Evenwichtig samengesteld

28 oktober 2012

Is de samenstelling van onze gemeente niet de oorzaak van gebrek aan samenhang? Nee, de samenstelling is niet het probleem maar de bedoeling! Zo vernieuwt God ons in de leerschool van de gemeente naar het beeld van zijn Zoon.

Lezen: 1 Korintiërs 12:12-31, Romeinen 12:3-8

Tekst: 1 Korintiërs 12:24b-25

Ik kan me voorstellen dat wij wel eens denken dat de samenstelling van onze gemeente de oorzaak is van een gebrek aan samenhang. Onze gemeente is jong, we bestaan nog geen 25 jaar. In die korte tijd is de gemeente keihard gegroeid, van een paar gezinnen tot 1100 leden nu. De gemiddelde leeftijd ligt laag, we zijn met veel jonge gezinnen. Iedereen is import, iedereen heeft zijn wortels elders liggen en is hier naar toe gekomen. We zijn allemaal anders, we zijn een vergaarbak van verschillende meningen, ideeën en wensen. Is dat niet een bron van conflict en verwijdering? Ik zeg toch niet teveel wanneer ik zeg dat wij een zeker gebrek aan samenhang ervaren? En komt dat niet voort uit de samenstelling van onze gemeente? Maar dan zegt Jezus vanmorgen tegen ons: die typische samenstelling van jullie gemeente daar in Zeewolde, met al die verschillen, is niet het probleem maar juist de bedoeling!

 

Thema voor deze preek is:

Evenwichtig samengesteld

Onze gemeente is door Jezus zelf evenwichtig samengesteld.

 

Uit de brief van Paulus aan de gemeente in Korinte krijg ik het idee dat het daar ook niet allemaal even makkelijk liep. In hoofdstuk 11 schrijft de apostel: jullie samenkomsten doen meer kwaad dan goed (vers 17). Paulus heeft gehoord dat er partijen in de gemeente zijn die tegenover elkaar staan (vers 18). En een hele menselijke reactie is dat je de verschillen aanwijst als probleem. Want zodra je met mensen die hetzelfde denken bij elkaar gaat zitten is het reuze gezellig. Dit is trouwens niet typisch Korintisch of Zeewoldens. Ik denk dat we allemaal genoeg verhalen horen van familie of vrienden dat het in andere gemeenten ook een strijd is om de samenhang te bewaren. Waar komt dat vandaan? Zit dat in de lucht ofzo? Is dat iets van de 21e eeuw? Nee, want in Korinte hadden ze er ook al mee te maken en dat is 2000 jaar geleden. Dat is prettig om te weten, toch? Wij zijn niet de enige gemeente en ook niet de eerste die een gebrek aan samenhang ervaart, en probeert dat uit alle macht te verbeteren. Maar Jezus zet ons daarbij op een ander spoor dan wij zelf zouden kiezen.

 

Het spoor dat Jezus uitzet kent twee belangrijke uitgangspunten. De eerste heb ik al genoemd: de samenstelling van de gemeente, al die verschillende mensen bij elkaar, is niet het probleem maar de bedoeling. Het tweede uitgangspunt is: niet de ander moet veranderen, maar ik. Dat is een enorme valkuil: als de ander nou maar verandert, zich anders gaat gedragen, zijn mening bijstelt, dan is mijn probleem opgelost. We zullen zien vanochtend dat Jezus ons aanspreekt, mij, om te veranderen, te vernieuwen.

 

Dat de samenstelling van de gemeente niet het probleem is maar de bedoeling blijkt uit dat voorbeeld van het menselijk lichaam. Het is een heel bekend voorbeeld. We hebben er zelfs een spreekwoord aan overgehouden: ‘elkaar tot een hand en een voet zijn’. Dat betekent dat je elkaar helpt. Maar dat gaat nog wel iets verder: de ander kan iets of heeft iets, wat ik niet heb of kan. Een hand kan pakken, een voet niet. Een voet kan lopen, een hand niet. En in de gemeente zien we dat de een het evangelie goed op kinderen kan overdragen, een ander niet. En dat de een veel bijbel kennis heeft, de ander niet. We overschatten onszelf enorm wanneer we denken dat we als gemeentelid zelf een compleet lichaam zijn. Dat alles ziet, hoort, kan. Dat zichzelf kan voeden en zelf het voedsel kan verteren. Dat op eigen benen de reis naar het koninkrijk kan maken. Maar Paulus zegt: jij bent maar een klein onderdeeltje van het lichaam, een lid. Een oog, of een teen, of een tand, of een vinger van de hand.

 

Het klopt dus ook dat jij anders bent dan anderen. Een oog en een vinger zijn compleet verschillend. Net als een tand en een teen. Ik heb in een eerdere preek het voorbeeld van een puzzel gebruikt. Een puzzel van allemaal gelijke stukjes kun je niet in elkaar zetten. Tenzij het allemaal vierkantjes zijn. Maar dan blijft het een los geheel zonder enige samenhang. Juist het verschillend zijn van de puzzelstukjes maakt dat je ze stevig aan elkaar kunt verbinden. En net zo krijg je ook geen samenhang in de gemeente wanneer iedereen hetzelfde is, of hetzelfde denkt.

 

Maar is het voor samenhang in de gemeente niet nodig dat we hetzelfde denken?! En dezelfde kant op willen? We zijn verschillend en we hebben verschillende gaven, oké, maar is het niet handig wanneer we allemaal dezelfde overtuigingen hebben? Dat scheelt bijzonder veel discussies. Misschien herinnert u zich nog de preek over het ‘één lichaam en één geest’ zijn. Gelukkig wordt ons menselijk lichaam aangestuurd vanuit één geest. Zodat het niet kan gebeuren dat mijn ene been naar links wil en mijn andere naar rechts. Net zo wil Christus zijn gemeente aansturen door één Geest (nu met een hoofdletter), zijn heilige Geest. Zodat onze ogen gezamenlijk naar boven kijken, onze oren allemaal naar Gods Woord willen luisteren, zodat onze handen samenwerken, we niet met elkaar uit de pas lopen en we met één mond spreken. En toch betekent dit nog niet dat we in de gemeente niet verschillend tegen bepaalde zaken kunnen aankijken.

 

Want Jezus zelf heeft ons bij elkaar gezet. Jezus zelf heeft ook onze gemeente samengesteld. En dat heeft Hij evenwichtig gedaan. Zorgvuldig en evenwichtig. Zodat niemand gemist kan worden en ieder een functie heeft. Kijk maar in 1 Korintiërs 12:24-25: ‘God heeft ons lichaam zo samengesteld dat de delen die het nodig hebben ook zorgvuldiger behandeld worden, zodat het lichaam niet zijn samenhang verliest, maar alle delen elkaar met dezelfde zorg omringen.’ Hier staat dat God in ons menselijk lichaam evenwicht heeft aangebracht tussen de verschillende ledematen. Neem nou ons oog. Superbelangrijk, maar klein. Neem onze darmen, onzichtbaar, en zou je ze kunnen zien dan ziet het er niet lekker uit. Maar je kunt absoluut niet zonder. En ze melden zich geregeld want ze zijn gevoelig. Je hebt veel vaker buikpijn dan pijn in bijvoorbeeld het bot van je arm. Dat bot in je arm voel je niet eens. Maar wat is het belangrijk dat het daar zit, je arm zou anders toch slap naar beneden hangen? Wat had je dan nog aan je handen? God heeft ons lichaam zo gemaakt dat er evenwicht is tussen de verschillende ledematen. Je kunt een bepaald onderdeel van je lichaam niet belangrijker vinden dan een ander deel. Daar kom je niet mee uit. Misschien zeg je: mijn hersens, die zijn toch heel belangrijk want anders kon ik niet denken en praten en weet ik wat allemaal. Maar zonder beschermende schedel zouden je hersens binnen één dag onherstelbaar beschadigd raken. Om nog maar te zwijgen van de afhankelijkheid van je hersens van zuurstofrijk bloed. Goed, einde biologieles, de conclusie is duidelijk: God heeft ons lichaam zo samengesteld dat er evenwicht is. Kleine lichaamsdelen zijn belangrijk. Onzichtbare ook. Grote lichaamsdelen zijn vaak wat robuuster. Kwetsbare delen zitten op een beschermde plek. En zo verliest het lichaam zijn samenhang niet maar alle delen omringen elkaar juist met dezelfde zorg. En dan zegt Paulus in vers 27 tegen de gemeente: ‘Welnu, u bent het lichaam van Christus.’ Oftewel, de gemeente is net zo samengesteld: evenwichtig.

 

Maar wat gaat er dan mis wanneer er toch partijen in de gemeente zijn? Zoals in Korinte, zoals bij ons. Ik geloof dat onze gemeente evenwichtig is samengesteld, door Jezus zelf. En daarom is de samenstelling van onze gemeente ook gewoon goed, en ik ben daar blij mee! En toch ervaren we een gebrek aan samenhang. Die spanning zit natuurlijk ook in de brief aan de Korintiërs. Ook die gemeente is evenwichtig samengesteld, zie hoofdstuk 12:24-25 en 27, maar kent tegelijk partijschappen, zie hoofdstuk 11:18. Blijkbaar gebeurt er iets in de gemeente wat in een menselijk lichaam onmogelijk is, of heel uitzonderlijk. Namelijk dat leden denken andere leden niet nodig te hebben. Zij denken zelf een compleet lichaam te zijn. Ze gaan andere leden uit de weg en sluiten zich voor hen af. In een lichaam noem je dat een auto-immuunziekte, maar dan ben je ook behoorlijk ziek. In de gemeente van Christus heet die kwaal liefdeloosheid. Het is niet voor niets dat 1 Korintiërs 13 volledig gewijd is aan de liefde. De liefde die in de gemeente de brug slaat naar de ander. Liefde verbindt. Liefde geeft richting: niet ik, maar de ander.

 

Maar dan is het doel van de zorgvuldig door Jezus uitgedachte samenstelling van onze gemeente dus dit: dat wij liefde leren. De samenstelling van onze gemeente, al die verschillende mensen bij elkaar, is niet het probleem maar de bedoeling. Daar kun je je aan storen. Maar het is net als met een survivaltocht. Daar geef je je voor op want je wilt bepaalde vaardigheden opdoen. Bewust laat je gemak en luxe thuis zodat je wordt uitgedaagd. En je weet dat je jezelf zult tegenkomen, dat je jezelf beter leert kennen in je sterke en je zwakke punten, maar je doel is er sterker uitkomen. En zo is de gemeente wat Jezus’ betreft ook een trainingskamp, een leerschool. Waar je jezelf tegenkomt, absoluut. Je mooie en je minder mooie kanten. Maar het doel is dat je een liefdevoller mens wordt. Dat betekent dus ook dat als jij het moeilijk hebt in de gemeente, als je vindt dat jij in de verdrukking zit, dan heb jij ook de grootste kans om te groeien in liefde.

 

Dus die zorgvuldig samengestelde gemeente is wat God betreft de plek waar Hij ons wil vernieuwen naar het beeld van zijn Zoon. En het leven van zijn Zoon wordt gekenmerkt door liefhebben en dienen. Denk aan de voetwassing (Johannes 13), iets waar de leerlingen hun neus voor ophalen. Denk ook aan wat er staat in Filippenzen 2 (vers 5-8): ‘Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had. Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen, heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis.’ Wanneer wij vernieuwd worden naar het beeld van Christus betekent dat, dat liefhebben en dienen normaal worden in ons leven. Het is de samenvatting van de wet (Matteüs 22:37-39): ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf.’

 

Nu geeft Jezus met de voetwassing zijn leerlingen niet alleen een voorbeeld maar Hij ontdekt hen ook aan hun weerstand tegen dienen. Zij zijn meer bezig met de vraag wie van hen de grootste is. En daar draait het nog steeds om in de wereld. En vaak ook in de gemeente. Maar de grootste willen zijn in de gemeente, gezien willen worden, een positie willen hebben of houden, verstoort het evenwicht. Als het bot in mijn arm het grootst wil zijn in mijn lichaam, het één en het al, en het begint te groeien, dan drukt het alles kapot. De vraag vanmorgen is dus niet alleen hoe ik aankijk tegen het anders zijn van mijn broeders en zusters, de vraag is ook hoe ik aankijk tegen mezelf. Een bescheiden zelfbeeld maakt geschikt voor het leven in de gemeente. Het evangelie van Jezus sticht gemeenschap. Wanneer we in de gemeente zijn spoor volgen van liefde en dienstbaarheid is er samenhang. En omringen we elkaar als leden van één lichaam met dezelfde zorg. Dat laatste gaat niet zozeer over het onderlinge hulpbetoon in tijden van moeite. Dat gebeurt gelukkig op grote schaal in onze gemeente. Maar het ‘elkaar omringen met dezelfde zorg’ zoals lichaamsdelen dat doen, gaat over die liefde die nodig is voor het behouden van de samenhang. Vernieuwd worden naar het beeld van Christus houdt in dat je bescheiden over jezelf denkt. Dat je jezelf niet hoger aanslaat dan je kunt verantwoorden, dat je niet te groot van jezelf denkt. Ik ben blij dat de Here mij op allerlei manieren klein houdt op mijn plek in de gemeente. En hoe zou je in de gemeente van Christus ook anders kunnen dan bescheiden over jezelf denken. Ieder heeft zijn plek in de gemeente te danken aan God. Een bescheiden zelfbeeld komt voort uit je zicht op de genade die je ontving.

 

Ik wil afsluiten met een aantal praktische voorbeelden zoals Paulus die geeft in Romeinen 12. In dat hoofdstuk komen we ook het voorbeeld van het lichaam tegen. Paulus begint daar met die opmerking dat we verstandig over onszelf moeten denken: ‘Denk overeenkomst het geloof, dat is de maatstaf die God u heeft gegeven’ (vers 3). Overeenkomstig het geloof denken is de doodsteek voor elke vorm van trots en jezelf opblazen, want geloven in Christus betekent juist: alles willen ontvangen omdat je met lege handen stond en met je rug tegen de muur. In vers 5-8 houdt Paulus de broeders en zusters in Rome dan een spiegel voor: functioneer ik in de gemeente gericht op de ander, en in overeenstemming met het geloof, met genade? Zeven concrete activiteiten gaat Paulus bij langs: profeteren, bijstand verlenen, onderwijzen, troosten, weggeven, leiding geven en barmhartig zijn.

 

Profeteren, schrijft Paulus aan de Romeinen, is een specifiek geschenk dat sommigen bij jullie in de gemeente hebben gekregen. Nu kan het gemakkelijk gebeuren dat degenen die deze gave hebben gekregen zich daarop gaan beroemen. Maar ook voor de profeet geldt: ‘sla u zelf niet hoger aan’. De profetie moeten dienen tot opbouw en versterking van het geloof van de gemeente. Het mag geen stoorzender zijn voor het geloof, maar moet juist uitzenden op de golflengte daarvan. Niet de profeet moet bewonderd worden, maar Gods boodschap bejubeld.

 

Het volgende voorbeeld is bijstand verleden. Dit gaat over alle vormen van menselijke hulp en steun. Wij zouden zeggen: diaconaal omzien naar elkaar. Maar laat dit hulpbetoon ook dienst blijven. Er is voor de hulpverlener geen reden om hoog van zichzelf te denken. Laten het helpen niet gericht zijn op het vergroten van de eer van de helper, maar op het in liefde en stilte lenigen van de nood van de ander.

 

Leraar zijn is het derde voorbeeld. Paulus zegt: ‘Wie de gave heeft te onderwijzen, moet onderwijzen.’ Ook leraars lopen het gevaar zichzelf op een voetstuk te zetten. Of zich dat te laten aanleunen. Maar het gaat niet om de persoon van de leraar maar om het onderwijs. Het geschenk van leraar zijn zet je aan het werk in de gemeente.

 

Het vierde voorbeeld: troosten. Dit ligt dicht aan tegen ons pastoraat. Sommige gemeenteleden onderscheiden zich door het geschenk van zorg voor anderen in bemoediging en vermaan. Ook dan gaat het niet om de persoon van de trooster of vermaner: laat de gemeente profiteren van de troost, de vermaning.

 

Het vijfde voorbeeld is dat van geven. Wie de gave heeft ontvangen om te mogen en kunnen uitdelen aan anderen zal zich daar niet op laten voorstaan. Paulus zegt: ‘Wie iets weggeeft, moet dat zonder bijbedoeling doen.’ Denk aan Ananias en Saffira (Handelingen 5). De gever moet gericht zijn op de ander. Laat je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet.

 

Dan leiding geven, het zesde voorbeeld. Sommigen mensen binnen de gemeente zijn goed in organiseren. Zij kunnen het voortouw nemen. Paulus zegt: ‘laten zij dat doen met volle inzet.’ Hij bedoelt: uit overgave voor de gemeente van Christus. Niet om daar zelf beter van te worden of om daar eer mee in te leggen.

 

Het laatste voorbeeld is barmhartig zijn. Sommige gemeenteleden ontvangen de gave om met medelijden om te zien naar anderen: zieken, armen, gevangenen, mensen die verdriet hebben, mensen aan de onderkant van de samenleving. Laten zij dat doen in blijmoedigheid, zegt Paulus. Dat klinkt wat vreemd, maar hij bedoelt: wees gericht op de ander. De gave van barmhartigheid ontspoort gemakkelijk wanneer je uitstraalt dat jij al die zwarigheid wel kan dragen. Zoek je dan niet eer voor jezelf? Daarom: doe dit werk in stilte en met een relativerende knipoog naar jezelf.

 

Met deze zeven voorbeelden houdt Paulus de gemeenteleden in Rome en ook ons deze vraag voor: functioneer ik in de gemeente gericht op de ander, en in overeenstemming met het geloof? Wie Jezus gevonden heeft, vindt ook zijn plek in de gemeente. Amen.