Gelukkig ben ik in mijn ellende van Jezus
13 oktober 2013
Hoe dieper, hoe sterker, hoe intenser je beseft dat je Christus nodig hebt als de redder van je leven, hoe uitbundiger, hoe hoger de toon van je aanbidding. Groei in de diepte is nodig voor groei in de hoogte.
Lezen: Matteüs 9:1-13
Tekst: Zondag 2
Wil ik dit wel horen? ‘Naar mijn aard ben ik erop uit om God en mijn naaste te haten.’ Wil ik dit wel horen? Veel mensen voelen helemaal geen haat in zichzelf richting God en de naaste. Maar waarom zou je dit dan belijden? Waarom zou je dit de Catechismus nazeggen: naar mijn aard ben ik erop uit om God en mijn naaste te haten?
De les van je onvolmaakte liefde
Laat me eerst eens Zondag 2 in eigen woorden samenvatten. De vraag in Zondag 2 is: Hoe weet je dat je nog niet in het koninkrijk van God bent? Want het woord ellende -waaruit kent u uw ellende- betekent uit-landig. Je bent in het buitenland. En dan niet op vakantie maar je bent daar in ballingschap. Je bent je land uitgezet. De mens is uit het paradijs gezet. En hij is nog niet aangekomen in het koninkrijk van God. Dus de vraag in Zondag 2 is: Hoe weet je dat je nog niet in het koninkrijk van God bent? En het antwoord van de Catechismus is: Omdat ik God en mijn naaste nog niet volmaakt liefheb.
Dat is een ander antwoord dan je misschien zou verwachten. Stel ik vraag iemand: hoe merk jij dat je nog niet in het koninkrijk van God leeft? Dan zal hij eerder wijzen op de oorlogen die deze wereld telkens weer teisteren. Op de honger die zijn miljoenen slachtoffers eist. Of hij zal wijzen op ziekte, ziekte die het leven belemmert en donker maakt of ziekte waarvan je weet dat het uitloopt op de dood. Er is verdriet, er is rouw, er is pijn in deze wereld.
Maar, lijkt de Catechismus te vragen, is dat niet te gemakkelijk? Heb jij God en je naaste volmaakt lief? In het koninkrijk van de hemel hebben mensen God en elkaar volmaakt lief. Kijk nou eens goed rond in je eigen hart en leven. Heb jij God en je naaste werkelijk volmaakt lief? Nooit ruzie. Nooit negatieve gedachten. Nooit keuzes die God of je naaste schaden. Nooit geïrriteerd. Nooit bezig vanuit eigenbelang. De Catechismus houdt het dicht bij je eigen hart: juist aan de onvolmaaktheid van je eigen liefde zie je toch dat het koninkrijk van God nog niet gekomen is?
Wordt dit nou een ellendige preek? Het begon zo mooi in Zondag 1. Daar werd gevraagd: Wat is jouw zekerheid in dit leven, wat bemoedigt jou nou in dit leven? Antwoord: Dat ik van Jezus ben. En dat maakt mij gelukkig omdat ik weet wie Jezus is. Kunnen we het daar niet gewoon bij laten? Moeten we nou echt zo diep en zo grondig stilstaan bij onze slechte aard? Naar mijn aard -dat wil zeggen: diep van binnen en als standaard instelling- ben ik erop uit God en mijn naaste te haten. Word je er niet diep ongelukkig van wanneer dat over je gezegd wordt? En toch wil ik laten zien dat je het geluk van Zondag 1 juist misloopt als je je ellende niet kent. V/a 2 zei dat ook al: Wat moet u weten om door deze troost gelukkig te leven en te sterven? Antwoord: Ten eerste hoe groot mijn zonden en ellende zijn. Je loopt het geluk van Zondag 1 mis als je de diepte van je ellende niet peilt. Want wat moet je dan nog met Jezus en zijn koninkrijk?
Vergeten dat je onderweg bent
Denk maar eens mee vanuit die korte samenvatting. Hoe weet je dat je nog niet in het koninkrijk van God bent? Antwoord: Omdat ik God en mijn naaste nog niet volmaakt liefheb. De Catechismus wil hiermee drie dingen voorkomen. Het eerste is dat je zou vergeten dat je onderweg bent. Als christen ben je onderweg naar het koninkrijk van God. Christenen zijn pelgrims. Zij reizen naar huis waar hun Vader op hen wacht. Maar hoe gemakkelijk gebeurt het niet dat wij deze wereld als de echte wereld gaan bekijken? De normale wereld. De wereld waar we het nou eenmaal mee moeten doen. En het is ook niet gemakkelijk om steeds de blik gericht te houden op het koninkrijk van God. Om dat als je echte leven te beschouwen en dit als iets tijdelijks. Maar als je dan merkt dat je liefde voor God en je naaste nog verre van volmaakt is dan besef je dat je nog onderweg bent. Dit is het niet! Wat is dit voor wereld? Wat ben ik voor mens? Ik wil verder, op weg naar het koninkrijk van God. Om daar gelukkig te zijn. God wil dat mensen gelukkig zijn. Maar niet met aards surrogaat maar met Hem, in de relatie met Hem.
Maakbaarheid van een paradijs op aarde
Dan het tweede dat de Catechismus wil voorkomen. Dat is dat je zou denken dat we als mensen toch een heel eind kunnen komen met een paradijs op aarde. Maar wat geeft dat een ondraaglijke last. En terecht zetten we ons in voor een betere wereld. We bestrijden armoede, dragen waar het kan bij aan vrede, we zien om naar hen die verdrukt worden, we zoeken naar recht en rechtvaardigheid, we bestrijden ziekte en proberen ziekten uit te bannen. En toch wordt de wereld op deze manier nooit een paradijs. Want het probleem zit in ons. In mij. Mijn liefde voor God en mijn naaste is niet volmaakt. Mensen zullen van deze aarde nooit een paradijs maken, daarvoor zijn ze zelf het grootste obstakel. De Catechismus wijst je daar gelukkig op.
Met minder dan het mooiste genoegen nemen
Het derde dat de Catechismus wil voorkomen is dat je met minder dan het mooiste genoegen zou nemen. Hoe weet je dat je nog niet in het koninkrijk van God bent, vraagt Zondag 2. Nou, omdat ik God en mijn naaste nog niet volmaakt liefheb. De Catechismus wil niet dat je je bij die onvolmaaktheid in jezelf neerlegt. Dat je dat zou accepteren als ‘zo ben ik nu eenmaal’. Denk je eens in dat je God en je naaste volmaakt zou liefhebben, is dat niet iets om naar uit te zien? Om intens naar te verlangen? Liever vandaag nog dan morgen! Zo zal je leven zijn in het koninkrijk van God. En om te voorkomen dat jij genoegen neemt met minder dan die volmaaktheid zegt de Catechismus: die volmaaktheid heb je hier op aarde nog niet.
De wet
En daarom is het ook goed om de 10 geboden voor te lezen in de kerk. En beluister ze maar als woorden die je ontdekken aan je onvolmaakte liefde. Want dan drijven die woorden je naar Christus. Er is er één die volmaakt liefhad, die God en de medemens volmaakt liefhad heel zijn leven op aarde, en dat is Jezus Christus. Zondag 2 wil je ertoe brengen dat je uit Hem en met Hem gaat leven. Dat je de genade accepteert dat zijn volmaaktheid geldt voor jou. Dat is een daad van geloof. Je vertrouwt je toe aan Jezus. Zondag 2 is één grote uitdrijving naar Jezus. Ten diepste is het Christus zelf die ons naar zich toe duwt, ons naar zich toe trekt. De Catechismus laat direct Jezus’ stem horen wanneer gevraagd wordt wat God in zijn wet van ons eist. Wat eist God in zijn wet van ons? Antwoord: Dat leert Christus ons in een samenvatting: volmaakte liefde voor God en volmaakte liefde voor de medemens. Het is Christus zelf die mij erop wijst dat mijn liefde onvolmaakt is. Dat ik die liefde ook nooit op het niveau van volmaaktheid krijg. Wat zou ik dan overgeleverd zijn aan mezelf, wat zou ik dan met een onmogelijke opdracht het bos ingestuurd worden. Nee, juist Christus wijst mij op de onvolmaaktheid van mijn liefde. Ook als de 10 geboden worden voorgelezen in de kerk. Door het dubbelgebod van de liefde ontdekt Jezus mij eraan dat ik van nature geneigd ben God en mijn naaste te haten. Maar, ik ken Hem toch? Hij is toch mijn redder en verlosser? Dat zet mijn ellende in een heel genadig licht: het is mijn redder die mij op mijn ellende wijst. Jezus steekt zijn hand naar je uit en zegt: jij ligt in een moeras waar je zelf nooit uitkomt, geloof nou dat ik je eruit haal. Daar zit een hele diepe troost: je redder wijst je op je ellende. Daar kun je toch niet ongelukkig van worden?
Je bent het eigendom van Jezus
Maar, ik ben toch al Jezus’ eigendom? Dat was toch Zondag 1: Gelukkig ben ik van Jezus. Ja, gelukkig wel nu je buiten het paradijs leeft. Gelukkig wel nu het koninkrijk van God nog niet op aarde gekomen is. Gelukkig ben je het eigendom van Jezus in deze wereld die vol is van oorlog en ellende, van ziekte en dood, van rouw en pijn. Sterker nog: gelukkig ben ik van Jezus nu ik ontdek dat in mijzelf de liefde verre van volmaakt is.
Want vergis je nou niet: dat ik van Jezus ben betekent niet dat het koninkrijk van God ook al gekomen is. Dat rijk verwachten we nog. Daar bidden we om, daar zijn we naar onderweg. Met minder willen we toch geen genoegen nemen? Maar we zijn nog onderweg. We zijn door Jezus verlost. Maar daarmee is onze verlossing nog niet achter de rug. Denk aan hoe dat ging met het volk Israël. Verlost uit Egypte waren ze nog niet in één klap in het beloofde land. Het is zelfs zo dat de Here hen expres een omweg laat maken (Exodus 13:17-18, Deuteronomium 8:2). Een omweg van vele kilometers en vele jaren. Zo wil God hen leren om Hem te vertrouwen. Want verlossing heeft een doel, namelijk: met God leven. En dat is ook zo bij onze verlossing. Christus heeft ons verlost, we zijn zijn eigendom. Maar we zijn niet in één klap in de hemel. Want Christus wil ons leren met Hem te leven.
De dokter voor zieken
Jezus laat zelf zien hoe dit werkt. Dat is in dat gebeuren in het huis van Levi (Matteüs 9:9-13). Het eerste wat Jezus daar doet is misplaatst zelfvertrouwen ontmaskeren. De Farizeeën denken Jezus niet nodig te hebben. Vanuit hun liefde voor God proberen ze zuiver en rein te leven. Zij zien zichzelf niet als zondaren, zij hebben geen genade nodig. Het tweede dat Jezus doet is zichzelf presenteren als de dokter die zieken nodig hebben. Jezus zegt: Ik ben een dokter. En dat brengt mij bij zieken thuis. De dokter is er niet voor mensen die zich gezond voelen maar voor hen die weten dat ze er slecht aan toe zijn. En het is vandaag nog net zo als toen: Jezus wil je dokter zijn. Jezus wil bij je thuis komen en met je aan tafel zitten; denk ook aan het avondmaal. Maar dat lukt niet als jij denkt dat je gezond bent.
Zie je nou hoe belangrijk het is om je ellende te kennen? Alleen wie zichzelf als zondaar kent wordt in Christus rechtvaardig verklaard. Iemand die zonder zonde is die hoeft toch niet rechtvaardig te worden verklaard? En iemand die rechtvaardig verklaard is, is daarmee nog niet zonder zonde geworden. De gedane zonde werd hem alleen niet toegerekend. God zij dank! Maar rechtvaardig verklaarden blijven Christus nodig hebben. Want het is juist Christus die hen met het dubbelgebod van de liefde laat zien dat hun liefde nog onvolmaakt is. En wat is het belangrijk dat Hij ons dit laat zien. Want daardoor beseffen we dat we geen dag gelukkig kunnen zijn zonder Christus. Het kan toch niet waar zijn dat je verlost bent en dan Jezus achter je kunt laten? Je werd toch juist verlost om met Hem te leven? Om van Hem te leven en uit Hem? Om zijn heiligheid in je leven te ontvangen? Om zijn gehoorzaamheid de jouwe te laten worden? Om zijn liefde als jouw eigen liefde te laten zijn voor het aangezicht van God? Je hebt Jezus toch vandaag nodig om vergeving te ontvangen voor je zonden? Alleen wie zichzelf als zondaar kent wordt in Christus rechtvaardig verklaard. Nu, vandaag, dat is een actualiteit, iets in de tegenwoordige tijd (Romeinen 3:25-26). En je kunt daar van op aan, die rechtvaardigverklaring, want het offer daarvoor is al gebracht.
Groot feest
Dus Christus zegt: zie nou je ziekte en laat Mij bij je komen. En dan stel ik me voor hoe dat in het huis van Levi is geweest: een feest! Een groot feest. En ze keken elkaar allemaal aan en ze voelden heel diep: Hij redt ons. Hij brengt ons thuis. Hij maakt ons leven nieuw. Kijk, dat trekt mij, dat ontroert mij. Dat wil ik ook, dat feest. Zo wil ik bij Jezus komen. Ik denk daarbij ook aan de gelijkenis die Jezus in Lucas 18:9-14 vertelt: een Farizeeër en een tollenaar gaan naar de tempel om te bidden. De tollenaar blijft op een afstand staan, durft zijn blik niet naar de hemel te richten maar slaat zich op de borst en zucht: ‘God, wees mij zondaar genadig.’ Wat is het gebed van de Farizeeër anders van toon. Hij bidt: ‘God ik dank u dat ik niet ben als de andere mensen, roofzuchtig, onrechtvaardig, overspelig, ik vast twee keer per week en draag de tienden af.’ Je sympathie gaat natuurlijk uit naar die tollenaar. En dat is ook de bedoeling van Jezus. Hij kan zijn genade alleen kwijt aan mensen met schuldbesef.
Je doet als christen daarom ook niet iets fout ofzo als je nog last hebt van je zonden. Je doet niet iets fout als je je schuldig voelt en weet. Het is toch ook Christus zelf die je met zijn dubbelgebod van de liefde ontdekt aan je onvolmaaktheid. En die daarmee je verlangen naar het volmaakte leven in het koninkrijk van God telkens weer wakker roept. Je neemt toch niet genoegen met minder? Probeer nou niet gelukkig te worden buiten het rijk van Christus om. Of buiten de dagelijkse omgang met Jezus. Die tollenaar die bad ‘wees mij zondaar genadig’ ging naar huis als iemand die rechtvaardig was in de ogen van God. Je ziet hem gaan: huppelend door de straten van Jeruzalem. God wil dat mensen gelukkig zijn. Diep gelukkig in Hem. Groei in de diepte is nodig voor groei in de hoogte. Hoe dieper, hoe sterker, hoe intenser je beseft dat je Christus nodig hebt als de redder van je leven, hoe uitbundiger, hoe hoger de toon van je aanbidding. Groei in de diepte is nodig voor groei in de hoogte.
Om dat te ervaren zou je in de week die komt twee dingen kunnen doen. Het eerste is dit: laat die roep tot volmaakte liefde op je af komen. Laat Jezus tegen je zeggen: ‘Heb de Here je God lief met heel je hart, met heel je ziel, met heel je verstand. En heb je naaste lief als jezelf.’ Laat dit gebod van Jezus om volmaakt lief te hebben vanuit de bijbel op je afkomen. Dit is de volmaakte liefde die God in je wil zien. En zeg dan niet met een zucht ‘dit lukt me toch nooit’, maar zoek de omgang met Christus. Leef zo dichtbij Hem dat zijn volmaakte liefde jouw eigen volmaakte liefde wordt voor het aangezicht van God. Het reddende bloed van Jezus moet je continue via infuus ontvangen. Het mooie daarvan is dat als je dat beseft je nooit ver bij Hem vandaan kunt raken. Je voelt je direct moe en slap worden: bloedarmoede. Here, doorstroom, beziel en zegen mij!
Het tweede dat je kunt doen is in je gebed zonden concreet benoemen. Hoe concreter hoe beter. Ga je je dan niet rot voelen? Zeker. Maar dat drijft je onstuitbaar naar Christus. Zeg het maar in je gebed: ‘Here, diep van binnen en als standaard instelling ben ik erop uit om u en mijn naaste te haten. En dat was te zien in dit en in dat.’ Maar dan kan het toch niet anders dan dat je ook dat andere bidt: ‘Here, wees mij zondaar genadig!’ En dan zie je hoe je leven is opgenomen in de stroom van genade die bij Jezus vandaan komt. Wij preken hier in de kerk geen ellende om je in weg te drukken, wij verkondig hier Christus. Wil je groeien in de hoogte dan moet je groeien in de diepte. Als Christus je het dubbelgebod van de liefde voorhoudt dan ontdek je hoe klein je bent: klein genoeg om door de smalle poort te gaan op de weg achter Hem. Huppelend van geluk. Amen.