Engelen
21 juli 2024
Het evangelie in het bestaan van engelen: laat de hofhouding je bij de koning brengen.
Lezen: Hebreeën 1:1-2:4
Tekst: Hebreeën 1:14
Een preek over engelen. Ik kan me voorstellen dat er vragen zijn over engelen. Wat is een engel? Wat doet een engel? Hoe ziet een engel eruit? Op de achtergrond speelt denk ik een andere vraag en dat is deze: waarom merken wij zo weinig van engelen? Ik heb niet de indruk dat engelen een grote rol spelen in ons geloofsleven. Om eerlijk te zijn, engelen spelen geen grote rol in mijn geloofsleven. Maar in gesprekken die ik heb in de gemeente hoor ik ook niet veel over engelen; dat mensen engelen gezien zouden hebben of door engelen geholpen werden of door een engel zijn aangesproken. Engelen komen bij ons niet veel verder dan in een paar uitdrukkingen, zoals: ‘hij had een engeltje op zijn schouder’, om aan te geven waarom iemand ontsnapt is aan een ongeluk. Of ouders die verzuchten dat er maar flink wat ‘beschermengelen’ met hun kind mee moeten wanneer die iets spannends gaat doen. En bij het sterven van een geliefde zeggen we: hij of zij ‘is door engelen naar God gedragen.’ Maar waarom zijn engelen verder zo weinig realiteit voor ons? Zijn we dan te nuchter, te rationeel? Ik kan me voorstellen dat het ook te maken heeft met de invloed van een gesloten wereldbeeld: dat de aarde gezien wordt als een afgesloten geheel waarbuiten niets bestaat, geen geestenwereld die invloed op de aarde heeft. Maar is het terecht dat engelen zo weinig realiteit voor ons zijn?
Zodra je de Bijbel opendoet struikel je over engelen. Het woord engel of engelen komt zo’n 300 keer in de Bijbel voor. Veel voor ons bekende figuren hebben engelen ontmoet. Het Oude Testament vertelt dat van Adam en Eva, Abraham, Hagar, Jakob, Mozes, Bileam, David, Jesaja, Elia en Daniël. In het Nieuwe Testament lezen we over engelverschijningen aan Zacharias, Jozef en Maria, Jezus en zijn leerlingen, Petrus, Cornelius, Paulus en Johannes op Patmos. Dat zijn er nogal wat. Ons woord engel is afgeleid van een Grieks woord dat bode of boodschapper betekent. In het woord evangelie zit dezelfde stam. Evangelie betekent: blijde boodschap, eu-angel-ion. Het Engelse woord ‘angel’ is er ook vanaf geleid. Een engel is in eerste instantie een bode van God, een gezondene, iemand die met een boodschap op pad wordt gestuurd. Als wij bijbellezen accepteren we het bestaan van engelen gewoon. Maar wanneer we de Bijbel weer dicht doen lijken de engelen daarmee ook tussen de twee kaften opgesloten te zitten. Missen we niet iets door zo weinig met engelen te rekenen?
Zelf heb ik ook nog twee vragen over engelen. De eerste is, waarom bestaan engelen eigenlijk? Alles wat engelen doen kan God toch ook zelf doen? Mensen aanspreken, mensen beschermen, mensen helpen. Engelen lijken overbodig. Mijn tweede vraag is, wat is eigenlijk het evangelie in het bestaan van engelen? We zitten hier in de kerk, we willen het evangelie horen. Wat is de blijde boodschap in het bestaan van engelen? Hoe ontdekken we Gods liefde en trouw voor ons in het bestaan van engelen? Daar gaat het om in kerkdiensten, dat we God meer leren kennen en meer leren liefhebben vanwege zijn liefde en trouw voor ons.
Nu hebben we gelezen uit Hebreeën 1-2, met daarin dat prachtige 1:14 waarin over engelen gezegd wordt: ‘Zijn zij niet allen dienende geesten, uitgezonden om hen bij te staan die de redding als erfenis zullen ontvangen?’ Nu is de keus voor Hebreeën 1-2 bij een preek over engelen nog niet de meest logische. Want in Hebreeën 1-2 wordt gezegd: Jezus is belangrijker dan engelen, Hij heeft een hogere positie dan engelen en daarom moet je meer aandacht geven aan het spreken van Jezus dan aan dat van engelen. Op dit punt moet ik iets uitleggen. Voor de joden waren engelen openbaringsbemiddelaars. Engelen geven woorden van God door. Maar dan op zo’n manier dat ze tussen God en iemand als Mozes inzaten. In Hebreeën 2:2 staat: ‘als het door engelen gesproken woord al zo veel rechtskracht bezat dat op elke overtreding en ongehoorzaamheid een rechtmatige straf volgde...’ Dit gaat over de wet die de Here op de Sinaï gegeven heeft. Die wet kan getypeerd worden als ‘het door engelen gesproken woord.’ In Handelingen 7:53 zegt Stefanus tegen de joodse leiders: ‘u die de wet ontvangen hebt door tussenkomst van de engelen.’ En in Galaten 3:19 wordt over de wet gesproken als ‘door engelen uitgevaardigd’ (zie ook Deuteronomium 33:2 en Psalm 68:18). En ‘wet’ is hier breder dan de 10 geboden, het gaat over de Thora, de eerste vijf boeken van het Oude Testament. Voor de joden waren engelen gewaardeerde openbaringsbemiddelaars. Maar dan snap je ook wat er gebeurt in Hebreeën 1-2. De messias-belijdende joden die hier worden aangesproken dreigen terug te vallen in het gewone jodendom, het jodendom zonder Jezus, het jodendom dat leeft vanuit de Thora. Maar dan zegt de schrijver van de Hebreeënbrief: de woorden van Jezus zijn belangrijker dan de Thora, al is de Thora jullie gegeven door engelen.
Dus in Hebreeën 1 wordt gezegd dat Jezus belangrijker is dan engelen, hoger geplaatst dan engelen en dat je aan zijn woorden meer waarde moet hechten dan aan de Thora, al is die door bemiddeling van engelen gegeven. In die context staat vers 14. Het is een retorische vraag, het antwoord wordt bekend verondersteld: ‘Zijn engelen niet dienende geesten, uitgezonden om hen bij te staan die de redding als erfenis zullen ontvangen?’ Antwoord: ja, dat zijn ze. Niet meer, maar ook niet minder. Engelen zijn dienende geesten. Ik denk dat wij op dit punt in de preek toe zijn aan een korte profielschets van engelen. Engelen zijn dus geesten, geestelijke wezens, in tegenstelling tot mensen. Engelen zijn geschapen, in tegenstelling tot God (Kolossenzen 1:16). Engelen zijn onsterfelijk (Lucas 20:36, 2 Petrus 2:4, Judas 6). Ze zijn niet alwetend (Matteüs 24:36, 1 Petrus 1:12). Engelen kunnen verschillende verschijningsvormen aannemen waaronder de vorm van een mens. In kracht en macht zijn engelen de meerdere van mensen (2 Petrus 2:11), maar voor God zijn mensen belangrijker. Dat blijkt hieruit dat God de wereld aan mensen heeft toevertrouwd, niet aan engelen (Hebreeën 2:5). En in Hebreeën 2:16 staat heel mooi: God ‘is niet begaan met het lot van engelen, Hij is begaan met het lot van de nakomelingen van Abraham.’
Maar wat is nu de dienst van engelen? Engelen zijn dienende geesten, maar waaruit bestaat hun dienst? We zagen al dat engelen openbaringsbemiddelaars zijn. Engelen zijn boden, boodschappers. Verder beslaat hun dienst twee velden: diaconaal en liturgisch. Engelen helpen, ze verlenen bijstand, en ze zijn actief in de aanbidding van God. Dat eerste staat nadrukkelijk in Hebreeën 2:14, ze zijn ‘uitgezonden om hen bij te staan die de redding als erfenis zullen ontvangen.’ De ‘redding als erfenis ontvangen’ duidt op de rol van Jezus tegenover het jodendom. In 1:2 wordt van Jezus gezegd dat Hij is ‘aangesteld als erfgenaam van alles wat bestaat.’ Alleen in verbondenheid met Jezus deel je in de erfenis van de Vader, dat is de nieuwe hemel en aarde. Het tweede, dat engelen een liturgische rol hebben, wordt vooral duidelijk in het boek Openbaring. Daar wordt beschreven hoe ‘tienduizend maal tienduizenden’ engelen rond de troon van God staan en Hem eer toe roepen (5:11-12, zie ook Hebreeën 12:22). Als je het wil samenvatten, de dienst van engelen bestaat uit lof aan God en hulp voor mensen.
Nu hoop ik eigenlijk dat je nog wat met die vraag zit waarom engelen eigenlijk bestaan. Eerder zei ik: alles wat engelen doen kan God toch ook zelf? Hij kan mensen helpen, en dat doet Hij ook. Maar kan God zichzelf lof toezingen? Ik hoop dat je de vraag niet oneerbiedig vindt, maar hier ontdekken we iets van de reden voor het bestaan van engelen. Engelen zijn er om God te aanbidden, om Hem te eren en te prijzen, om zijn majesteit zichtbaar te maken. Want ook hier is er een verschil tussen engelen en mensen. De mens was geschapen om God te aanbidden, om God te loven en te prijzen. Dus opnieuw kun je je afvragen: waarom schiep God dan ook engelen (waarschijnlijk zelfs vóór de schepping van de mens, Job 38:7)? Het verschil tussen engelen en mensen is dat engelen behoren tot Gods hofhouding. Engelen zijn Gods lakeien. Alleen daarom al zijn ze een uitdrukking van Gods majesteit. Heb je je wel eens afgevraagd waarom er op Prinsjesdag zoveel mensen naast de koets van de koning lopen? Dat is een indrukwekkend gezicht, allemaal keurig in livrei (zo heet zo’n pak vol met goud). Zij lopen daar om zijn positie te onderstrepen: hier gaat de koning. En hoe meer lakeien, hoe groter de waardigheid van de koning. Wat mij betreft moet je engelen vooral zien als Gods hofhouding, Gods lakeien. Door hun aantal -tienduizend maal tienduizenden- onderstrepen ze zijn majesteit.
Wat lakeien natuurlijk ook doen is mensen ontvangen die bij de koning op bezoek gaan. Ze wachten hen op bij de deur, ze begeleiden hen door het paleis, hangen jassen op, schenken koffie in. Ik heb het nooit meegemaakt maar ik kan me voorstellen dat je daar -opnieuw- flink van onder de indruk bent. Overal in het paleis lopen lakeien rond, druk bezig met zorgen voor de koning en met zorgen voor jou als bezoeker. Maar het gaat natuurlijk om de koning. Je kunt dan wel onder de indruk zijn van al die lakeien, maar uiteindelijk zijn het maar dienaren. Hier kom ik terug op Hebreeën 1. Want ook daar wordt duidelijk dat wij als gelovigen onze aandacht moeten richten op Jezus. Niet op engelen. Misschien verklaart dit ook wel waarom engelen niet zo’n grote plaats innemen in ons geloofsleven, het gaat uiteindelijk niet om engelen. Nergens roept de Bijbel op tot engelenverering (Kolossenzen 2:18, Openbaring 19:10, 22:8-9). Wij zullen God en Jezus aanbidden. Je zou kunnen zeggen, de boodschap van Hebreeën 1:14 is dit: laat de hofhouding je bij de koning brengen. Wat mij betreft is dat ook het antwoord op de vraag: wat is nou het evangelie in het bestaan van engelen, hoe zie je in hen Gods liefde en trouw voor ons? Nou, Gods hofhouding staat jou terzijde om je naar de koning te brengen. Daarmee zijn engelen belangrijk voor ons en tegelijk gaat het om de koning, moet het ons gaan om de koning. Wij focussen ons niet op engelen -hoewel we onder de indruk van hen zijn- maar we focussen op Jezus en zien uit naar de ontmoeting met Hem. Het evangelie van de engelen is dat God zijn hofhouding inzet om jou bij Jezus te brengen.
Daarmee komt er ook een vraag op jou af: ben jij onderweg naar Jezus, naar de koning van hemel en aarde? Hij die ‘ver verheven (is) boven de engelen’ (Hebreeën 1:4), Hij die door de engelen aanbeden wordt (vers 6), Hij tegen wie God heeft gezegd: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, tot Ik van je vijanden een bank voor je voeten heb gemaakt’ (vers 13). Dat kun je afmeten aan de koers van je leven: waar leef jij voor, wat is je doel en waar ben je druk mee? Als dat allemaal aardsgericht is -huis, auto, werk, vakantie- dan moet je je afvragen of je op weg bent naar de koning. Ik zeg niet dat dit verkeerde dingen zijn, maar zijn het voor jou middelen of doelen? Waar leef je voor?
Er is veel dat ons afleidt. Dat ons vertraagt en focust op deze wereld. Dan kunnen we van ons af wijzen en zeggen: dat is nou eenmaal de wereld waarin we leven. Ik denk dat het meer helpt om te erkennen dat het bij ons van binnen zit: wij focussen op onszelf. Dat begon in het paradijs, Adam en Eva wilden geen God, geen koning boven zich. Die zonde werkt in ons door tot op de dag van vandaag. Wie geen God boven zich wil hebben, zal ook niet op weg gaan naar de koning. Dan is het leven hier op aarde het enige dat je hebt en daar steek je al je energie in. Zonde betekent: je bestemming mislopen. In dit geval dus heel letterlijk, je komt niet aan in het hemels paleis.
Wat Hebreeën 1 ons ook laat zien is dat er een verschil is tussen bezig zijn met het spirituele en een bijbelse omgang met engelen. Geloven dat er meer is tussen hemel en aarde is iets anders dan geloven in het bestaan van een hemelse hofhouding die de lof van de koning zingt en mensen bij de koning brengt. Vergis je niet, engelen hebben een hele duidelijke, concrete taak die ze met grote kracht en inzet uitvoeren. Want dat is misschien nog wel het mooiste: de engelen nemen initiatief, engelen komen ons halen. Op drie manieren. Engelen halen de gelovigen op, op het moment dat zij sterven. Dat wij dat zo benoemen rust op Lucas 16:22 waar over Lazarus staat: ‘Op zekere dag stierf de bedelaar, en hij werd door de engelen weggedragen om aan Abrahams hart te rusten.’ Verder, engelen zullen op de dag van de wederkomst de gelovigen bijeenbrengen uit de vier windstreken van de aarde (Matteüs 24:31). En, derde manier, de engelen zetten zich in voor Gods kinderen tijdens hun leven hier op aarde door hen bij te staan zodat ze de redding als erfenis ontvangen (Hebreeën 1:14). Engelen nemen daartoe initiatief. Daarom is de boodschap van deze preek: laat je door de hemelse hofhouding bij de koning brengen.
Hoe doe je dat concreet? Allereerst, sta open voor engelenhulp. Het gebeurt, het kan, hoewel wij het vaak niet zien. Die hulp concentreert zich op je reis naar de koning. Engelen kunnen je beschermen in het verkeer, zeker, maar bij Psalm 91 -we gaan hem zo zingen- gaat het meer om de reis naar Gods koninkrijk: ‘zijn engelen geeft Hij opdracht over je te waken waar je ook gaat. Op hun handen zullen zij je dragen, je zult je voet niet stoten aan een steen.’ Een Psalm die de duivel ten onterechte tot aardse proporties terugbrengt (Matteüs 4:6). Hoe concrete engelenhulp er uit ziet is iets wat je vaak achteraf ziet: iemand die door God op je weg geplaatst werd, een toevallige ontmoeting, een boek dat je in handen kreeg, een vriendelijk woord dat iemand tot je sprak, een bemoediging. Sta er voor open om daar engelenwerk in te zien. Het tweede concrete is dat wij ons door engelen zullen laten wijzen op Gods majesteit. De engelen zelf trekken liever niet de aandacht, zij geven juist alle eer aan God. Laten wij, door aandacht te hebben voor de engelen, onder de indruk raken van de majesteit van God. Het derde concrete vanmiddag is dat wij de engelen zullen navolgen in hun dienst. In hun diaconale dienst -zo kunnen wij een engel zijn voor anderen- en in hun liturgische dienst: dat wij God aanbidden zoals de engelen nu al doen. En ook daar zit evangelie: engelen doen al volmaakt wat wij nog oefenen. Amen.