Dienaren van God
14 mei 2023
Het ambt is geen dienstverlening, het ambt bevordert de dienst aan God.
Lezen: Psalm 134 en 135
Tekst: Psalm 134 en 135
Psalm 135 berijmd is een klassieke bevestigingspsalm. Het gaat dan om vers 1, we zullen het later in deze dienst ook zingen. Ik heb de indruk dat dit vroegers zelfs standaard was, dat er geen bevestiging voorbij ging of dit vers werd gezongen. Ik lees hem even voor: Loof de Here, prijs zijn naam / knechten van de hoge God, / u die tot zijn dienst bekwaam, / alles doet naar zijn gebod / en uw ambt bekleedt met eer / in het huis van onze Heer. Het woord ambt is duidelijk, daarmee gaat deze psalm over ambtsdragers. Als alternatief kon nog gezongen worden Psalm 134:1, die klinkt zo: Kom allen, dienaars van de Heer, / zegen zijn naam en geef Hem eer, / U die in ‘t huis des Heren staat / en in de nacht Hem dienen gaat. En dan verwees het woord nacht naar de vele avondvergaderingen waar je als ambtsdrager druk mee was.
Het zijn beide vrolijke psalmen met vrolijke melodieën. Natuurlijk kun je meer van opwekking houden, maar binnen de psalmmelodieën zijn dit vrolijke melodieën. Gedragen, maar vrolijk. Hooggestemd. De bevestiging van ambtsdragers is dat ook: een mooi en blij moment. Hooggestemd. Tegelijk kun je hier zitten met dubbele gevoelens. In alle drie de wijken zijn meerdere ontheffingsverzoeken binnengekomen. Een aantal vacatures blijft op dit moment onvervuld. Waar je ook zit -hier vooraan als te bevestigen ambtsdrager of in de zaal als gemeentelid- het heeft iets ongemakkelijks. Mensen zeggen niet graag nee. En voor wie ja heeft gezegd, wat staat je te wachten? Misschien was het een aarzelend ja, na een paar nachten waarin je slecht kon slapen.
Laten we van hieruit het evangelie opzoeken. Wij kijken daarbij naar Psalm 134 en 135. Want ze horen bij elkaar. Al is Psalm 134 de laatste van de pelgrimsliederen, toch valt op dat Psalm 135:1-2 praktisch hetzelfde is als Psalm 134:1. Je zou Psalm 135 de uitgebreide versie van Psalm 134 kunnen noemen. Het loven van God, waartoe wordt opgeroepen in Psalm 134 en waar ook Psalm 135 mee begint en eindigt, wordt van redenen voorzien in het middenstuk van Psalm 135. Alleen is er nog één probleem waar we eerst naar moeten kijken: wie worden er eigenlijk opgeroepen om God te loven?
Vanuit Psalm 135 berijmd zou het gaan om de ambtsdragers. Dat komt ons vreemd voor want het loven van God zit voor ons gevoel niet in het takenpakket van ouderlingen en diakenen. Zij geven leiding aan de gemeente, zij brengen bezoeken, zij organiseren onderlinge hulp- en liefdedienst. Eén stapje terug -van de berijmde Psalm naar de bijbeltekst zelf- wie zijn de ‘dienaren van de HEER’, zij die ‘staan in het huis van de HEER’? Dan denk je al gauw aan de priesters en Levieten. Zij hadden wel de taak om God te loven en te prijzen. Vanuit Psalm 134 gezien levert dat het volgende plaatje op. Psalm 134 is een pelgrimslied. Pelgrims zijn mensen die op bedevaart gaan naar een heiligdom. En Psalm 134 is de laatste van de pelgrimsliederen. Dan zou het plaatje dit zijn: de Israëlieten die weer naar huis gaan na hun bezoek aan de tempel in Jeruzalem zeggen tegen de Levieten en priesters: blijf God loven en prijzen. ‘Zegen de HEER, u allen die de dienst van de HEER verricht.’ Zegenen kan betekenen: goed spreken over, dus loven en prijzen. Dat is dan Psalm 134:1-2: blijven jullie, priester en Levieten, God loven en prijzen. En in vers 3 nemen de priesters dan het woord -het is een kleine liturgie- en zij zeggen tegen het volk: ‘Moge uit Sion de HEER u zegenen.’ Oftewel, zij geven het vertrekkende volk de zegen van God mee. De Bijbel in Gewone Taal maakt dit inzichtelijk door boven vers 1-2 ‘Volk’ te zetten en boven vers 3 ‘Priesters’. Ook De Nieuwe Psalmberijming lijkt het zo op te vatten.
Nu is het probleem bij deze uitleg dit, het Hebreeuwse woord voor dienst in Psalm 134 en dienaar in Psalm 135 slaat verder in de Bijbel nooit op Levieten en priesters. Het woord heeft een neutrale betekenis: knecht, hoveling, dienaar. Ditzelfde geldt voor de term ‘staan in het huis van de HEER’, ook het Hebreeuwse woord daarachter heeft een neutrale betekenis en verwijst niet perse naar Levieten of priesters. Veel uitleggers blijven zeggen: het gaat in deze Psalmen om priesters en Levieten, zij worden opgeroepen om God te loven. Maar ik vond ook een uitlegger die nadrukkelijk de mogelijkheid openhoudt dat juist het volk wordt opgeroepen om God te loven. Het volk als geheel kan namelijk ook worden aangeduid als dienaren van God, zie Psalm 135:14: ‘de HEER doet recht aan zijn volk en ontfermt zich over zijn dienaren.’ Stond het volk ook niet ‘in de voorhoven van het huis van God’ als ze Jeruzalem bezochten? Je ziet dat beide uitleggen goed passen. Je kunt deze Psalmen zo lezen dat het volk de Levieten en priesters oproept om God te loven, maar je kunt het ook zo lezen dat de Levieten en priesters het volk oproepen om God te loven. Ik kom er niet uit. Ik kan in en rond deze Psalmen en ook vanuit de rest van de Bijbel geen gronden vinden om hier een definitieve keus te maken. Je blijft hier zitten met twee mogelijke uitleggen. In deze preek ga ik dan ook beide sporen volgen, met overigens een verrassende uitkomst.
Eerst de lijn dat het volk de Levieten en priesters oproept om God te loven, en wat dat dan betekent voor ambtsdragers nu. Want die link mag denk ik -in navolging van de berijmde Psalm 135- gelegd worden. Daar zit dan dus iets opvallends. Ik zei al dat het op ons vreemd overkomt dat de gemeente ambtsdragers zou oproepen tot het loven van God. Maar als je Psalm 135 berijmd zingt bij de bevestiging van ouderlingen en diakenen, is dat wel wat je doet: Loof de Here, prijs zijn naam, knechten van de hoge God (...) die uw ambt bekleedt met eer, in het huis van onze Heer.’ Maar is het zo’n gekke gedachte dat je als gemeente de ouderlingen en diakenen die vandaag bevestigd worden oproept om God te loven en prijzen? Ik denk het niet. Wij hebben het wel eens over ‘voorgangers’. Misschien denk je dan vooral aan predikanten. Maar ook ouderlingen en diakenen kun je voorgangers noemen. Zij gaan voorop in leiding geven en in dienstbetoon. Zij gaan de gemeente voor, Christus achterna. Maar vanuit Psalm 134-135 komt daar dus nog een aspect bij. Of in ieder geval wordt het ‘voorgaan Christus achterna’ ingekleurd. Als gemeente mag je van je ambtsdragers verwachten dat zij God loven en prijzen. Sterker nog, roep ze daar maar toe op: Loof de Heer, jullie dienaren van de hoge God! Er leven allerlei verwachtingen rond ouderlingen en diakenen. Die gaan vooral over bezoeken. En misschien ook nog wel over het innemen van standpunten. Vanuit Psalm 134-135 behoort ook het loven en prijzen van God tot de taak van ambtsdragers. Daar zullen zij aanstekelijk in voorgaan. In de kerk, tijdens bezoeken en in heel hun doen en laten, zodat dit navolging krijgt in de gemeente.
En zo kom ik bij die andere lijn. Want is het ook niet juist zo dat ambtsdragers u en jou oproepen tot het loven en prijzen van God? Ouderlingen hebben nog wel eens de neiging te vragen hoe het met jouw kerkgang is. Terecht, want de kerkdienst is eredienst. En de diakenen organiseren en geven vorm aan het onderlinge liefdebetoon zodat iedereen ook alle reden heeft om God te loven en te prijzen. In de basis is alles wat ouderlingen en diakenen doen er op gericht dat de gemeente God looft en prijst. Misschien heb je wel eens gehoord van de term ‘het ambt aller gelovigen’. Die term duidt erop dat iedere gelovige een taak heeft. Denk ook aan Zondag 12 van de Catechismus, als christen ben je profeet, priester en koning; drie ambtsdragers uit het Oude Testament. Ook in die drie ambten draaide het om God, dat Hij geprezen en geëerd zou worden. Het mooie van deze lijn is dat als het gaat om de taak van ambtsdragers en de verwachtingen aan het adres van ambtsdragers, er een nadrukkelijke beweging terug is. Het is de taak van ambtsdragers om iets van u en jou te verwachten. Namens God roepen zij u en jou op om God te loven, in woord en daad.
De verrassende uitkomst van beide sporen is dat ambtsdragers en gemeente elkaar wederzijds oproepen om God te loven. God wil dat wij elkaar, binnen zijn volk, oproepen tot het loven en prijzen van Hem. Daar heeft het bijzondere ambt -ouderling, diaken, predikant- een dubbele rol in: voorop gaan en er achteraan zitten. Is het daarmee alsnog een zware, zo niet ondankbare taak? Nee, dit mag juist heel bevrijdend werken. Dat het in je ambt gaat om de lof op God geeft focus aan je taak. Daar mag je jezelf aan herinneren, maar daar mag je ook je wijk aan herinneren. Het ambt is geen dienstverlening, het ambt bevordert de dienst aan God. Psalm 135 eindigt opvallend genoeg met het naast elkaar zetten van Israël en Levieten in de oproep om God te loven. ‘Huis van Israël, prijs de HEER, huis van Aäron, prijs de HEER, huis van Levi, prijs de HEER’ (vers 19-20). Want Hij is dat waard, dat is het middendeel van Psalm 135. Hij is goed (3-4), Hij is de Schepper (5-7), Hij bevrijdde zijn volk uit Egypte en gaf het een nieuw begin in Kanaän (8-12), Hij verbindt zich aan zijn volk in recht en ontferming (13-14). Jullie worden vandaag ambtsdragers in een nieuwe kerk, de Nederlandse Gereformeerde kerk. We zullen er straks nog wat breder bij stilstaan. Maar Psalm 135 laat zien dat God een God is van nieuwe beginnen: de schepping, zich verbinden met Israël, hen een compleet nieuw land geven. God is echt alle lof waard. Het is de reden en het doel van ons bestaan.
Laten wij God centraal zetten in ons leven. In ons door de zonde aangetaste denken kan er maar één belangrijk zijn. Vaak kiezen we dan voor onszelf, met als resultaat dat we voor onze eigen doelen leven. Je verliest God er door. Wie God centraal zet heeft juist een leven dat van belang is. Als God belangrijk voor je is wordt jouw leven van belang. Wie God looft en prijst hoeft niet te kiezen: is God nou belangrijk of ikzelf? Want voor God zijn zij belangrijk die Hem belangrijk vinden. Dan kan het loven en prijzen van God in je leven nog steeds een worsteling zijn. In onze gebeden ligt het accent zomaar op vragen ten koste van lofprijzing. Rond de eredienst gedragen we ons soms meer als ontvangers dan als dienaren. Daar schaam ik mij voor. Tegelijk zie ik ook die andere kant. Hier in Heemse (en volgens mij is het ook iets regionaals) is een enorme zangcultuur. Denk aan focus, de muzikale fruitmand, de koren, de zang zoals die hier elke zondag opklinkt. Ik zie daarin Psalm 134-135 werkelijkheid worden: ‘Loof Hem, dienaren van de HEER, u die staat in het huis van de HEER.’ Voor wie God looft in zang en gebed, in denken en doen, voor hem of haar is de hemel nu al dichtbij. Voor wie God looft en prijst is de hemel op aarde.
Concreet. Gemeenteleden moeten hun ambtsdragers oproepen om God te loven. Omgekeerd zullen ambtsdragers de gemeenteleden oproepen om God te loven. Zo groeien we in het mens zijn naar Gods bedoeling. Amen.