Intredepreek Driebergen-Rijsenburg: Dienaar om Jezus' wil

11 februari 2001

Een predikant is in dienst van Christus om de gemeente van dienst te zijn. Dat uitgangspunt geeft ruimte aan een vrijmoedige, zuivere en duurzame verkondiging van het evangelie.

Lezen: 2 Korintiërs 4:1-6, 5:11-21

Tekst: 2 Korintiërs 4:5

Stelt u zich eens voor dat ik volgende week de preekstoel zou opkomen met dikke wallen onder mijn ogen en ongeschoren. Dat is natuurlijk geen gezicht. Ik zie u natuurlijk wel vreemd opkijken dus ik zeg: Tja broeders en zusters, het lukte niet zo met de preek, ik heb vannacht niet geslapen en ik denk dat de preek maar een kwartiertje duurt. En vervolgens klungel ik me wat door de dienst heen. Als dat één keer gebeurt, alleen volgende week, vindt u het denk ik nog niet zo erg. Kan gebeuren, alle begin is moeilijk. Maar als dat nou elke week gebeurt? Ik denk dat u daar dan wel van baalt en niet zo’n klein beetje ook. Heb je net een nieuwe dominee, laat hij het voortdurend afweten. En hij heeft een uitstraling van niks.

 

We vinden het prettig als een dominee er goed uitziet. Strak in het pak, glad geschoren. Fris, wakker, een sterke persoonlijkheid. Hij is toch een beetje het gezicht van de kerk. En hij moet goed kunnen preken. Aansprekend, als het even kan flitsend. En hij moet goed met mensen kunnen omgaan, met de jongeren maar ook met de ouderen. En dan moet hij ook nog iets betekenen voor de kinderen. Hij moet me ook goed kunnen aanvoelen, begrijpen waar ik mee zit. En geregeld op bezoek komen.

 

Weet u, als in de gemeente zulke gedachten al niet zouden leven dan kan ik ook nog zo denken. Ik sta vandaag helemaal aan het begin van mijn werk als predikant. Ik wil graag goed preken zodat mensen na de dienst zeggen: ‘Mooie preek, dominee!’ En ik hoop natuurlijk dat de catechisanten met me weglopen: ‘Onze dominee? Zo’n vent! Hij is jong, vlotte babbel, leuke vrouw...’

 

Ziet u dat dit een valkuil is voor een predikant, een risico? Dat het een groot gevaar is om een goede, gewaardeerde dominee te willen zijn? Want ik denk niet dat het daarom gaat. Ziet u ook die andere valkuil, dat de gemeente de dominee te veel naar zichzelf toehaalt? Hij moet doen wat wij hem vragen, wij hebben hem toch beroepen? Maar een dominee moet toch ook aansprekend zijn?! En als hij een sterke persoonlijkheid heeft dan is dat toch ook veel prettiger?! Dat klopt wel, ik ben het daar helemaal mee eens, maar uiteindelijk gaat het daar niet om.

 

Waar gaat het dan wel om? Weet je wat een kind zegt als je vraagt: ‘Waar ging de preek over?’ Dan zegt een kind: ‘Over Jezus?’ In veel gevallen klopt dat ook nog, het ging over Jezus. Paulus zegt dat ook in onze tekst: ‘Want wij preken niet onszelf, maar Christus Jezus als Here, en onszelf als uw dienaren om Jezus’ wil.’ En als het goed is gaat het niet alleen over Jezus in de preek, op catechisatie en bij het huisbezoek, maar gaat het ook om Hem. Want het kan ook nog over Jezus gaan, maar om de predikant. Dan zit je met elkaar dus midden in dat risicogebied! Het gaat er uiteindelijk om dat mensen bij Christus gebracht worden.

 

Ik mag u vanmiddag het volgende evangelie verkondigen:

Dienaren om Jezus’ wil praten niet naar de mond, maar brengen bij Christus

 

1. zij mogen vrijmoedig optreden

2. zij verwerpen vervalsing van het evangelie

3. zij zijn hun eigen aanbeveling

 

Dienaren om Jezus’ wil treden vrijmoedig op

Hoort u wel eens een predikant zichzelf preken, dat hij zichzelf in het middelpunt plaatst? Dat gebeurt toch niet? Eigenlijk ligt onze tekst heel erg voor de hand. ‘Want wij preken niet onszelf, maar Christus Jezus als Here.’ Welke predikant preekt nou ooit zichzelf? Dat moet toch direct opvallen? Maar waarom schrijft Paulus dit dan zo op als dat toch nooit gebeurt? Of zijn er dan toch mensen die zichzelf preken, heel subtiel, heel onopvallend misschien?

 

Om de vraag waarom Paulus dit zo opschrijft te kunnen beantwoorden moeten we de tekst en de verzen er omheen lezen. Kijk maar eens mee in je bijbel. 2 Korintiërs 4:5 begint met het woordje ‘want’. ‘Want wij preken niet onszelf.’ Na het woordje want volgt vaak een argument, een reden voor iets. Ik ga geen ruzie met je maken want zo zit ik niet in elkaar. Onze tekst is dus ergens een argument bij. Waarbij? Paulus zegt hier, en dan moeten we even helemaal terug naar vers 1: ‘wij verliezen de moed niet want wij preken niet onszelf.’ Paulus bemoedigt zichzelf en zijn medewerkers Timoteüs en Titus met deze tekst. Zij verliezen de moed niet, ze hoeven de moed ook niet te verliezen, want zij preken niet zichzelf maar Christus Jezus.

 

Maar dan is natuurlijk de vraag, welke moed Paulus en zijn collega-predikers niet verliezen. Ze verliezen de moed niet, om wat te blijven doen? Kijk eens in vers 2: Paulus verliest de moed niet om de waarheid aan het licht te brengen. Paulus heeft het hier over zijn manier van werken. Hij heeft het over zijn optreden in de gemeente van Korinte. Paulus wil het woord van God helemaal tot zijn recht laten komen, de bijbel niet laten buikspreken. En hij wil mensen niet voor zich winnen maar hij wil hen voor Christus winnen. Dan moet je als prediker een doorzichtige manier van werken hebben. Als je mensen voor Christus wil winnen kun je niet tegelijk allerlei verborgen bijbedoelingen hebben.

 

Maar waarom zou Paulus de moed verliezen om openlijk en zonder bijbedoelingen de Christus te preken? Wat zou hem eventueel kunnen ontmoedigen? In de hoofdstukken 10-12 van 2 Korintiërs wordt dat duidelijk: in Korinte waren toch -hoe onwaarschijnlijk ook- mensen actief die meer op hun eigen eer gericht waren dan op de eer van Christus. Mensen die hun werk in de gemeente deden met verkeerde motieven. Zij preken zichzelf. Ze willen er persoonlijk beter van worden: aanzien, eer, winst. En de gemeente? Ze laat het allemaal maar gebeuren. In hoofdstuk 11:20 zegt Paulus tegen de gemeente: ‘u verdraagt het immers als iemand u als slaven gebruikt, als iemand u opeet, als iemand beslag op u legt, als iemand groot doet, als iemand u in het gezicht slaat.’

 

Dat is nogal wat. De gemeente in Korinte is blijkbaar zo onder de indruk van wat Paulus heel ironisch noemt ‘die superapostelen’, dat ze zich alles maar laten aanwrijven. Die zogenaamde superapostelen laten anderen voor zich werken. Ze laten zich goed betalen. Ze vinden zichzelf uitermate belangrijk. De gemeente moet voor hen klaarstaan. Daar gaan ze ver in, desnoods dwingen ze het af. Eerst hadden deze predikers de gemeente aan zich gebonden met mooie woorden en strakke pakken. Ze zorgen ervoor altijd en overal een sterke indruk te maken. En zwakheid tonen? Ho maar. Want ze willen gewaardeerd worden. Ze willen dat de mensen met hen weglopen: ‘Onze dominee? Zo’n vent!’

 

Als de gemeente liever zo’n superdominee heeft die het nooit laat afweten en met zo’n ijzersterke uitstraling, dan kun je als gewone, oprechte dienaar van Jezus al gauw de moed verliezen. De verleiding kan groot worden om het ook maar over die boeg te gooien. De gemeente vindt het blijkbaar allemaal prachtig: hier en daar een mooi gebed, vrome woorden in de preek, op catechisatie geleerde opmerkingen. Paulus noemt zo’n houding van de gemeente ‘aanzien wat voor ogen is.’ Letten op uiterlijkheden.

 

Paulus bemoedigt zichzelf en zijn collega-predikers in 2 Korintiërs 4:5 om die verleiding te weerstaan. Verlies de moed niet om openlijk de waarheid aan het licht te brengen. Je hoeft de moed ook niet te verliezen, je weet immers dat je zelf de goede koers vasthoudt: ‘want je preekt niet jezelf, maar Christus Jezus als Here.’

 

En ja, zegt Paulus, ‘wij preken onszelf als uw dienaren, om Jezus’ wil.’ Versta me niet verkeerd, zegt Paulus, wij zijn als apostelen, als predikers, dienaren van de gemeente. Maar niet in jullie dienst. We zijn in dienst van Christus om jullie van dienst te zijn. Maar dat betekent dat we dus zo met jullie omgaan en zo het evangelie verkondigen, dat het allemaal op Christus wijst.

 

Als je zo wilt werken als prediker -met maar één doel: de gemeente bij Christus brengen- dan mag je een vrij geweten hebben. Als je deze tekst: ‘want wij preken niet onszelf, maar Christus Jezus als Here’ als je kompas gebruikt, mag je met volle vrijmoedigheid en met goede moed je werk doen. Je mag de gemeente zeggen wat volgens jou gezegd moet worden. Je hoeft niet omwille van de lieve vrede in de gemeente heikele onderwerpen te vermijden. Je hoeft je niet afhankelijk te voelen van wat de gemeente van je vindt of over je denkt of wat de gemeente van je zegt. Je mag juist ontspannen en in afhankelijkheid van de Here je werk doen.

 

Dienaren om Jezus’ wil verwerpen vervalsing van het evangelie

Maar een dominee moet toch ook mooi preken? Een predikant die vaag overkomt dat werkt toch ook niet? Als ik het nou telkens moet laten afweten, om wat voor redenen dan ook, dan kan ik me toch niet achter Paulus verschuilen? Zo van: als ik Christus maar preek dan is het verder allemaal wel goed. Nee, je moet als predikant ook nuchter zijn en eigen fouten erkennen. En de gemeente mag een dominee ook ergens aan houden.

 

Uit onze tekst van vanmiddag ‘want wij preken niet onszelf, maar Christus Jezus’, straalt  misschien wel iets van eerbiedige eenvoud, maar dat mag niet leiden tot een onterechte gemakzucht bij predikanten. Alsof alles wat een predikant kan doen om zo goed mogelijk over te komen zinloos is. Alsof alle energie die je in de presentatie van de preek kunt stoppen verkeerd besteed is.

 

Maar dat zegt Paulus ook niet. Hij zegt in vers 2: ‘wij hebben verworpen alle schandelijke praktijken.’ Dus Paulus doet geen dingen waarvoor je je moet schamen. Dan gaat het niet over die dingen waarvoor je je moet schamen tegenover mensen, hij bedoelt die dingen die het daglicht niet kunnen verdragen. Dingen waarvoor je je tegenover God moet schamen. Hij vult dat ook verder in. Paulus zegt: ‘wij gaan niet met sluwheid te werk en ook vervalsen we het woord van God niet.’ We gaan niet zo met de gemeente of met het evangelie om dat we mensen ergens in lokken. We gebruiken de gemeente niet om er zelf beter van te worden.

 

Je kunt als predikant zo omgaan met mensen en met het evangelie dat je de gemeente aan jezelf bindt. Misschien hou je je mond als je eigenlijk had moeten confronteren of vermanen. Of je gaat zo op in de vragen en behoeften van de gemeente, want je wilt dat de mensen tevreden over je zijn, dat je de indruk wekt dat het om hen gaat. Dat je er bent om mensen een religieuze aai over de bol te geven.

 

Paulus laat ook zien wat er dan ten diepste misgaat. De dominee preekt dan zichzelf en niet Christus Jezus als Here. Hij preekt zichzelf als heer, in plaats van Christus. De dienaar wordt heer. Je bent niet langer een dienaar van de gemeente, nee, je laat je als prediker dienen door de gemeente. De rollen worden radicaal omgedraaid. De dienaar laat zichzelf dienen door de gemeente en hij gebruikt daarbij de naam van Christus om het er mooi uit te laten zien.

 

In de gemeente van Korinte ging het op dit punt behoorlijk mis. De mensen kijken op tegen die zogenaamde superapostelen. En Paulus? Tja dat is maar een zwak figuur. Zijn presentatie is nou niet iets om over naar huis te schrijven. Hij kan ook lang niet elke zondag voorgaan, de ene keer zit hij in de gevangenis, de volgende keer is hij verzeild geraakt in een oproer, dan weer is hij in elkaar geslagen. Hij pakt het ook allemaal zo klungelig aan.

 

Maar Paulus laat zien dat het daar niet om gaat. De gemeente kijkt vooral naar het uiterlijk. En dat bestrijdt Paulus nu net. Dat moet je niet doen. Je moet predikers niet afrekenen op het succes van hun preek, de aantallen kerkgangers, of de kerk goed ‘draait’. Paulus geeft de gemeente in onze tekst een ander controlemiddel mee. De gemeente kan deze meetlat naast het optreden van de predikant leggen: preekt hij zichzelf of preekt hij Christus Jezus als Heer. Denkt hij dat hij eigen baas is, dat de gemeente zijn kerk is, is hij vergeten dat hij uiteindelijk in dienst van Jezus staat? Als die verrotting door het dunne glanslaagje van zijn werk heen komt, hoe mooi en hoe succesvol dat werk ook is, dan mag, dan moet de gemeente hier tegen in gaan om zo’n ontwikkeling vandaag nog te stoppen.

 

Op een iets andere manier geldt dat ook voor de predikant zelf, hij moet alert blijven op de verwachtingspatronen van de gemeente. Hij moet zich niet laten verleiden om de gemeente naar de mond te praten. Hij moet zich wapenen tegen misplaatste complimenten. Als hij ontdekt dat de gemeente meer op het uiterlijk gaat letten dan is het tijd voor een koerswijziging. Met deze tekst in de hand als kompas: ‘niet ik ben heer, Christus Jezus is Heer!’

 

Dienaren om Jezus’ wil zijn hun eigen aanbeveling

Wanneer ben je nu een goede dominee? Als je aanbevolen wordt door de mensen? Ik hoop dat u na de preek nooit zult zeggen: ‘Wat hebben we toch een geweldige dominee!’ Ik hoop dat keer op keer God geprezen wordt: ‘Wat hebben we toch een geweldige God!’ Want ik weet nu al dat u lang niet altijd tevreden zult zijn. Omdat ik lang niet alles goed zal doen. Omdat lang niet elke preek een succes zal zijn.

 

Je kunt als gemeentelid moeite hebben met falende en zwakke dominees. Waarom gebruikt God dan ook mensen om zijn woorden over te brengen? Kan het niet wat rechtstreekser? Daar kun je tegen aan lopen. En dat kan je erg teleurstellen. Juist wanneer je veel van iemand verwachtte. En waarom zou die dominee het allemaal zoveel beter weten? Moet je kijken, hij is zelf ook maar zwak en zondig, ik kan zelf wel uitmaken hoe ik leef en wat ik doe. Wie bepaalt eigenlijk dat ik naar die dominee moet luisteren? Dat kan frustreren, waarom gebruikt God dan ook mensen om zijn kinderen naar zich toe te halen?

 

Volgens Paulus wil God door zwakke mensen te gebruiken juist zijn eigen kracht laten zien. Zo was het ook in Paulus’ leven. Je kunt als prediker gaan drijven op complimenten en op waardering die je krijgt. Je kunt gaan denken dat jij dat mooie en bijzondere werk van predikant mag doen omdat jij er zo geschikt voor bent. Paulus zegt: zo is het niet. Juist tegenslagen en mislukkingen kunnen je hier aan herinneren. Jij bent niet zo geweldig of zo bijzonder. Er hoeft maar even dit te gebeuren en al je trots en waardigheid slaat aan stukken. In 2 Korintiërs 12:7-10 vertelt Paulus over een doorn in zijn vlees. Paulus zegt: de moeite die keer op keer in mijn leven opspeelt die laat God expres bestaan om te voorko­men dat ik groot van mezelf ga denken. Zo wordt voorkomen dat je als prediker tussen God en de gemeente in komt te staan op een manier waarbij al het licht op jouw valt in plaats van dat jij het licht op God richt.

 

Bovendien, zegt Paulus, de bediening van het evangelie is iets dat wij gekregen hebben. In 2 Korintiërs 4:1 en 6 laat hij dat zien. In vers 1 zegt Paulus dat hij en zijn medewerkers de bediening van het evangelie van heerlijkheid, de bediening die rechtvaardigheid brengt, gekregen hebben als pure genade. En in vers 6 zegt hij: God de Schepper zelf heeft ons verstand verlicht zodat wij het licht van Christus kunnen doorgeven. God is de bron van het licht. Paulus en andere predikers hebben dus niets om zich op voor te staan.

 

Wanneer ben je nou een goede dominee? Als iedereen in de kerk tevreden is? Nee. Als je aanbevolen wordt door de mensen? Nee. Als je als predikant je werk zo plant en regelt dat alles gladjes verloopt? Nee. Als prediker mag je met vrijmoedigheid en met goede moed je werk doen als je deze tekst als je kompas gebruikt: ‘Want wij preken niet onszelf, maar Christus Jezus als Here, en onszelf als uw dienaren om Jezus’ wil.’ Als je dat doet dan ben je een goede dominee. Zo’n predikant hoeft zich niet te laten ontmoedigen door tegenstand, door moeiten of door zijn eigen falen. Zelfs wanneer je als predikant ongeloof tegenkomt hoeft dat niet per se iets over jouw werk te zeggen. Paulus laat in 2 Korintiërs 4:3-4 zien dat je niet de enige bent die aan mensen trekt. Je hebt ook nog te maken met zo iemand als de ‘god van deze eeuw’ die het evangelie telkens probeert te verduisteren en die mensen probeert te verblinden. Volgens Paulus hoeven predikers niet afhankelijk te zijn van de goedkeuring en de aanbeveling van de gemeente. Of je je werk goed doet of niet kun je niet afmeten aan het succes dat je (volgens anderen) in je werk hebt. Je mag je eigen aanbeveling zijn, bij mensen en voor God. Je preekt immers niet jezelf, maar Christus als Here.

 

Misschien val ik wel helemaal in het niet bij superdominees. Zolang ik maar niet door de mand val als iemand die zichzelf als heer preekt. Alsof ik degene ben die gediend moet worden, hoe subtiel ook. Nee, ik wil uw dienaar zijn, maar dan wel in dienst van Jezus. Vraag daarom aan uw kinderen niet: ‘Waar ging de preek over?’ maar: ‘Waar ging de preek om?’ Wilt u zo er voor zorgen dat het evangelie van rechtvaardigheid week in week uit in alle openheid aan het licht kan komen? Amen.