom (2 Samuël 15-18). Misschien moeten Psalm 70 en 71 samen gelezen worden. Boven Psalm 70 staat de naam van David. Maar als David de dichter is van Psalm 71 en als de situatie met Absalom de achtergrond is van deze Psalm, dan vallen de puzzelstukjes op hun plek. David is een oude koning geworden en zijn zoon Absalom grijpt de macht. Je zou haast zeggen: een nieuwe generatie stoot de oudere generatie van de troon. Op het moment dat David vlucht lijkt het er ook op dat God David verlaten heeft. Ook Absalom en zijn mannen denken dat. En dan komt dat gebed van vers 17-18: ‘God, u onderwees mij van jongs af aan, en steeds nog vertel ik uw wonderen. Nu ik oud en grijs ben, verlaat mij niet, o God, zodat ik het nageslacht, elk nieuw kind, kan verhalen van de macht van uw arm.’ David vraagt de Here: laat het toch niet zo zijn dat een nieuwe generatie de macht grijpt en mij zomaar opzij schuift. Bewijs u reddend in mijn leven, dan kan ik aan de volgende generaties vertellen over uw macht.

 

Reden 2: God wil dat nieuwe generaties Hem leren vertrouwen

Dat is ook de tweede reden dat God wil dat we de waarde van de ouderdom verzilveren in de gemeente. Hij wil dat nieuwe generaties Hem leren kennen. Meer nog, Hem leren vertrouwen. Dat heeft met elkaar te maken: hoe beter je God kent, hoe meer je Hem zult vertrouwen. Want God is betrouwbaar. Hij doet wat Hij zegt. Hij heeft ook de macht om zijn beloften waar te maken. Het evangelie van de ouderdom is dat God trouw is. Er zit evangelie in het oud zijn, namelijk: God is trouw. Als ouderen getuigen van Gods reddende trouw in hun leven dan gaat het niet om hen als oudere maar dan gaat het om God. God gaf hen de kracht om vol te houden. God hielp hen keer op keer om weer door te gaan. Dat er ouderen in de gemeente zijn is al evangelie op zich: God is trouw. Als je kijkt naar ouderen zie je iets van Gods trouw.

 

Een opdracht om te vertellen

Maar het mag niet bij kijken blijven. Er moet verteld worden. Het gebed van Psalm 71:18 sluit aan op de opdracht van Deuteronomium 10-11. Daar wordt tegen ouders en ouderen gezegd dat ze zich moeten realiseren dat de kinderen Gods grootheid niet hebben gezien. Dan gaat het over de uittocht uit Egypte. De mensen die dat hebben meegemaakt waren diep onder de indruk. Zij hadden God meegemaakt in al zijn macht en majesteit. Voor hen was het overduidelijk dat God bestaat en dat Hij een reddend God is, een God die doet wat Hij zegt, een God die mensen liefheeft. Nou hebben de ouderen in ons midden de uittocht ook niet meegemaakt. Maar jullie hebben toch wel gedurende je lange leven telkens weer ervaren hoe God redde en hoe Hij erbij was op moeilijke momenten? Dat geeft een bepaalde verantwoordelijkheid. Vertel over Gods grootheid aan de nieuwe generaties. God wil dat ook zij Hem leren vertrouwen.

 

Een opdracht om te vragen

Maar ook de jongeren krijgen vanmorgen een opdracht. Die lees je in Leviticus 19:32. Daar staat: ‘Sta op voor oude mensen en betoon hun respect. Toon ontzag voor je God. Ik ben de Heer.’ Dit gaat verder dan dat je opstaat als alle plekken bezet zijn en er komt een oudere binnen. Dat is prima om te doen, maar in deze tekst gaat het erom dat je door op te staan respect toont. En respect betekent dat je ervan overtuigd bent: die oudere heeft wat te zeggen, iets waardevols, iets waar ik van kan leren. Daar gaat het om. De opdracht aan de jongeren is: vraag ouderen om te vertellen over God. Nodig hen uit om te getuigen van Gods trouw. Bijvoorbeeld op de wijkavond: waar hebt u Gods hulp het meest ervaren, wat gaf u kracht om vol te houden? Daarnaar vragen is de opdracht voor de jongeren.

 

De vraag vanmorgen is: bid jij dit als oudere? Here, bewijs u reddend in mijn leven zodat ik de nieuwe generaties kan vertellen over uw macht. Dat is toch een mooi gebed? Het mag ook met andere woorden: Here, geef mij tijd van leven om nog over u te kunnen vertellen. De vraag aan jongeren vanmorgen is: heb jij hier behoefte aan? Ik vraag dat ook aan de dertigers en veertigers, heb jij behoefte aan ouderen die getuigen van Gods trouw? Je hoeft het niet alleen te doen, al die worstelingen. Met al je vragen kun je ergens terecht: bij de ouderen. God geeft ons aan elkaar in de gemeente. Heel bewust. Misschien denk je nu als oudere: maar ik heb ook niet overal antwoord op. Dat hoeft ook niet. Het punt is, getuig van Gods trouw in je leven. Vertel hoe jij verder kon zonder antwoord te krijgen op je vragen. Dat was toch door God waardoor jij verder kon?

 

Jezus breekt de onverbondenheid open

Daarom is het ook niet best wanneer we in de gemeente elkaars waarde niet willen zien. Wanneer we vasthouden aan onze stereotypen, onze vooroordelen. Ouderen zijn allemaal zus, jongeren zijn allemaal zo. Dan mis je zoveel. Laat je verrassen. Wanneer je elkaars waarde in de gemeente niet wil zien misken je iets dat God geeft. Het is denk ik de zonde in ons, de macht van het kwaad, waardoor we gemakkelijk denken in groepen. De zonde maakt je eigenwijs: ik weet zelf wel hoe het zit. De duivel is altijd uit op onverbondenheid, dat mensen in hun eigen kringetje ronddraaien en als het even kan daarin vastlopen. Daarom is het zo bevrijdend dat Jezus je in de gemeente bij elkaar zet. De kerk is een van de weinige plekken waar drie, soms vier generaties bij elkaar zitten. Op de sportvereniging heb je dat niet, daar ben je juist met leeftijdgenoten. Bij de historische vereniging net zo, dat zijn vaak grijze clubs. Maar in de kerk zit je sowieso met drie generaties: kinderen, ouders, grootouders. En misschien zelfs wel overgrootouders. Het kan zomaar gebeuren dat je op zondag op die manier bij elkaar zit. Dat is toch bijzonder? Jezus doet dat om je te bevrijden van enge wereldjes waarin je vastloopt in je eigen beperktheid en kortzichtigheid. Jezus breekt dat in de gemeente open en geeft je in al die anderen zijn liefde en trouw. God heeft dat gebed van Psalm 71 toch niet voor niets laten optekenen? Hij wil hierbij helpen.

 

De generatiekloof benutten

Wat moeten we nou concreet doen? Als jongeren en nog-niet-ouderen moeten we de ouderen waarderen. In plaats van dat we zouden denken dat zij hun tijd wel hebben gehad, bedenken we dat zij qua geloof juist op het moment zijn gekomen om vrucht te dragen. Laten we die vruchten dan ook plukken en ouderen uitnodigen om te vertellen en te getuigen. En ouderen, wees vrijmoedig. Misschien is het in de samenleving zo dat je als oudere vriendelijk verzocht wordt om je terug te trekken, in de gemeente van Jezus word je als oudere juist uitgenodigd om je te laten horen. En ik weet dat er heel veel ouderen zijn die zich inzetten in vrijwilligerswerk, dichtbij en ver weg, binnen en buiten de gemeente. Wat een zegen, echt iets om dankbaar voor te zijn. Maar vergeet dit niet, dat je geroepen bent om in de gemeente te vertellen over Gods macht aan nieuwe generaties. Zo verzilveren we met elkaar als gemeente de plek van ouderen in de kerk. De generatiekloof moeten we niet willen minimaliseren of een beetje omzeilen, maar laten we die juist benutten. Ouderen zijn anders dan jongeren en jongeren zijn anders dan ouderen, en zij die daar tussenin zitten zijn nog weer anders. Maar dat geeft juist zoveel mogelijkheden om er voor elkaar te zijn, elkaar te helpen en elkaar te bemoedigen in het geloof.

 

Gods trouw in mensen

Volgens mij kunnen we op deze manier verder als gemeente, is er een door God gegeven toekomst. De jeugd heeft de toekomst, zeggen we wel eens, maar dat is alleen zo wanneer de ouderen willen vertellen over God. Om te blijven bestaan heeft de kerk jongeren en jonge gezinnen nodig. Maar zij hebben weer ouderen nodig. En onder dit alles zit Gods trouw. Hij geeft mensen de kracht om levenslang op Hem te vertrouwen. Dat bemoedigt. Kijkend naar Gods trouw in mensen houd ik het vol. Amen.