Geld en geloof

14 oktober 2012

Ga jij eerlijk met geld en bezit om? Waar werk jij voor? Een preek over geld en geloof, over mijn bezit en mijn relatie met de Here, en over super rijk zijn.

Lezen: Lucas 18:18-30

Tekst: Zondag 42

In de preek van deze middag wil ik er met u achter komen wat geld en geloof met elkaar te maken hebben. Mijn bezit en mijn relatie met de Here. Ik doe dat aan de hand van vier vragen:

 

Waar wordt het 8e gebod concreet in ons leven?

Waar zit Christus in dit gebod?

Waar moet onze bekering zitten?

Hoe -en waartoe- vernieuwt Gods Geest ons met betrekking tot dit gebod?

 

Ik begin maar gewoon bij die eerste vraag:

Waar wordt dit gebod concreet in ons leven?

 

In het catechisatieboekje van de 2e jaars komt later dit seizoen de wet aan de orde. De behandeling van het 8e gebod begint dan met de vraag ‘Maar wat is iets stelen?’ En dan volgt er een rijtje situaties waarvan de catechisanten moeten zeggen of dat stelen is. Ik nodig u uit om daar ook eens over na te denken. Dus is het volgende stelen ja of nee?

 

Je vraagt of je even mag bellen met de prepaid mobiel van je vriend. Het gesprek duurt wat langer dan je dacht.

 

Een arme moeder steelt op de markt een zak appels, omdat ze die echt niet kan betalen.

 

Je hebt een baantje. Je weet dat je baas jou geld geeft zonder dat hij het opgeeft bij de belasting.

 

Je weet tijdens een repetitie het antwoord op vraag 8 niet. Daarom kijk je snel welk antwoord je buurman heeft opgeschreven.

 

Je hebt net een pakje kauwgom gekocht. De caissière geeft in plaats van 1 euro, 2 euro terug. Mooi meegenomen toch?!

 

Met een stel vriendinnen haal je een kop koffie uit de klantenautomaat van de Albert Heijn, zonder dat je iets koopt in de winkel.

 

Je broer heeft een week geleden een iPod gekocht van het geld van zijn krantenwijk. Je mag hem niet lenen. Op een ochtend zie je de iPod liggen. Je neemt hem mee naar school zonder het te vragen.

 

Een werkloze heeft geen geld om een treinkaartje te kopen. Daarom gaat hij liften bij de snelweg.

 

U merkt dat dit nog helemaal niet zo gemakkelijk is. En dat je hier ook nog behoorlijk over kunt discussiëren. En nu zijn dit voorbeelden die vooral uit het leven van jongeren komen. Maar die zijn gemakkelijk aan te vullen met voorbeelden uit het leven van volwassenen. Hoe vul jij je belastingformulier in, royaal of minimaal? Wat doe je als je kind iets kapot laat vallen in de winkel? En hoe declareer jij bij je verzekering? Wat gebeurt het niet gemakkelijk dat we met een bepaalde redenering onszelf bevoordelen. Zo van: ik betaal nu al zoveel jaar premie voor die verzekering dan mag ik er ook wel eens wat van terugzien, al moet ik dan de situatie iets anders voorstellen. Bovendien, bij die verzekering hebben ze miljoenen.

 

Wat mij betreft blijkt hieruit dat wij allemaal te maken hebben met vragen over onze omgang met geld en bezit. Ieder van ons heeft geld en bezittingen. En zelfs als je geen geld hebt maar schulden, dan nog heb je te maken met de vraag hoe je daar mee omgaat. En wat mij betreft ontmaskeren deze voorbeelden ook onze gedachte dat wij het 8e gebod wel ongeveer zouden houden. Want het gaat de Here niet alleen om ons uiterlijk gedrag maar, daaraan voorafgaand, om wat er in ons hart is. En dan komen er vragen als: heb ik moeite met delen en weggeven? Merk ik dat ik graag meer wil hebben, dat ik rijk wil zijn? En hoe ga ik om met de crisis? Baal ik ervan dat ik mijn uitgavenpatroon naar beneden moet bijstellen? Of durf ik te zeggen dat we in Nederland in een collectieve hebzucht hebben geleefd? En dat ik daar vrolijk aan meedeed?

 

Waar ik dan van kan schrikken is een tekst als Lucas 6:24. Jezus zegt daar: ‘Wee jullie die rijk zijn, jullie hebben je deel al gehad. Wee jullie die nu verzadigd zijn, want je zult hongeren.’ Waarom schrik ik daarvan? Omdat wij rijk zijn. Nederland behoort tot de top 10 van rijkste landen ter wereld. En zonder af te doen aan persoonlijke financiële moeiten, denk ik dat het goed is dat we ons die rijkdom beseffen. We hebben geweldige huizen om in te wonen. We hebben bijna allemaal een auto voor de deur. We kunnen jaarlijks één of meer keer op vakantie. We hebben toegang tot dure medische voorzieningen. We hoeven ons niet druk te maken over eten en kleding. Onze primaire levensbehoeften zijn allemaal vervuld. Wij hoeven niet te overleven, we leven in overvloed. Maar als Jezus dan in zijn onderwijs zegt: ‘Gelukkig jullie die arm zijn, want van jullie is het koninkrijk van God’, dan draait Hij dat ook zomaar om: ‘Wee jullie die nu rijk zijn, want jullie hebben je deel al gehad, jullie hebben je koninkrijksdeel al opgesoupeerd’. Op deze ‘Micha-zondag’ hakt dat er extra bij mij in. Het verschil tussen rijk en arm is zo groot in deze wereld. Dat schreeuwt om gerechtigheid. Maar hoe doe je dat? Hoe geef ik daar vorm aan?

 

Trouwens, als je in de bijbel op zoek gaat naar wat er gezegd wordt over rijkdom is dat niet alleen maar negatief. Rijken zijn er ook genoeg in de bijbel: Abraham, Job, Salomo. Rijkdom wordt een zegen van de Here genoemd, iets dat Hij een mens geeft (Genesis 24:35, Spreuken 10:22). En wanneer de profeet Jesaja een door God aangericht feestmaal op de Sion beschrijft blijkt dat een overdadig diner: ‘uitgelezen gerechten en belegen wijnen, een feestmaal rijk aan merg en vet, met pure, rijpe wijnen.’ God is niet een God van soberheid, maar een gever van rijke gaven. Tegelijk waarschuwt Psalm 49 wel dat rijkdom niet helpt tegen de dood. Vertrouwen op rijkdom is dwaas, leert ook Jezus (Lucas 12:16-21). En zoeken naar rijkdom is link, zegt de apostel Paulus, het brengt je in allerlei verleidingen (1 Timoteüs 6:9). En de apostel zegt: ben je rijk, bedenk dan dat rijkdom een doel heeft, namelijk dat je vrijgevig kunt zijn (1 Korintiërs 9:11).

 

En in het verhaal dat we gelezen hebben blijkt rijkdom ook tussen jou en Jezus in te kunnen gaan staan. Die man uit Lucas 18 beseft dat binnengaan in het koninkrijk van God iets is dat je moet krijgen. Hij vraagt: ‘Wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ En hij gelooft ook dat Jezus de juiste leraar is, de enige die recht van spreken heeft over het ingaan in het hemelrijk. Deze man is dus veel verder dan velen van zijn volksgenoten die denken als kinderen van Abraham recht te hebben op het koninkrijk en die ook nog eens Jezus daarbij negeren. Deze man heeft ook in liefde voor God en zijn naaste de geboden van zijn hemelse Vader gehouden. Maar dan formuleert Jezus voor deze man, in zijn situatie, een nieuw gebod: ‘Verkoop alles wat u hebt (...) en volg mij!’ Hij mag een late roeping tot leerling ontvangen. Maar wat een schok, wat een teleurstelling is het dan -ook voor ons als lezers- om te ontdekken dat hij dat niet kan. Hier blijkt dat het koninkrijk van God niet iets is wat er bij komt in ons leven, maar om dit hemelrijk te ontvangen moeten we alles willen loslaten. Inclusief ons bezit.

 

We hebben nu gezien waar het 8e gebod concreet wordt in ons leven, ik ga naar de tweede vraag:

Waar zit Christus in dit gebod?

 

Opvallend is de manier waarop Jezus dit gebod heeft vervuld. Heeft gedaan, heeft ingevuld. Jezus heeft het 8e gebod volmaakt gehouden naar zijn doel en betekenis. En je ziet dat wanneer je bedenkt dat Jezus het kostbaarste wat Hij had gaf: zijn leven. Geven is het omgekeerde van stelen. Je ziet dat ook in Zondag 42. Nadat in v/a 110 is uitgelegd wat God verbiedt wordt in v/a 111 gezegd wat God gebiedt. En dat komt hierop neer, dat je geeft en deelt. En vanuit Filippenzen 2 moeten we zeggen dat Jezus nog meer deed dan zijn leven geven, Hij gaf zijn plek in de hemel op, zijn gelijk zijn aan God in heerlijkheid en majesteit. Hij gaf dat vrijwillig op om gelijk aan ons, mensen, te worden en op aarde te leven en te sterven. 2 Korintiërs 8:9 beschrijft dat ook heel treffend: ‘U kent de liefde die onze Heer Jezus Christus heeft gegeven: hij was rijk, maar is omwille van u arm geworden opdat u door zijn armoede rijk zou worden.’

 

Die rijkdom die wij mogen ontvangen door Jezus’ armoede is geen materiële rijkdom. Het duidt op geestelijke rijkdom. Wat is die rijkdom dan? Die rijkdom is dat je Gods liefde ontvangt in je leven. En zoals je je de koning te rijk kan voelen met een stuk waardering door je omgeving, een welgemeend compliment, zo wil ook Gods liefde je rijk maken. Je het gevoel geven dat je de koning te rijk bent. Gods liefde mogen ontvangen wordt waardevoller dan al het andere.

 

Zoeken naar waardering kan ook de achtergrond zijn voor stelen. Voor jong en oud geldt dat wij gemakkelijk bezit en status aan elkaar koppelen. Het nieuwste mobieltje, een dikke auto, een groot huis. Jij wil het ook hebben want je wilt gewaardeerd worden. En dus heb je geld nodig, meer dat je eigenlijk verdient. Dat kan natuurlijk ook in het klein: je pikt een zak snoep uit de winkel en deelt dat uit op school, dan wil iedereen jouw vriend wel zijn.

 

Maar God zegt: je hoeft niet te stelen. Want bezit is niet nodig voor je status. Ik waardeer jou, Ik heb je lief. Aan mijn liefde zie je hoe waardevol Ik je vind. Waarom zou je dan nog zo gericht zijn op de waardering van mensen, zelfs zo dat je ervoor gaat stelen? En stelen krijgt dan een hele brede betekenis. Je kunt iemands eer stelen door over hem of haar te roddelen. Je kunt iemands woorden stelen door dwars door hem of haar heen te praten. Je kunt iemands leven stelen door hem of haar de grond in te trappen. Je steelt iemands recht op de waarheid wanneer je een leugen vertelt. En iedere keer probeer je jezelf beter voor te doen. Je wilt dat mensen jou gaan waarderen. Zoals een junk steelt om zijn drugs te kunnen kopen, zo stelen wij vaak om onze verslaving naar waardering te kunnen voeden. Stelen in die brede zin van het woord. Khaled Hosseini laat in zijn boek ‘De Vliegeraar’ de vader van Amir zeggen: Diefstal is de enige zonde. “Als je iemand vermoordt, steel je een leven. Je steelt het recht van zijn vrouw op een echtgenoot, berooft zijn kinderen van een vader. Als je een leugen vertelt, steel je iemands recht op de waarheid. Als je iemand bedriegt, steel je zijn recht op een rechtvaardige behandeling.” Maar God laat zien: al dit stelen is niet meer nodig wanneer je mijn liefde voor jou kent. Kijk naar Christus!

 

De apostel Jakobus noemt dit ‘rijk zijn door het geloof’ (Jakobus 2:5). En de apostel Paulus kan over zichzelf en zijn medewerkers zeggen: ‘We zijn arm maar toch maken we velen rijk, we bezitten niets maar toch hebben we alles.’ Hij duidt op dat ‘je de koning te rijk weten met Gods liefde’. En het kan samen gaan: aardse rijkdom en rijk zijn door het geloof. Alleen wat pas echt arm maakt is als je Gods liefde in Christus mist. En je kunt je daar compleet op verkijken. In Openbaring 3:17 zegt Christus tegen zijn gemeente in Laodicea: ‘U zegt dat u rijk bent, dat u alles hebt wat u wilt en niets meer nodig hebt. U beseft niet hoe ongelukkig u bent, hoe armzalig, berooid, blind en naakt.’ Hun rijkdom blijkt diepe armoede.

 

Wat is het daarom belangrijk dat wij met ons geld en ons bezit omgaan vanuit onze relatie met God. Vanuit de rijkdom in het geloof krijgt geld en bezit ook de juiste plaats in ons leven. Maar dat gaan we ontdekken bij de behandeling van de derde vraag:

Waar moet onze bekering zitten als het gaat over het 8e gebod?

 

In 1 Korintiërs 7:30 zegt de apostel Paulus: laten wij als christenen bezitten als niet-bezittend. Letterlijk zegt hij: ‘Laat ieder die bezit verwerft leven alsof het niet zijn eigendom is.’ We zitten nu dus op het niveau van ons hart. Het is een feit dat het geld nog steeds op mijn bankrekening staat, maar in mijn hart tel ik het niet als mijn bezit. Van wie is het dan? Het antwoord is: het is van God! Hij gaf het mij in bruikleen. Hij gaf het mij als talenten die ik voor Hem moet beheren. Ik ben de rentmeester die het bezit van zijn meester in handen kreeg. God heeft de wereld geschapen met al zijn rijkdom en bodemschatten en mogelijkheden en kostbaarheden. En nergens doet God die wereld over aan de mens (Psalm 24:1, 1 Korintiërs 10:26). De mens ontvangt de wereld uit Gods hand ‘om te gebruiken, om ervan te genieten’ (1 Timoteüs 6:17). De catechismus blijft tot het einde van v/a 110 ook spreken van ‘zijn’ gaven, Gods gaven. Die ik dus ook niet mag verkwisten.

 

Laat ik me hier maar gauw van bekeren als ik dit niet meer scherp had. Wat op mijn bankrekening staat is niet van mij maar van God. En daarom moet ik geld en geloof niet van elkaar loskoppelen. Alsof  God en bezit niets met elkaar te maken hebben. Dat kan trouwens twee kanten op gaan. De ene kant is dat je God niets te zeggen geeft over je geld. Omdat je vindt dat het van jou is. Je zegt: ik heb het verdiend, ik heb er voor gewerkt, dus is het nu van mij en kan niemand er wat van zeggen hoe ik het gebruik. Ook God niet. Maar wie gaf je eigenlijk de gezondheid zodat je kon werken en geld verdienen? Opvallend genoeg zegt v/a 111 van de Catechismus dat ik werk ‘om ook de behoeftige te kunnen helpen’. Nou dat is natuurlijk helemaal niet waarom je die krantenwijk nam. En ook niet waarom je die overuren maakte. Wij werken voor onszelf, en als er wat overblijft kunnen de armen dat krijgen.

 

Die loskoppeling van God en bezit kan ook een andere kant op gaan. Er is wel door christenen verdedigd dat geld en bezit eigenlijk altijd slecht is. Aards slijk. Alsof geld en bezit per definitie besmet is. Rijkdom kan nooit goed zijn. Rijke christenen zouden niet mogen bestaan. Maar dat hier niets van klopt wordt duidelijk als we bedenken dat geld en goed gaven van God zijn. De aarde die rijkdom voortbrengt is de door God geschapen aarde. Paulus schrijft aan Timoteüs: ‘Draag de rijken van deze wereld op niet hoogmoedig te zijn en hun hoop niet in zoiets onzekers te stellen als rijkdom’ (1 Timoteüs 6:17). Maar rijkdom zelf wordt niet veroordeeld. De opdracht van Jezus aan de rijke man van Lucas 18 -verkoop alles wat je hebt- is ook niet een algemene regel voor christenen. Het gaat hier niet om ascese, dat je jezelf alles ontzegt. Waar het om gaat in Lucas 18 is dat wij ter wille van Christus en ter wille van het komende rijk voor keuzes kunnen komen te staan, waarbij we óf aan het evangelie vasthouden óf aan ons bezit. Zou ik dat kunnen, mijn geld en bezit loslaten wanneer dat nodig is om Jezus te volgen? Kan ik inleveren omwille van Jezus? De leerlingen van Jezus schrikken zich rot: ‘Wie kan dan nog behouden worden?’ Het is goed dat zij voor zichzelf een doodlopende weg zien. Want zo wordt duidelijk dat binnengaan in het koninkrijk iets is wat je krijgt. Dat is Jezus’ troostvolle antwoord: ‘Wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God.’ Binnengaan in het koninkrijk is altijd een cadeau.

 

Wat God wil is dat wij met geld en bezit omgaan vanuit de relatie met Hem. Dat wil zeggen: dat we het tot zijn eer gebruiken, en het niet in zijn plaats stellen om op te vertrouwen. Geld en bezit krijgen zo de juiste plaats in mijn leven. Of beter gezegd: ik zie mijn plaats beter: ik ben beheerder, geen eigenaar. Ik bezit als niet-bezittend.

 

Wij zijn toegekomen aan de laatste vraag:

Hoe -en waartoe- vernieuwt Gods Geest ons met betrekking tot het 8e gebod?

 

Dat God onze omgang met bezit wil heiligen en vernieuwen is op zich al reden om blij te zijn. God laat het er niet bij zitten dat wij bij de zondeval de aarde van hem stalen. Dat wij onszelf als eigenaars gingen gedragen in plaats van beheerders. God gaf zijn eigen Zoon die de schuld hiervoor op zich nam. Christus werd arm, leverde alles in, en stierf -zelfs van zijn kleren beroofd- aan het kruis. En door de Geest die Jezus tot dit offer bracht wil God ons ook vernieuwen. Hoe zit dat vernieuwde leven eruit als het gaat over geld en bezit, als het gaat over het 8e gebod?

 

In willekeurige volgorde een paar dingen:

 

Gods Geest vernieuwt je tot eerlijkheid. Je betaalt de prijs die iets kost. Wanneer je bij de kassa teveel terug krijgt zeg je dat. Als iemand voor je op straat zijn portemonnee verliest geef je die terug. En dat je eigenlijk teveel premie betaalt omdat verzekeraars al rekening houden met fraude neem je voor lief.

 

Gods Geest vernieuwt je ook zo dat je gaat geven en delen. Je geeft aan de kerk. Je geeft aan collectanten die bij je aan de deur komen. Je geeft aan goede doelen. Paulus zegt daar heel nuchter bij: ‘Het is niet de bedoeling dat u door anderen te helpen zelf in moeilijkheden raakt’ (2 Korintiërs 8:13). Maar naar mijn indruk gaat dat bij ons nog heel lang goed.

 

Gods Geest maakt je ook tevreden. Het nieuwe leven is een leven in tevredenheid. Dankbaar voor wat je kreeg. Tevreden met wat je hebt. Je geniet van wat je hebt en kijkt niet naar wat er nog bij kan. Voor een christen zit er een grens aan het telkens maar meer willen. Vanouds deden christenen niet mee aan de loterij. Ik weet niet precies hoe dat nu is. Maar past het bij het nieuwe leven door Gods Geest wanneer je altijd maar hoopt op die enorme klapper waardoor je in één keer binnenloopt?

 

Maar op welke manier vernieuwt Gods Geest ons? Dat is een belangrijke vraag, want volgens mij kan niemand van ons zeggen dat hij zich al aan alle heiligheid van het 8e gebod houdt. Nou, de Geest doet dat door op ons in te praten. Vanuit de bijbel. Zo vult Hij ook ons geweten zodat we, op die momenten dat eerlijkheid en gulheid en tevredenheid van ons gevraagd worden, we ook bedenken wat God wil. En de heilige Geest wijst ons ook telkens weer op Christus. Hij zegt: kijk naar Hem, kijk naar wat Hij deed, hoe Hij arm werd voor jou. En dan besef ik dat ik niet op rijkdom uit kan zijn of aan rijkdom vast kan houden. En Gods Geest laat mij ook keer op keer zien hoe rijk ik ben met Gods liefde. En dat heiligt mijn leven, inclusief mijn geld en mijn bezit, tot liefdedienst. Amen.