Een beter deel?

20 maart 2011

Kinderloosheid komt voor in huwelijken, bij homofilie, en bij hen die nooit getrouwd zijn. In Jesaja 56 belooft God een enorme zegen aan hen die geen kinderen hebben: een naam beter dan zonen of dochters. Ook wijst God een weg om toch vruchtbaar te zijn in zijn koninkrijk.

Lezen: Jesaja 53, 54:1-5, 56:1-8

Tekst: Jesaja 56:4-5

Vanmorgen gaat het over kinderloosheid. We zijn nu al anderhalf jaar bezig Gods liefde en trouw te ontdekken. Het laatste half jaar zoeken we naar Gods liefde en trouw in het huwelijk. Maar ook hebben we vanuit Gods liefde en trouw gekeken naar echtscheiding, homofilie, de tijd dat je verkering hebt en seksualiteit. En nu dan over kinderloosheid. Ik zie drie levenssituaties waarin kinderloosheid voorkomt: 1) binnen het huwelijk, 2) bij homofilie, 3) doordat je ongetrouwd bent. In alle drie situaties kan er een groot verlangen zijn naar kinderen. Kan het gemis voelbaar zijn van het niet hebben van kinderen. Wanneer we spreken over kinderloosheid realiseren we ons dat dit een heel gevoelig onderwerp is. Dat heel veel emotie oproept. Dat levens kleurt. Waar misschien ook wel niet veel over gesproken wordt. Kinderloosheid is ook een onderwerp dat veel strijd in de relatie met de Here kan geven: de onverhoorde gebeden, de bijbelse opmerking dat kinderen een geschenk van God zijn, en dat je daarmee te feliciteren bent. Psalm 127:3 (berijmd) zegt: ‘Zie, kinderen zijn een gave Gods, waarmee de moeder wordt beloond, waarmee de vader wordt gekroond’. Een vers dat nauwelijks te zingen is voor wie graag kinderen had willen hebben, maar ze nooit ontving. Ook kun je, wanneer je geen kinderen hebt, je ongemakkelijk voelen in de gemeente. Zeker in onze kinderrijke gemeente met veel aandacht voor kinderen.

 

Nu is de kern van het evangelie van vanochtend dat God een enorme zegen belooft aan hen die geen kinderen hebben; in het huwelijk, of doordat zij alleen blijven. En dat God hen een weg wijst om toch vruchtbaar te zijn in zijn koninkrijk. Over die zegen van God voor hen die geen kinderen hebben lees je in Jesaja 56:4-5: God geeft de gelovige die onvruchtbaar is een eeuwige naam bij Hem in zijn koninkrijk. God geeft hem of haar een voortbestaan dat verder reikt dan dat je naam voortleeft in je kinderen op aarde. Wij mogen vanochtend in Gods Woord lezen dat God christenen die geen kinderen hebben die enorme zegen belooft. Een zegen die volgens Jesaja nog beter is dan zonen en dochters.

 

Thema voor de preek is:

Vruchtbaar voor God

Die bijbelse boodschap wil ik u allen meegeven vanmorgen.

 

Het is overduidelijk dat de bijbel bijzonder positief spreekt over het krijgen van kinderen. Helemaal aan het begin van de geschiedenis krijgt de mens dit zelfs mee als opdracht. In Genesis 1:28 zegent de Here de net geschapen mens en Hij zegt: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag.’ Wanneer we verder bladeren door de bijbel zien we ook keer op keer het diepe verdriet dat kinderloosheid geeft. Sara, de vrouw van Abraham, lijdt enorm onder de houding van haar slavin wanneer zij wel een kind krijgt. Rachel de vrouw van Jacob krijgt geen kinderen en is zo jaloers op haar zus Lea, dat ze tegen Jacob zegt: ‘Geef mij kinderen, anders ga ik dood’. Waarop Jacob uitroept: ‘Ik ben God toch zeker niet?’ We weten ook van de ruzies tussen Hanna en Peninna;  beiden vrouwen van Elkana. Hanna heeft geen kinderen, Peninna wel. Kinderloosheid kon zelfs een straf zijn: wanneer Michal, de vrouw van koning David, hem uitlacht omdat hij voor de ark van God danst, noteert de bijbel dat zij kinderloos bleef tot haar dood.

 

De achtergrond hiervan gaat dieper dan dat al deze vrouwen zo graag het geluk van het moederschap wilden ontvangen. Kinderloosheid was in Israël zo erg -voor mannen en vrouwen- omdat het betekende dat er niemand van jouw nakomelingen bij zou zijn wanneer de Messias kwam. Jouw naam, jouw geslacht stierf dan immers uit. Mee daarom had God het leviraatshuwelijk ingesteld. U weet wel: wanneer een getrouwde man stierf zonder dat er kinderen in dat huwelijk geboren waren, moest de broer van die man de weduwe bij zich nemen. En wanneer er dan kinderen geboren werden, droegen die de naam van de overleden man. Denk aan Ruth en Boaz, hun kind Obed draagt de naam van Machlon.

 

Een heel opvallende bijbeltekst in dit verband is 2 Samuël 18:18. Dat gaat over Absalom, de zoon van koning David. In die tekst staat het volgende: ‘Absalom had bij zijn leven voor zichzelf een gedenksteen opgericht in de Koningsvallei. Omdat hij, zoals hij zei, geen zoon had om zijn naam te doen voortleven, gaf hij de gedenksteen zijn eigen naam. Tot op de dag van vandaag wordt deze het Gedenkteken van Absalom genoemd.’ Laten we dit niet te gauw lezen vanuit onze eigen tijd. Wij kennen inderdaad vorsten die hun eigen grootheid onderstrepen door standbeelden voor zichzelf op te richten. Overigens, ook koning Nebudkadnessar deed dat al. Maar bij Absalom zit er een dimensie bij: hij wil dat zijn naam voortleeft. Hij wil op aarde blijven. En omdat hij geen zoon heeft die zijn naam zal dragen, richt hij voor zichzelf een gedenkteken op. Dat zijn naam draagt. Zo leeft hij toch voort!

 

Dit alles maakt van Jesaja 56:4-5 zo’n prachtige tekst diep in het Oude Testament. Hier wordt de zegen van het voortleven door je kinderen overstegen door een andere zegen. God zegt tegen de eunuch, de ontmande, hij die nooit kinderen zal krijgen: ‘Omdat jij met Mij leeft, omdat jij Mij eert en dient, zal jouw naam toch voortleven. Niet op aarde, maar bij Mij. Jij krijgt een eeuwige naam.’ Wij mogen hier tegen elkaar zeggen dat onvruchtbare mensen, die leven in Gods verbond, een naam krijgen, een gedenkteken bij God, dat beter is dan zonen en dochters!

 

Waarop rust deze belofte? God denkt hierbij aan Jezus Christus, zijn Zoon, en wat Hij op aarde zou gaan doen. We hebben gelezen in Jesaja 53 dat God een knecht, een rechtvaardige dienaar zou geven, om in onze plaats te lijden. Dat gaat over onze Here Jezus. ‘Om onze zonden werd hij doorboord, om onze wandaden gebroken. Voor ons welzijn werd hij getuchtigd, zijn striemen brachten ons genezing’ - dat is vers 5. En in vers 10 staat daar dan over: ‘Hij offerde zijn leven voor hun schuld, om zijn nageslacht te zien en lang te leven.’ Dus Jezus, die ongetrouwd was en kinderloos stierf, heeft toch nageslacht. Niet fysiek verwekt, maar door de Geest verwekt. Jezus heeft ‘kinderen in geloof’. Allen die in Hem geloven. Dat is zijn nageslacht. Het is een dubbel beeld: vaak noemt Jezus de gelovigen zijn broeders en zusters. Maar in Hebreeën 2:13 staat dat Jezus zegt: ‘Hier sta ik met de kinderen die God mij gegeven heeft’. Jezus is dus niet alleen onze broer, maar ook onze ‘vader’. Het is toch ook zijn Geest die ons opnieuw geboren doet worden? Jesaja 53:11 zegt: ‘Na het lijden dat hij moest doorstaan zag hij het licht’ - Jezus stond op uit de dood, en werd de geestelijk vader van allen die in Hem gingen geloven. Niet voor niets opent Jesaja 54 met de aansporing aan een onvruchtbare vrouw om te jubelen: ‘Jubel, onvruchtbare vrouw (...) Want -zegt de HEER - de kinderen van deze verstoten vrouw zullen talrijker zijn dan die van de gehuwde.’ Wat we hier leren is dat in het rijk van Christus fysiek nageslacht niet meer het één en het al is. Gods volk groeit niet meer door geboorten, maar door wedergeboorte.

 

In het Nieuwe Testament zien we dit idee van ‘geestelijk nageslacht’ ook terugkomen. Paulus noemt zich in 1 Korintiërs 4:15 de vader van de gemeente. Hij zegt: ‘Hoeveel opvoeders in het geloof in Christus u ook zult hebben, u hebt maar één vader. Door Christus Jezus ben ik uw vader geworden, omdat ik u het evangelie heb gebracht.’ En twee verzen verder noemt hij zijn medewerker Timoteüs ‘zijn geliefd kind’. Ook in zijn brieven aan Timoteüs spreekt Paulus hem zo aan. En in 1 Tessalonicenzen 2:7 ziet Paulus zichzelf en zijn medeapostelen in de rol van moeder voor de gemeente. Hij schrijft: ‘Hoewel we ons als apostelen van Christus hadden kunnen laten gelden, zijn we u tegemoet getreden met de tederheid van een voedster die haar kinderen koestert.’ Ook de apostel Johannes spreekt de gelovigen aan wie hij zijn brieven schrijft herhaaldelijk aan met ‘kinderen’.

 

Wat we nou niet moeten doen is het ontvangen van eigen, lijfelijke kinderen gaan onderwaarderen. De preek van vanochtend is ook niet bedoeld om hen die geen kinderen hebben een beetje tegemoet te komen, door nu die ene bijzondere tekst uit Jesaja 56 naar voren te halen. Nee, waar we op stuiten vanmorgen is echt een groot en ingrijpend punt dat God maakt in de geschiedenis van zijn openbaring. Laat ik het zo zeggen: de opdracht van Genesis 1:28 ‘Wees vruchtbaar en word talrijk’ wordt in Matteüs 28:19 door Jezus in een compleet ander kader gezet  met de opdracht: ‘Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen.’ God bouwt nu aan zijn volk door wedergeboorte. Ook hen die lijfelijk in Gods verbond geboren werden, moeten opnieuw geboren worden voor het koninkrijk van God. Geestelijk nageslacht is voor eeuwig, lichamelijk nageslacht heeft dat niet in zich. Voor niemand van ons geldt dat er een mogelijkheid is om voort te leven door je kinderen. Voortleven is alleen mogelijk door Christus onze Heer. Door geloof in Hem ontvangen we die naam die beter is dan zonen en dochters. Openbaring 3:12 zegt dat ook. Daar zegt Jezus, en je hoort de echo van Jesaja 56: ‘Wie overwint maak ik tot een zuil in de tempel van mijn God. Daar zal hij voor altijd blijven staan. Ik zal op hem de naam schrijven van mijn God en van de stad van mijn God, het nieuwe Jeruzalem dat bij mijn God vandaan uit de hemel zal neerdalen, en ook mijn eigen nieuwe naam.’ Wat is dit een rijk evangelie, vol wonderlijke vergezichten.

 

Die radicale herstructurering van menselijke relaties komen we ook op andere plaatsen in het Nieuwe Testament tegen. Zo lezen we in Matteüs 12 dat Jezus’ moeder en broers hem eens dringend wilden spreken. Waarop Jezus reageert met dat in onze oren toch stuitende woord: ‘Wie is mijn moeder en wie zijn mijn broers?’ En met een gebaar naar zijn leerlingen zegt Hij dan: ‘Zij zijn mijn moeder en mijn broers. Want ieder die de wil van mijn Vader in de hemel doet, is mijn broer en zuster en moeder.’ Dat die herstructurering geen verlies betekent maar winst, blijkt uit Marcus 10:29-30. Daar zegt Jezus: ‘...iedereen die broers of zusters, moeder, vader of kinderen, huis of akkers heeft achtergelaten omwille van mij en het evangelie, zal het honderdvoudige ontvangen: in deze tijd broers en zusters, moeders en kinderen, huizen en akkers, al zal dat gepaard gaan met vervolging, en in de tijd die komt het eeuwige leven.’ Ook 1 Korintiërs 7 is er een voorbeeld van hoe huwelijk en seksualiteit en het krijgen van kinderen een andere plaats krijgen met het oog op het koninkrijk van God. Paulus kan onbekommerd zeggen: ‘Het is goed om ongetrouwd te blijven.’ Voor Paulus, zelf opgegroeid in een joods gezin en opgeleid tot wetgeleerde, heeft dat een enorme omslag ingehouden. Hij had geleerd dat je als rechtgeaarde joodse man moest bijdragen aan het verwekken van nageslacht. Binnen de joodse moraal was het huwelijk zo goed als verplicht. Maar na zijn bekering komt Paulus voor de vraag te staan wat het christen-zijn nu meebrengt op dit punt. En de Heilige Geest leert hem zien dat de christen niet leeft onder de wet, maar onder de vrijheid. Wat voor soort vrijheid? Niet de vrijheid van de losbandigheid, zoals sommigen in Korinte dachten. Wel de vrijheid voor het dienen van God met lichaam en ziel. En voor deze dienst aan God is zelfs het huwelijk geen voorwaarde meer. Mensen worden niet gered door hun huwelijk, of door het krijgen van kinderen, maar door genade alleen.

 

En toch is er nog een vraag die hij of zij kan stellen die zo graag kinderen had gewild maar ze niet ontving. En dat is deze vraag: mag je niet verlangen naar beide zegeningen: én de zegen van lijfelijke kinderen, én de zegen van het voortleven in eeuwigheid door Christus? Het kan ook zo gemakkelijk lijken dat ik als vader van vijf kinderen zeg: ‘zie de grotere zegen van het voortleven door Christus!’ Maar voor ons allen geldt, of je nou kinderen hebt of niet: hoe gaan wij met deze dingen om? Voor mij is de vraag: zijn mijn kinderen, en is mijn huwelijk, belangrijker voor mij dan Christus? Voor wie graag wil trouwen is de vraag: hoe verhoudt jouw verlangen zich met de geborgenheid die Christus je wil geven? En voor wie verlangt naar kinderen is de vraag: hoe plaats jij die wens in je gerichtheid op het koninkrijk van Christus?

 

En als het dan gaat over die kinderwens zien we mensen ook verschillende wegen gaan. En dat kan ook, binnen die grote lijn die het evangelie ons voorhoudt: dat we ons geluk niet moeten zoeken in deze wereld, maar in het beloofde koninkrijk van God. Zo kiezen echtparen voor een medische weg om kinderen te krijgen. Anderen kiezen voor adoptie. Weer anderen laten het over aan God, en stellen zich open voor wat Hij op hun pad brengt, of dat nou pleegkinderen zijn, of dat ze nauwe banden opbouwen met kinderen van vrienden of gemeenteleden. Ik ken ook een kinderloos echtpaar dat de zending inging, zich realiserend dat zij niet binnen 10 jaar terug moesten voor de opleiding van kinderen. En wat een geestelijk nageslacht mogen mensen dan ontvangen! Een grote vruchtbaarheid voor het koninkrijk van God. Niet alleen in de zending, maar ook in de gemeente. Getrouwd of niet, en of we nou kinderen ontvingen of niet, God wil ons leven heiligen voor Hem. En in ieders leven legt God daarvoor unieke mogelijkheden en uitdagingen. En ieder ontvangt ook een unieke beloning. De grootte daarvan is niet afhankelijk van of je getrouwd was en kinderen had, maar hoe je met je mogelijkheden en uitdagingen bent omgegaan. Kortom, hoe je de gaven hebt gebruikt die God je gaf.

 

Wanneer we zo over kinderloosheid en onvruchtbaarheid spreken, krijgen andere vragen misschien ook een antwoord. Wanneer wij Gods weg met ons leven willen zien, en willen gaan, dan zal dat onze gebeden kleuren. Wij mogen smeken om de levenspartner waar we zo naar verlangen. Wij mogen intens bidden om kinderen. En het verdriet en het onbegrip wanneer we geen kinderen ontvangen van God, of geen levenspartner, mogen we ook bij Hem neerleggen. Met al onze vertwijfeling. Maar God geeft ook antwoorden. In zijn Zoon Jezus Christus zien wij Gods liefde en trouw. Dat is hét antwoord op die basisvraag van een mens: hoe kijkt God naar mij? Maar ook hebben we gezien dat de bijbel antwoorden geeft op vragen rond trouwen en kinderen krijgen. Onze blik moet gericht zijn op het koninkrijk van God. Dat woord van God wijst richting bij heel veel vragen.

 

Tot slot: in het evangelie van vanochtend spreekt God ons allen aan. Eeuwig voortbestaan is er alleen door Christus. De reddende kracht van zijn Naam mocht voor ons allen weer duidelijk worden. En als het gaat over getrouwd en ongetrouwd zijn, over het hebben van kinderen of niet, is mijn wens dat we in onze gemeente goed mengen. Daarmee bedoel ik: laten zij die kinderen ontvingen oog hebben voor broeders en zusters zonder kinderen. Laten getrouwden oog hebben voor hen die alleen zijn. Want we delen in de gemeente altijd het belangrijkste: geloof in Christus. We delen zijn genade, en de redding door zijn offer aan het kruis. Zo mag in de gemeente dat woord van Jezus vervuld worden, dat je in deze tijd al broers en zussen, en moeders, vaders en kinderen mag krijgen. Amen.