Een koninkrijk voor kinderen

10 november 2019

Voor volwassenen staan de poorten van Gods nieuwe wereld niet zomaar open.

Lezen: Matteüs 5:3-10

Tekst: Marcus 10:13-16

Wij hebben vanochtend hier in de kerk een baby. Vorige week zag ik bij het avondmaal trouwens ook iemand met een baby in een draagdoek lopen. Nu is mijn vraag aan u en jou: zou jij weer een baby willen zijn? Denk jezelf even helemaal terug naar het moment dat je een baby was. Stel dat dit kon, zou je dat willen? Misschien denk je: het is wel lekker rustig, je krijgt je eten en drinken, je mag de hele dag in bed liggen, je hoeft niks en je moet niks. Maar aan de andere kant, je bent ook alles kwijt wat je tot nu toe hebt opgebouwd. Het saldo op je bankrekening is weg, je opleiding, je gezin, je vriendenkring, je bedrijf, wie je geworden bent… Zou je echt willen dat dit allemaal weer weg was? Ik denk dat de meesten van ons dan toch liever houden wat ze nu hebben.

 

Maar om het koninkrijk van God binnen te gaan zul je toch een baby moeten worden. Niet letterlijk maar wel in die zin dat je alles wat je in je leven hebt opgebouwd loslaat. Jezus zegt: Gods nieuwe wereld is voor kinderen. Als de discipelen ouders die met hun kinderen naar Jezus toe willen tegenhouden zegt Hij: ‘het koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij.’ Denk aan een baby die net geboren is. Zo’n kind heeft geen geld, geen kleding, geen verdiensten, niemand kent hem of haar nog, het is eigenlijk nog niemand. Ja, het is een kind van die en die. Eigenlijk heeft zo’n kind alleen nog maar een achternaam. Jezus zegt: alleen zo kun je Gods nieuwe wereld binnengaan, door weer een baby te worden.

 

Het is het opvallende verschil tussen vers 1 en 2 van Gezang 160. Het viel mij pas van de week op terwijl ik dit gezang met regelmaat zing bij het naar bed brengen van een van de kinderen. Vers 1 zegt: ‘Want de poorten van mijn rijk staan voor kinderen open, laat ze allen groot en klein bij mij binnenlopen.’ Maar in vers 2 wordt over de volwassenen gezegd: ‘Want de poorten van mijn rijk gaan ook voor hen open, als ze aan een kind gelijk bij mij binnenlopen.’ Reken maar dat Henriette Johanna Wilhelmina Modderman heel goed naar Marcus 10 heeft gekeken. Dit heeft zij niet zelf verzonnen, dit staat in Marcus 10. De poorten van Gods rijk staan voor kinderen open. Kinderen kunnen daar gewoon binnengaan zonder problemen, zonder voorwaarden. Maar volwassenen niet. Voor hen lijkt de poort dicht te zitten. In Gezang 160, maar ook in Marcus 10, gaat de poort pas open als zij aan een bepaalde voorwaarde voldoen. Ik vind dit best schokkend. Kinderen kunnen zomaar naar binnen, maar volwassenen moeten eerst aan een bepaalde voorwaarde voldoen. Wat is die voorwaarde? Eigenlijk heel logisch: zij moeten worden als een kind. Als zij worden als een kind gaat ook voor hen de poort open.

 

Je ziet hier het goed recht van de kinderdoop. In de discussie over het wel of niet dopen van baby’s (kinderdoop of volwassendoop) kun je allerlei argumenten in de bijbel aanwijzen. In Marcus 10 gaat het niet over de doop. Toch zit hier een hele sterke aanwijzing voor het dopen van baby’s. Jezus zegt: het koninkrijk van God behoort toe aan wie is als een kind. Wat is typerend voor een kind? Ik kijk daarvoor naar een baby: hij of zij heeft nog niks opgebouwd, niets gepresteerd, geen CV, geen carrière. Toch mag hij of zij Gods nieuwe wereld binnengaan. Dit zegt iets over de aard van Gods rijk, je gaat daar niet binnen op grond van jouw prestaties maar op grond van de prestaties van een ander. Binnenlopen in Gods koninkrijk is altijd op grond van een vrijkaartje. Het is je in handen gelegd. Je hebt er niets voor gedaan, je krijgt het. God geeft het je omdat Hij dat wil, omdat Hij daarvan geniet. Omdat Hij jou gelukkig wil maken en omdat in jouw geluk zijn eer ligt: aan gelukkige mensen zie je hoe groot God is. Maar precies dat punt dat je niets doet en toch gigantisch veel krijgt, zit in de doop. Baby’s hebben niets om God aan te bieden, zelfs geen geloof. Toch zegt God: ik ben je Vader. Dat wil zeggen dat jij op een dag koning zult zijn over de aarde. En God zegt: ik heb hier een fonds voor jou waaruit al je huidige en toekomstige schulden betaald worden. En ik geef jou een persoonlijk assistent om jou op te leiden tot koning/koningin. Dat zijn de beloften van Vader, Zoon en Geest. Omdat de toegang tot Gods nieuwe wereld zonder voorwaarden open staat voor kinderen, kunnen kinderen ook gedoopt worden. In beide situaties is het punt dat kinderen niets inbrengen.

 

Ik vind dit schokkend want ik wil graag binnengaan. En ik denk en hoop iedereen hier. Maar ik leef zo vaak vanuit wat ik waard ben. Ik leef zo vaak vanuit wat ik heb opgebouwd. En ik vermoed dat ik niet de enige ben. Ga maar eens na hoe dat voor jezelf is. Hoe denk je over jezelf, waar zit voor jou je identiteit, wie je bent? Dat ontdek je door je af te vragen waar je je zorgen over maakt. Wie zich zorgen maakt over het verlies van zijn geld ziet zichzelf als de man die het gemaakt heeft; en je hoopt dat anderen ook zo naar je kijken. Wie een mooi bedrijf heeft opgebouwd kan zich zorgen maken over het verlies daarvan. Het is toch jouw naam die op het bedrijf staat. Je bedrijf is min of meer wie je bent, en daar ben je trots op. Of je hebt carrière gemaakt en dat geeft je aanzien. Je hebt een eervolle positie. Misschien maak je je zorgen om die kwijt te raken. In al die situaties leef je vanuit wat je hebt opgebouwd. Om Gods nieuwe wereld binnen te gaan moet je dit allemaal loslaten. Wat jou maakt tot wie je bent moet je loslaten. Je moet weer worden als een kind. Eigenlijk moet je weer niemand worden: geen geld, geen verdiensten, nog niets gepresteerd, geen goede naam. Je hebt alleen een achternaam, de naam die je bij je doop kreeg: Godskind.

 

Ik moet hierbij denken aan wat Job zegt: ‘Ik had niets toen ik geboren werd. Ik zal ook niets hebben als ik begraven word (Job 1:21, BGT). De Prediker brengt deze wijsheid zo onder woorden: ‘Niets van wat een mens heeft verworven en in handen dacht te hebben, neemt hij mee’ (5:14). De apostel Paulus zegt het zo: ‘Wij hebben niets in deze wereld meegebracht en kunnen er ook niets uit meenemen’ (1 Timoteüs 6:7). Waar gaat het nu fout? Het gaat fout als jij vasthoudt aan wat je hebt opgebouwd. Het is een feit dat je het niet mee kunt nemen de hemel in. Je geld, je bedrijf, je goede naam, je positie hier op aarde, het gaat niet mee als je sterft. Maar laat dat dan ook niet zo zijn in je gedachten. Wie de hemel binnen wil gaan begint weer op nul. Alles wat je hier hebt opgebouwd moet je achterlaten. Bij de poorten van Gods rijk staan grote bakken met aardse rommel: goede namen, prachtige carrières, spaartegoeden waar nog jaren van geleefd had kunnen worden, huizen, bedrijven, het ligt er allemaal in. Tenminste, van hen die het los konden laten. Die weer baby wilden worden met niets behalve die achternaam: Godskind.

 

Dit heeft betekenis voor hoe je nu leeft. Vanuit welke identiteit leef jij, vanuit wat je zelf hebt opgebouwd of vanuit de achternaam die je kreeg bij je doop? Leef je vanuit wat je volgens wereldse maatstaven waard bent, en wil je dat mensen je zo ook bekijken, of leef je vanuit je identiteit in Christus? Wij zijn heel gevoelig voor de leugen over wat belangrijk is. Het zit ook in het verhaal van Marcus 10. De leerlingen van Jezus houden de ouders met hun kinderen tegen. De verkondiging van het koninkrijk is volgens hen zo belangrijk daar kun je geen kleine kinderen bij gebruiken, die lopen je alleen maar voor de voeten. Grote belangen verdringen kleine zaken. Maar klopt hun idee van wat groot en klein is wel? Die kleine kinderen blijken juist een groot voorbeeld van hoe je Gods rijk binnengaat. Ook nu kun je je zomaar vergissen in wat belangrijk is en wat niet belangrijk is. Je bent druk bezig een bestaan op te bouwen, een bedrijf, een carrière, maar voor het binnengaan in Gods nieuwe wereld is het totaal onbelangrijk; kan het zelfs een hindernis zijn. Of we zijn druk bezig in de kerk, denk aan de preek van vorige week, maar voor het binnengaan in Gods nieuwe wereld is dat niet van betekenis. Binnen de kerk kun je je ook zomaar vergissen in wat belangrijk is en wat niet. Grote thema’s houden ons momenteel bezig, de synode zal zich er de komende maanden over buigen. Maar laat dat niet in de plaats komen van wat nodig is voor het binnengaan in Gods nieuwe wereld. Grote belangen verdringen kleine zaken. Hebben wij wel goed in de gaten wat groot en wat klein is? God wil ons graag in zijn nieuwe wereld hebben. Daarom zegt Hij: je kunt mijn rijk alleen binnengaan als baby. En elke keer dat hier een baby gedoopt wordt zie je dat het waar is. In alle kinderen die hier rondlopen zie je dat het waar is. De poorten van Gods rijk staan voor kinderen open.

 

Wat moet je nu doen? Je wilt het koninkrijk van God binnengaan, als je sterft of als Jezus terugkomt, maar je bent ondertussen volwassen. Het lastige is, om binnen te gaan kun je niks doen. Juist niet, dat is deze preek. Het enige is dat je niets moet vasthouden. Dat is wat je moet doen, niet vasthouden aan wat je hebt opgebouwd. Wat je moet doen is loslaten. Dat betekent niet dat je je bedrijf verkoopt, je geld weggeeft of dat je je carrière opgeeft, maar je moet jezelf wel de vraag stellen: ontleen ik daar mijn identiteit aan? Ben ik die man die het gemaakt heeft, ben ik die vrouw die het ver geschopt heeft, leef ik van de waardering die mensen hebben voor mijn werk? Vraag je dat eens af. Ik kan ook zeggen, leef vanuit je achternaam: Godskind. Leef hier op aarde niet vanuit wat je waard bent naar wereldse maatstaven, maar leef vanuit je identiteit in Christus. Want dat is het enige wat telt. En als je merkt dat dingen nu al tussen jou en Gods koninkrijk instaan, moet je ze weg doen. Als dat strijd kost, kijk dan naar Jezus. Filippenzen 2:6-7 zegt: ‘Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van.’ De apostel Paulus maakt dit zo concreet: laat ieder die bezit verwerft zo leven alsof het niet zijn eigendom is (1 Korintiërs 7:29-31). Blijf diep van binnen een baby.

 

Een tweede praktische aanwijzing gaat over opvoeding. Dit geldt voor wie kinderen heeft, maar ook voor ons als gemeente in zijn geheel. De ouders van Marcus 10 brengen hun kinderen bij Jezus omdat ze het geluk voor hun kinderen zoeken. Ze denken aan het toekomstig geluk van hun kinderen, en dat verwachten ze van Jezus en zijn zegen. Een terechte verwachting, want Jezus neemt de kinderen in zijn armen en zegent hen. Laten wij als ouders en ouderen hetzelfde doen: onze kinderen, en de kinderen en jongeren van de gemeente, bij Jezus brengen. Omdat we geloven dat hun toekomstig geluk bij Hem te vinden is. Dan is er nog veel meer over opvoeding te zeggen maar dit is de basis: zoeken wij het toekomstig geluk van onze kinderen bij Jezus?

 

Tot slot, ik begon deze preek met de vraag of je weer baby zou willen zijn, en dat dit een hele relaxte kant heeft: er wordt voor je gezorgd. Maar denk je nu eens in dat je al die dingen die je hebt opgebouwd loslaat. Dat is niet langer belangrijk voor wie je bent. Dat scheelt heel veel zorgen. Al loslatend reis je steeds lichter door het leven op weg naar Gods koninkrijk. Dat is het uitzicht, je gaat binnenlopen. Amen.