Genade ervaren

30 maart 2014

Moet je, om de identiteit van Christus te ontvangen, die van jezelf niet verliezen? Je mag hoge verwachtingen hebben van je identiteit in Christus!

Lezen: Marcus 8:27-9:1

Tekst: Marcus 8:35

Weet u wat best opvallend is? Veel mensen die heel sterk ervaren dat ze waardevol zijn in Gods ogen, die heel diep vanbinnen weten dat ze geliefd worden door God, hebben eerst ervaren dat ze niet hielden van zichzelf en dat ze zichzelf niet waardevol vonden. Niet mooi, niet geliefd, niet belangrijk, niet gezien. En dat was een moeilijke periode, dat was een verdrietige tijd. Er van jezelf niet mogen zijn is rampzalig. Dat haalt alle plezier in het leven uit je weg. Maar juist van daaruit kan een hele diepe ervaring ontstaan van geliefd worden door God, van waardevol zijn in zijn ogen. Vanuit een negatief zelfbeeld vind je soms zomaar je identiteit in Christus. Wat zit hier achter? Waarom werkt dat zo?

 

Ik moet hierbij denken aan de term ‘een nieuwe schepping zijn’. In 2 Korintiërs 5:17 staat: ‘Daarom ook is iemand die één met Christus is, een nieuwe schepping. Het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen.’ En in Galaten 6:15 zegt Paulus: ‘Het is volkomen onbelangrijk of men wel of niet besneden is, belangrijk is dat men een nieuwe schepping is.’ Als christen ben je een nieuwe schepping. Dat is je identiteit. Je bent een nieuwe mens. In de eerste preek over identiteit stond Efeziërs 2:10 centraal. Daar staat: ‘Want hij (God) heeft ons gemaakt tot wat wij nu zijn: in Christus Jezus geschapen om de weg te gaan van de goede daden die God mogelijk heeft gemaakt.’ Ook toen kwamen we dat woord ‘scheppen’ al tegen. Onze christelijke identiteit is een schepping van God. Hij creëert die nieuwe identiteit in ons. Maar wat is ook alweer scheppen? Scheppen is: iets maken uit niets. Maar ik geloof dat ik het dan wel snap, moet het oude niet voorbij zijn om het nieuwe ruimte te geven? God schept iets nieuws daar waar niets is. Of nog wat anders geformuleerd: moet je, om de identiteit van Christus te ontvangen, die van jezelf niet verliezen? Dat is de kernvraag voor deze preek.

 

Waar niets is kan God iets nieuws scheppen. Vanuit een negatief zelfbeeld vind je soms zomaar je identiteit in Christus. Omgekeerd kan een sterk gevoel van eigenwaarde een hindernis zijn voor het ervaren van je identiteit in Christus, en dus voor het ervaren van genade. Dit is belangrijk voor wie zo graag Gods genade wil ervaren. Volgens mij willen we dat allemaal, Gods genade ervaren. Diep van binnen voelen dat je geliefd bent door God, waardevol in zijn ogen, ervaren dat je rechtvaardig bent in Christus en dat zijn heiligheid door geloof de jouwe is. Daar zoeken we toch naar? Dat we er niet alleen over praten dat we kind van God zijn maar dat je dat ook ervaart. Dat dit iets is van iedere dag. Als je ‘s ochtends opstaat: God houdt van mij. Zo mag ik naar mezelf kijken, daar ligt mijn waarde. Ik ben een kind van God. Hoe ga je die genade ervaren?

 

Moet je dan niet je eigen identiteit verliezen? Ik snap dat dit een stevige uitspraak is. Ik hoop ook niet dat iemand nu de conclusie trekt: als ik Gods genade niet ervaar, als ik niks voel bij mijn christelijke identiteit, dan zou dat dus aan mezelf liggen? Nee. Ik denk niet dat je moet zeggen: eerst dit, dan dat. Eerst moet je je eigen identiteit opgeven, en dan pas kun je je identiteit in Christus ontvangen. Het is meer gelijktijdig en iets van je leven lang. Een worsteling. Het gaat met vallen en opstaan. Soms maak je een sprong vooruit, dan weer is er terugval. Wel kun je zeggen: in Christus verlies je je eigen identiteit. Dat klinkt best spannend. Jezelf opgeven. Wie ik ben, hoe ik over mezelf denk, waar ik mijn eigenwaarde aan ontleen, zelfs hoe u over mij denkt, dat allemaal opgeven en mijn zelfbeeld vervolgens helemaal laten inkleuren door Jezus. Dan moet je wel gigantisch veel vertrouwen hebben in Jezus. Het gaat er dus niet om dat ik mezelf weggooi maar ik heb hoge verwachtingen van Christus.

 

In Christus verlies je je eigen identiteit. Wie daar iets van ervaren heeft zal het direct met me eens zijn dat dit alleen maar heel bevrijdend is. Je eigen, oude ik is vaak vooral een lastpost. Die zit je de meeste tijd alleen maar in de weg. Ik sprak vorige week iemand en die zei: mijn oude ik is weg! Daar klonk verraste verbazing in door. Dat oude ik dat zich zorgen maakte, dat zich druk maakte, dat probeerde de boel onder controle te houden op dit of dat punt, dat was opeens weg. Het gebeurde, het overkwam me, werd er gezegd. Ik denk dat vaak slecht te achterhalen is wat eerst was. Gaf jij je oude ik op zodat er ruimte kwam voor een leven uit genade, of gaf het zicht op Gods genade je oude ik de genadeklap? Ik wil daar niet tussen kiezen. Ik geloof ook niet dat de bijbel dat doet. Ik denk wel dat je bereid moet zijn je eigen ik op te geven. Als je aan je eigen ik vasthoudt zal het moeilijk worden je identiteit in Christus te vinden.

 

Opvallend in het verhaal van de verloren zoon is dat de jongste zoon zijn identiteit opgeeft. Terwijl de oudste erg aan zijn identiteit vasthoudt, wat hem juist nekt. De jongste zoon denkt bij zichzelf als hij daar bij de varkens zit: ‘Ik zal naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw dagloners.”’ (Lucas 15:18-19). Die jongen geeft zijn identiteit op. Dat hij zoon is, dat geeft hij op. En juist daardoor krijgt hij het terug. De jongste zoon geeft zijn identiteit op en juist daardoor krijgt hij hem terug. Ik vind dat opvallend. Hij had dat nieuwe zoonschap ook niet kunnen krijgen zolang hij had vastgehouden aan zijn eigen zoon zijn. Hier zit voor mij wel een stukje antwoord op die vraag: moet je, om de identiteit van Christus te ontvangen, die van jezelf niet verliezen? De jongste zoon zou zeggen: zo ging het bij mij wel! Deze jongen gaf zijn identiteit op en kreeg hem vernieuwd terug.

 

Maar geldt dit ook niet voor Jezus? Heeft Jezus dit ook niet gedaan? Ik denk het wel. Ook Jezus gaf zijn identiteit op en kreeg hem vernieuwd terug. Wat denk je dat Jezus aan het kruis deed? Hij gaf op wie Hij was. Hij gaf zijn ik op de meest radicale manier op, want Hij gaf zijn leven. En Hij kreeg er een nieuwe identiteit voor terug: Hij mocht plaatsnemen aan de rechterhand van zijn Vader, Hij werd de koning der koningen. Omdat dit belangrijk is lees ik het gedeelte voor uit de bijbel waarin dit het meest duidelijk naar voren komt. Dat is uit Filippenzen 2. Paulus zegt over Jezus: ‘Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen, heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis. Daarom heeft God hem hoog verheven en hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat’ (Filippenzen 2:6-9). Dus ja, ook Jezus zelf legt zijn identiteit af en krijgt hem vernieuwd terug. Alleen waar niets is kan God iets nieuws scheppen.

 

Laten we zo eens kijken naar Marcus 8:35. Dat is een stevige tekst. ‘Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij en het evangelie, zal het behouden.’ Dat heeft allereerst een letterlijke betekenis. In dit gedeelte bereidt Jezus zijn leerlingen voor op zijn lijden en dood door de hand van zijn tegenstanders (vers 31). Petrus, maar ook de anderen, begrijpen dit niet. Dan gaat Jezus een stapje verder, Hij zegt: ook jullie krijgen te maken met tegenstand. Met vervolging, met lijden en misschien wel de dood om mijn naam. Wanneer je mij volgt verandert je leven, zegt Jezus. Sterker nog, je moet je eigen leven ervoor opgeven: je plannen, je idealen, wat je mooi en belangrijk vindt in het leven. Dat is de letterlijke betekenis. Daar direct achteraan, noem het de laag eronder, zit wat mij betreft het opgeven van je identiteit. Jezus begint met te zeggen: ‘Wie mijn volgeling wil zijn, moet zichzelf verloochenen’ (vers 34). Zelfverloochening, is dat niet dat je je eigen ik opgeeft? Let op, het gaat hier niet over een daad van zelfverloochening waarbij je een gedeelte van je eigen belangen tijdelijk buiten haakjes zet, nee Jezus heeft het over een totale verloochening van het eigen ik.

 

Dit blijft moeilijk. Niet alleen om dat te doen, maar ik kan me ook voorstellen dat dit een lastige boodschap is. Waarbij je je afvraagt: is dit echt zo? Moet je echt, om de identiteit van Christus te ontvangen, die van jezelf verliezen? Het is belangrijk dat je door hebt dat het er niet om gaat dat je een hekel aan jezelf moet hebben. Het is niet de bedoeling dat je jezelf waardeloos gaat vinden. Hoe zou dat kunnen, dat je jezelf als schepsel van God, weggooit? ‘Je moet jezelf niet weggooien’, zeggen wij wel eens tegen elkaar. Wat Jezus hier bedoelt in Marcus 8:35 is dat je in Hem je identiteit verliest. Dat ga je gewoon merken. Maar op dat moment kun je kiezen: houd ik aan mezelf vast of heb ik hoge verwachtingen van Christus? Leg op dat tweede het accent. Het gaat in Marcus 8:35 niet om zelfontkenning of zelfvernietiging maar om het belijden van Christus. Heb jij hoge verwachtingen van Jezus’ lijden en dood voor je eigen behoud? En als wij het hebben over onze identiteit in Christus is de vraag: heb jij hoge verwachtingen van je identiteit in Christus? Zo hoog, dat je je eigen ik kunt opgeven?

 

Het lijkt erop dat de apostel Paulus -door Gods genade- daar een voorbeeld van is geworden. In Galaten 2:20 schrijft hij: ‘ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij’. Hoor je het: zijn eigen ik is weg. Maar dat is geen enkel probleem want Christus leeft in hem. Paulus werd steeds minder zichzelf en steeds meer christen. Paulus werd steeds minder baas in eigen leven, dat werd Christus. Paulus luisterde steeds minder naar wat er uit zijn eigen hart kwam, daarvoor in de plaats kwam de stem van Christus. Paulus’ leven draaide steeds minder om hemzelf, op het eind draaide het alleen nog maar om Christus. Je leest dan ook in bijvoorbeeld de tweede brief aan de Korintiërs dat wat mensen van hem denken en vinden totaal geen vat op hem heeft. Kon ook niet want hijzelf leefde niet meer. Hoe zou iemand iets lelijks zeggen over jouw eigen ik, die je zelf allang verloochend hebt? In de vorige preek over identiteit noemde ik Filippenzen 3 ook al even, waar Paulus zegt: ‘wat voor mij winst was, ben ik omwille van Christus als verlies gaan beschouwen’ (vers 7). En: ‘ik heb alles als afval weggegooid’ (vers 8). In de Oude Vertaling stond: ‘ik houd het voor vuilnis’. Wat Paulus dan bedoelt is datgene waar hij vroeger zijn identiteit aan ontleende. Namelijk dat hij besneden is, een Israëliet, behorend tot de stam Benjamin, van geboorte jood, in theorie en praktijk een Farizeeër. Paulus gooit het weg. Gooit hij daarmee zichzelf weg? Nou, hij komt er best wel dichtbij. Maar wat hij weggooit is zijn zelfvertrouwen (vers 4). Zijn zelfverlossing, het vertrouwen op zijn eigen bestaan. Dat is vaak het laatste waar mensen zich op terugtrekken: nou ja, ik besta nog, ik heb mezelf nog. En dat lijkt ook een zekerheid tot aan je dood: je hebt in ieder geval je bestaan nog. Ik zal er altijd voor mezelf zijn. Paulus zegt: dat geef ik op. Laat Christus er maar altijd voor me zijn. Ik leef niet meer, maar Christus leeft in mij.

 

Terug naar de kernvraag van deze preek: moet je, om de identiteit van Christus te ontvangen -rechtvaardig, geliefd, waardevol, heilig, kostbaar in Gods oog- die van jezelf niet verliezen? Je eigen identiteit is dan je zelfbeeld, positief of negatief. Ik denk dat het antwoord ja is. Ga je uit van wat je van jezelf vindt of ga je uit van wat Christus over je zegt? Maar wat zit hier een strijd. Een negatief zelfbeeld kan vreselijk taai zijn. En trots, eigendunk en zelfverheerlijking ben je ook niet zomaar kwijt. In beide gevallen leef je niet van genade. Ervaar je niet die heerlijke christelijke identiteit dat je een rechtvaardig, heilig en geliefd kind van God mag zijn. Voel je het gevecht in jezelf? Voel je ook je verlangen? Als je meer wilt ervaren wie je bent in Christus -rechtvaardig, geliefd, heilig, kostbaar in God oog- onderzoek dan of je niet teveel vasthoudt aan je eigen identiteit. Je eigen oude ik is een forse hindernis. In Christus verlies je je identiteit. En het is niet eerst het één, dan het ander, maar in Christus verlies je, ergens onderweg, je eigen identiteit. Als je niet bereid bent dat te ondergaan dan wordt het moeilijk. De wereld om ons heen maakt het ons moeilijk. Want zelfverloochening is uit en het dikke-ik is in. Het dikke-ik staat voor de mens die zichzelf alle ruimte geeft; wat hij denkt, wat hij vindt, dat is de wereld.

 

Het maakt mij verdrietig als ik kijk naar ons eigen onvermogen om ons oude ik op te geven. Gelukkig staat er in Marcus 8:35 dat je je leven moet ‘verliezen’. Dat woord verliezen heeft hier de klank van verspelen. Wie zijn leven op het spel zet om Christus en het evangelie -en het dan verliest- die zal het behouden. Vertaald naar identiteit: wie zijn eigen ik op het spel zet en verliest, die krijgt een nieuwe identiteit. Oftewel: houd niet vast aan je eigen ik. Ons eigen ik zelf opgeven lukt nauwelijks. Je kunt hem wel verliezen. Stuur daar op aan. Het gebeurt, in de omgang met God. Tot je eigen verraste verbazing: hé, mijn oude ik is weg! Ik word verdrietig als ik kijk naar mijn onvermogen om mijn oude ik weg te doen, maar ik word blij als ik kijk naar wat God doet. In zijn genade. Heb daarom hoge verwachtingen van de nieuwe identiteit die God in je wil scheppen. Heb hoge verwachtingen van zijn genade. Wie zou dan niet zijn eigen identiteit op het spel durven zetten?

 

Ik las een sterk voorbeeld hiervan en dat wil ik u niet onthouden. Het stond in het Nederlands Dagblad van 24 september 2013, een artikel van professor A. van de Beek. Hij pleit voor kerkelijke eenheid en vraagt zich af: ‘Zijn we (als kerken) bereid onze identiteit op te geven?’ Kerken hebben hun eigen identiteit, hun eigen kleur, hun eigen tradities en gewoonten, hun eigen psalmberijmingen soms, hun eigen voorkeur voor begeleiding of snelheid van zingen. Zijn kerken bereid dat stukje identiteit op te geven voor eenheid? Van de Beek kijkt dan eerst naar Handelingen 15 waar beschreven wordt dat de apostelen tot de conclusie komen dat voor heidense christenen de besnijdenis niet nodig is, maar dat de heidense christenen zich moeten onthouden van bloed, afgodenoffers, verstikte dieren en hoererij. Van de Beek zegt dan: ‘Joden en heidenen geven beiden op wat hun diepste identiteit bepaalde: besneden zijn en levenskracht.’ En dan gaat hij verder: ‘Dat wordt van christenen gevraagd voor de eenheid van de kerk. Ze geven zichzelf op. Ze doen dat voor de eenheid van de kerk. Ze doen dat voor de eenheid van Christus, want in Hem verlies je je identiteit. Je wordt lid van zijn lichaam en zijn lichaam is één.’ Tot zover het artikel. Ik vind dit een sterk voorbeeld. Wat net zo goed van toepassing is op de gemeente. Je eigen voorkeuren, je eigen traditie, je eigen mening, alles wat jou maakt tot wie je bent, moet je dat niet opgeven wanneer je lid wordt van het lichaam? In Christus verloor je toch al jezelf? Juist in de gemeente word je steeds minder jezelf en steeds meer christen. Let op: juist in de gemeente krijgt je steeds meer een nieuwe identiteit. In de gemeente ga je niet op in de massa, verlies je niet je persoonlijkheid, maar in de gemeente van Christus word je een nieuwe schepping: een mens die God liefheeft met heel zijn hart, heel zijn ziel, heel zijn verstand, al zijn kracht en die de naaste liefheeft als zichzelf. En net zoals je in de gemeente wel je oude ik verliest maar niet je persoonlijkheid, zo geldt dat ook voor het koninkrijk van God. In Openbaring 2:17 zegt Jezus: ‘Wie overwint zal ik (...) een wit steentje geven waarop een nieuwe naam staat die niemand kent, behalve degene die het ontvangt.’ Voor je eigen ik is in het koninkrijk van God geen plaats. Maar waar niets is, schept Gods iets nieuws. Een nieuwe mens met een nieuwe naam. Het nieuwe van die mens is dat hij leeft in een volmaakte en heerlijke relatie met God. Dat alleen de ontvanger die naam kent geeft aan hoe intiem en persoonlijk deze band is. Elke persoonlijkheid is uniek voor God. Wie zijn identiteit verliest omwille van Jezus en het evangelie zal zijn identiteit behouden. Amen.