God houdt je zegenend de hand boven het hoofd

3 juli 2022

De God die roept, maakt je ook sterk.

Lezen: 1 Petrus 5

Tekst: 1 Petrus 5:10-11

Vanmorgen zitten jullie vooraan in de kerk, Iwan, Edger, Dylan, Marisa, Noa en Emma. Volgende week zitten jullie vast weer ergens anders, een stukje naar achteren, iets minder in het middelpunt van de belangstelling. Misschien vind je deze dienst best wel een beetje spannend. Je zit hier ook alleen, niet naast je ouders. Dat laat ook iets zien van wat belijdenis doen is: vanaf nu ben je op een bepaalde manier verantwoordelijk voor je eigen geloof. Jullie ouders hebben je laten dopen en hebben jullie met het geloof opgevoed, maar nu zeg je: ik wil het ook zelf. Ik wil geloven in God.

 

Misschien nog wel spannender dan deze dag, dan deze dienst, is de vraag: ga ik het volhouden? Hoe ga ik mijn ja-woord waarmaken, mijn leven lang? Want dat wil je zo graag. Je denkt ook: als ik iets beloof, dan moet ik het ook doen. Soms houdt dit jongeren tegen om belijdenis te doen, die vraag: kan ik het wel waarmaken? Een terechte vraag. Maar ik ga vanmorgen een antwoord geven dat je misschien wel niet verwacht.

 

Eerst nog even, wat maakt geloven moeilijk? Wat maakt blijven geloven moeilijk? En denk niet dat jullie de enigen zijn die dat ervaren. Dat ervaar ik ook en dat ervaren de mensen die hier elke zondag in de kerk zitten ook. Het is moeilijk om te blijven geloven. Dat komt van buitenaf en het komt van binnenuit. Van binnenuit komen je eigen verlangens en wensen. Je wil dit en je wil dat. Van nature laten wij ons leven om onszelf draaien. Bij keuzes laten we ons leiden door onze eigen belangen. Maar wie gelooft zegt: God staat centraal in mijn leven, Hij is belangrijker dan ikzelf. Wat Hij wil telt voor mij zwaarder dan wat ik zelf wil. Dat betekent dat het soms botst. In de Bijbel lees je dat God dit met je wil, maar jij wil iets anders en dan moet je kiezen tegen jezelf. Dat maakt geloven moeilijk.

 

Het komt ook van buitenaf. In Nederland geloven steeds minder mensen. Dat maakt jou als gelovige bijzonder. Dat kan positief zijn, dat mensen zeggen: mooi dat jij gelooft, respect. Maar het kan ook negatief, mensen vinden je maar raar: wie doet dat nou, geloven in een God die je nog nooit gezien hebt? Bovendien, val mij niet lastig met wat er van die God van jou dan allemaal niet zou mogen.

 

In de brief van Petrus waar we een stukje van gelezen hebben zit het nog weer iets anders, de gelovigen daar werden vervolgd. Ze werden in de gevangenis gegooid om hun geloof, ze werden gediscrimineerd, soms werden ze ook gedood. De hele brief gaat over het lijden dat christenen treft. Je kunt je voorstellen dat je geloof dan enorm onder druk komt te staan: is je geloof je dat waard? Nu hebben wij in Nederland niet met dat soort vervolging te maken. Maar op een andere manier kan lijden je geloof evengoed onder druk zetten. Ik denk aan ziekte, aan het verliezen van mensen van wie je houdt, aan tegenslag en problemen. Je kunt je dan zomaar afvragen: waarom helpt God mij niet? Ik geloof toch in Hem, waarom gaat het dan nu niet beter met mij? Zomaar kan het kwartje dan ook de andere kant op vallen, dat je denkt: wat heeft geloven voor zin, ik stop ermee.

 

Dus die vraag, hoe ga ik mijn ja-woord waarmaken, snap ik wel. Gaan geloven is niet vanzelfsprekend (lang niet iedereen die in de kerk opgroeit gaat geloven), maar blijven geloven is ook niet vanzelfsprekend. Voor ik daar het antwoord van 1 Petrus 5:10-11 op ga geven, eerst nog even: wat is geloof? In de voorbereiding voor deze dienst kwam één van jullie met het filmpje ‘Falling plates’. Gedurende het filmpje vallen er allemaal ontbijtbordjes kapot op de grond. Die borden stellen de mensen voor. Mensen die prachtig door God geschapen zijn met liefde, zorg en aandacht; maar die mens duwde God weg, duwde God uit zijn leven. Dat doet de mens nog steeds. Maar als je niet meer weet waar je vandaan komt, weet je ook niet waar je naar toe moet. Zonder schepper wordt je bestaan op aarde iets toevalligs. Het toeval heeft je op de wereld gezet, maar waarom? Dat weet het toeval ook niet. Los van God tuimel je zomaar in een bodemloos gat waar je leven aan kapot gaat. Maar God wil dit niet, God laat dit niet gebeuren. Gelukkig niet, dat is zijn liefde. ‘U ligt Hem na aan het hart’, zegt Petrus (5:7). Daarom stuurde God zijn Zoon naar de aarde; om de mens te laten zien wat echt leven is. Leven met een doel en toekomst. En dat wij God wegduwden heeft Jezus weer goedgemaakt door Gods verontwaardiging daarover te ondergaan. Gods eigen Zoon werd zo’n ontbijtbordje en liet zich breken. Maar op dat moment draait alles om. Vanaf dat moment komen scherven weer bijeen en worden mensen weer heel.

 

Hoe hou je dit schitterende evangelie nou vast, hoe blijf je geloven in dit verhaal? Jullie belijden vandaag je geloof, maar hoe maak je dat ja-woord waar? Weet je wat het antwoord is? Jij hoeft dat helemaal niet te doen. Jij hoeft het niet waar te maken. Wie doet dat dan, wie gaat er voor zorgen dat ik blijf geloven? God zelf. God geeft je de kracht om te blijven geloven.

 

Het is de tekst die jullie hebben uitgekozen voor deze dienst, 1 Petrus 5:10-11. Het is ook de zegen die jullie meekrijgen nadat je je ja-woord gegeven hebt. ‘Maar al moet u nog korte tijd lijden, God, de bron van alle genade, die u geroepen heeft om in Christus Jezus deel te krijgen aan zijn eeuwige luister, Hij zal u sterk en krachtig maken, zodat u staande zult blijven en niet zult wankelen. Hem komt de macht toe, tot in eeuwigheid. Amen.’ De hoofdzin is: God zal u sterk en krachtig maken zodat u staande zult blijven en niet meer zult wankelen. De achtergrond is het lijden, alles wat geloven moeilijk maakt. De hele brief van Petrus ging daarover. En dan bijna aan het eind klinken deze woorden: God maakt je sterk. Er is van alles over de moeiten van het christen zijn te zeggen, maar God heeft het laatste woord. Hij zegt: Ik maak je sterk. Opvallend is hoe dat met vier werkwoorden wordt gezegd: God gaat je sterk maken, Hij gaat je krachtig maken, Hij houdt je staande en Hij zorgt ervoor dat je niet wankelt. Zie je nu dat je het niet zelf hoeft waar te maken? God gaat dat doen in jou.

 

Of dit niet bemoedigend is! Boven deze preek heb ik gezet: God houdt je zegenend de hand boven het hoofd. ‘Iemand de hand boven het hoofd houden’, betekent dat je iemand beschermt. Dat kan in negatieve zin: iemand functioneert niet op zijn werk maar mag van de baas toch blijven; de baas houdt hem de hand boven het hoofd. Maar oorspronkelijk heeft het te maken met gratie verlenen. In de rechtbank kon iemand de beklaagde of veroordeelde de hand boven het hoofd houden en zo voorkomen dat het vonnis werd voltrokken. In zijn brief heeft Petrus het over de hand van God. Dat is in hoofdstuk 4:19 (zij die lijden moeten hun leven in handen leggen van de trouwe schepper) maar ook in 5:6, daar staat: ‘Onderwerp u dus nederig aan Gods grote macht.’ In het Grieks staat er: verneder je onder de machtige hand van God (zo ook de Herziene Statenvertaling). Waar gaat het om in hoofdstuk 5? De duivel, Gods tegenstander, wil je van het geloof afbrengen. Hij gunt God niet de liefde, aandacht en eer van mensen. Maar wat moet je dan doen als de duivel je van het geloof wil afbrengen? Je moet buigen voor God en je verzetten tegen de duivel. Je moet dus niet buigen voor God en voor de duivel. Ook niet, je verzetten tegen God en tegen de duivel. En al helemaal niet: je verzetten tegen God en buigen voor de duivel. Nee, je moet buigen voor God en je verzetten tegen de duivel. Buigen voor God betekent Hem erkennen als God boven je. Je maakt je klein, je geeft je aan Hem over. Wie buigt kan God de hand boven het hoofd houden. Als jij jezelf groot maakt, hoe moet God je dan de hand boven het hoofd houden? Natuurlijk kan Hij dat wel, dat is het probleem niet, maar wil jij dat wel? Wie zich klein maakt laat zien onder Gods bescherming te willen leven.

 

Als jullie straks gezegend worden moet je hier aan denken: God houdt je zegenend de hand boven het hoofd. Hij beschermt je. Hij zorgt ervoor dat jij je ja-woord van vandaag kunt waarmaken. God laat je dit weten omdat Hij je wil bemoedigen. Hij geeft je de kracht om te blijven geloven. Dat doet Hij niet omdat Hij in jou gelooft, maar dat doet Hij omdat Hij afmaakt waar Hij aan begint. God begon bij je doop in je te werken: Hij maakte zichzelf bekend, Hij zorgde ervoor dat je meegenomen werd naar de kerk, Hij liet mensen je het geloof uitleggen, Hij gaf voorbeelden van geloof. God wil graag dat je gaat geloven in Hem. Hij beloofde zelfs om dat te gaan doen in jou. En wat God zegt dat doet Hij, wat God begint dat maakt Hij af.

 

Je ziet dit toch in ouderen, in mensen die al hun hele leven geloven? Misschien denken jullie dat het voor jongeren moeilijk is om te geloven. Maar dat ouderen al hun leven lang geloven -70, 80, 90 jaar- dat is toch iets dat God in hen doet? Je ziet het ook in mensen die vervolgd worden om hun geloof en die toch volhouden. Je ziet het dichter bij huis in mensen die ziek zijn, die problemen hebben en toch blijven geloven. Dat is Gods kracht, Hij houdt hen de hand boven het hoofd. Hij beschermt hen tegen opgeven. Dat zou zo menselijk zijn; dat ze niet opgeven is goddelijk.

 

Hoe herken je dit evangelie in jezelf? Sommigen van jullie zeggen: ik heb ervaren dat God bij me is, dat Hij me hielp toen ik het moeilijk had. Het kan ook zijn dat je het lastig vindt om dat aan te wijzen in je leven. Wat ik eigenlijk hoop is dat je als christen iets van de strijd ervaart. Wie christen is en zegt: het gaat allemaal vanzelf en kost me helemaal geen moeite, die moet nog eens kijken naar de diepte van zijn geloof. Geloven roept weerstand op, allereerst ook in jezelf. Maar als je die strijd dus wel ervaart dan mag je dat opvatten als een teken dat je God echt wil dienen, dat je wil blijven vasthouden aan het geloof. Maar bedenk dan, zonder hulp gaat je dat niet lukken. Onze natuurlijke reflex is dat we meer op onszelf vertrouwen dan op God. Dat we zelfs als het gaat over geloven en blijven geloven eerst naar onszelf kijken en pas daarna aan God denken. Dat is ontdekkend. Want het is andersom: God geeft je kracht om te blijven geloven, jij kunt het niet.

 

Je zult op God moeten vertrouwen. Maar kijk dan naar Jezus, Gods Zoon. Hij die naar de aarde kwam als kwetsbaar mens. Denk aan de ontbijtbordjes waar ik het eerder over had. Ze vallen allemaal kapot. Ook Jezus ging kapot aan deze wereld die zich van God heeft losgemaakt. Maar Jezus vertrouwde op Gods hulp. Jezus vertrouwde erop dat zijn Vader Hem weer heel zou maken, leven zou geven, Hem zou herstellen. En het is gebeurd. Dat is bevrijdend: het kan. Ook jouw leven kan zich herstellen. Als het aan God ligt gaat dat ook gebeuren. Daar hoef je niet aan te twijfelen. Jouw geloof, jouw volhouden is Gods werk. De eerste van die vier werkwoorden in vers 10 duidt op herstellen na een zware inspanning. Denk aan een bokswedstrijd. Je krijgt in het geloof klap op klap te verduren, dat is wat Petrus schrijft. De duivel is je tegenstander, hij beukt op je in. Maar God herstelt je, lapt je weer op, moedigt je aan en stuurt je terug de ring in. Want het is een wedstrijd op leven en dood. Maar God is de coach, de sportarts die je telkens weer oplapt, die je kracht geeft en die zorgt dat je staande blijft.

 

Wat moet je nou concreet doen? Het voorbeeld van de bokser laat zien dat jij in de ring blijft staan. God haalt je er nog niet uit. Jij moet volhouden. Maar God houdt je de hand boven het hoofd. Zorg er dus voor dat jij onder die hand blijft, daar onder schuilt. Denk aan een paraplu, als je niet nat wilt worden in een hevige regenbui moet je onder de paraplu blijven. Zo moet je onder de zegenende hand van God blijven om door Hem beschermd te worden. Concreet betekent dat: bijbel lezen, naar de kerk gaan, geloofsgesprekken hebben, bidden - alleen en samen met anderen. Niet voor niets wordt straks aan jullie gevraagd of je trouw naar de gemeente zult komen. We hebben het daar ook over gehad, waarom moet dat nou? Omdat dit die zegenende hand is die God boven je hoofd wil houden. Dit is hoe jij staande blijft, dit is hoe God jouw ja-woord gaat waarmaken in je leven.

 

Tot slot. Petrus zegt: God heeft je geroepen om in Christus Jezus deel te krijgen aan zijn eeuwige luister. God nam het initiatief, dat is mooi. En die ‘eeuwige luister’ betekent dat je God in werkelijkheid mag zien en ervaren. Dat is onbeschrijfelijk, ik heb daar geen woorden voor. Het is groter, verrassender en mooier dan je je ooit kunt voorstellen. Tegelijk is het iets waarvan je zult zeggen: dit is hoe mens zijn zou moeten zijn. Petrus zegt, God roept je daartoe: kom toch dichterbij, dan ga je meemaken wie Ik ben. En deze God die roept is tegelijk de God die je het antwoord in de mond legt. Luister straks maar naar wat je zelf zegt. Amen.