God in straf ontmoeten

21 november 2021

Rampspoed op aarde leidt tot klagen. Maar waarover?

Lezen: Klaagliederen 3:22-39

Tekst: Klaagliederen 3:22-39

Wie hier in de kerk houdt er van straf? Niemand? Dat dacht ik al. Mensen houden niet van straf. Je wilt er niet uit gestuurd worden op school. Je wilt geen strafregels schrijven. Je wilt niet moeten nakomen. Je wilt niet door je ouders naar je kamer worden gestuurd. En die ouders zelf willen geen verkeersboetes krijgen. Mensen hebben een hekel aan straf. Het werkt toch niet, zeggen ze dan. Kijk maar naar mensen die in de gevangenis zitten; worden ze daar beter van? En dacht je dat mensen minder hard gingen rijden als ze een boete hebben gekregen? Het vervelende van straf is natuurlijk ook dat het je ontdekt aan je fout. Ook daarom hebben we een hekel aan straf. Zolang je niet gepakt wordt lijkt het alsof je niets fout hebt gedaan. Dat plaatje houden we graag in stand. Maar als je straf krijgt moet je het wel erkennen: ik zat fout.

 

Wij hebben een hekel aan straf. Dat geldt niet alleen voor ons zoals we hier bij elkaar zitten maar dat geldt voor de hele Nederlandse samenleving. Volgens mij wordt er ook veel minder gestraft dan 30 jaar geleden. Toen gingen kinderen nog over de knie en op school kon je met de lat krijgen. Ook in de kerk ging het meer over straf. Dan werd er gezegd: God is een God die zich boos maakt over de zonde en die bestraft. Nu gaat het in de kerk meer over Gods liefde. Het lijkt er op alsof wij de hele mogelijkheid dat God straft achter de horizon hebben geschoven. Hoe zit dat dan, kan God je straffen in dit leven? Door ziekte, tegenslag of een ongeluk? Ik vind alleen de vraag al confronterend. Sommige mensen noemen corona een straf van God. Het gekke is dan wel dat de verkeerde mensen er de meeste last van hebben, mensen in Afrika en Zuid-Amerika die zich nou niet echt schuldig maken aan de verspillende en goddeloze leefstijl van Europa. Maar wij hebben de vaccins en die houden we lekker voor onszelf. Afgelopen maandag ging het op catechisatie over Zondag 4. Daarin staat dat God onze ongehoorzaamheid met ‘een rechtvaardig oordeel in tijd en eeuwigheid’ wil straffen. Gods straf gaat niet alleen over hemel en hel maar vindt ook plaats in de tijd; tijdens ons leven. Maar als we dat belijden dan moeten we dat toch ook kunnen aanwijzen in ons leven?

 

Tegelijk leert de Bijbel ons voorzichtig te zijn met het trekken van directe lijntjes. Je kunt niet terug redeneren van ziekte naar zonde. Dat je zegt: dat jij nu ziek bent is een straf van God. Dat deden de vrienden van Job. Die zeiden: wat jou overkomt moet wel een gevolg zijn van zonde die je hebt gedaan. Maar Job zegt: ik ben onschuldig. Uiteindelijk zegt God aan het eind van het boek Job dat de vrienden verkeerd over Hem hebben gesproken. Job had gelijk, wat hem overkwam was niet een straf voor zonde. Soms ligt er wel een verband. Wie dronken achter het stuur zit, tegen een boom rijdt en in een rolstoel terecht komt, kan voor zichzelf zeggen: dit is Gods straf voor mijn zonde. Maar dan nog, iemand anders zit dronken achter het stuur en komt gewoon veilig thuis. Of iemand zit dronken achter het stuur en rijdt een ander dood; wie wordt er dan gestraft? Let er op dat je voorzichtig bent met ziekte en moeite op te vatten als een straf op je zonde. Ik denk dan altijd, dan geeft God mij wel erg weinig straf. Denk ook aan het verhaal van de blindgeborene (Johannes 9:1-3). De leerlingen van Jezus doen hetzelfde als de vrienden van Job, ze zeggen: wie heeft er gezondigd, hij zelf of zijn ouders? Die blindheid moet wel een straf zijn op een zonde. Maar dan wordt het lastig, want heeft deze man als baby in de buik dan al gezondigd dat hij blind geboren is? Dat lijkt vreemd. Hebben zijn ouders dan gezondigd en hebben ze voor straf een blind kind gekregen? Jezus zegt: Hij heeft niet gezondigd en zijn ouders ook niet, hij is blind geboren zodat Ik hem vandaag kan genezen en Gods werk zichtbaar wordt. En wij denken dan, is die man daar al die jaren blind voor geweest zodat Jezus kan laten zien dat Hij Gods Zoon is?

 

Ik hoop dat duidelijk is dat je nooit voor een ander lijntjes moet trekken tussen ziekte en zonde. En als je voor jezelf vermoedt dat wat jou overkomt een gevolg is van je zonden, ga er over in gesprek met betrouwbare medechristenen. Wat ik in dit verband lastig vind is dat wij geloven dat Jezus voor ons de straf heeft gedragen. Hoe kan wat jou overkomt dan nog een straf van God zijn? Toch houdt de Bijbel de mogelijkheid wel open dat je als christen gestraft wordt, bijvoorbeeld in Hebreeën 12: ‘je mag een vermaning van de Heer nooit terzijde schuiven en nooit opgeven als je door hem terechtgewezen wordt, want de Heer berispt wie hij liefheeft, straft elke zoon van wie hij houdt’ (vers 5-6). Straf kan verschillende functies hebben. Straf kan bedoeld zijn als vergelding, jij hebt iets gedaan en nu moet je in de gevangenis zitten. Een gevangenisstraf heeft tegelijk als doel om misdadigers voor een tijd uit de samenleving te houden, dan heeft straf een weerhoudende functie. In Hebreeën 12 komen we straf tegen als opvoeding. Als wij straffen als ouders zal dat toch ook de bedoeling zijn, je wilt voorkomen dat je kind van kwaad tot erger gaat. Je hebt het goede met je kind voor. Probeer als ouders niet uit kwaadheid te straffen maar altijd uit liefde.

 

Maar hoe ga je als christen om met Gods straf? We hebben vanuit de Bijbel ontdekt dat het kan dat God je straft. Ik denk dan aan het gegeven dat wij überhaupt dood gaan. De dood was toch Gods straf op de zonde? De mens was niet geschapen om te sterven. Sinds de zondeval moeten we allemaal eens sterven, dat is de straf op de zonde. En dat er überhaupt ziekte, lijden, moeite en verdriet in de wereld is, is toch ook Gods straf op de zonde? In die zin hebben wij als christenen te maken met Gods straf. Jezus heeft ons bevrijd van de tweede dood, de hel, maar de eerste dood (dat je hart ophoudt met kloppen) die treft ons gewoon nog. Hoe gaan wij daarmee om? Hoe gaan wij om met Gods oordeel over deze in zonde gevallen wereld - dan bedoel ik niet het oordeel bij Jezus’ wederkomst maar Gods oordeel nu? God straft de menselijke zonde in tijd en eeuwigheid. Ik denk dat er iets mis gaat wanneer we de mogelijkheid van straf van God achter de horizon schuiven.

 

Weet je hoe de Israëlieten omgingen met Gods straf? We hebben er over gelezen in Klaagliederen 3. In dit boek klagen ze over de val van Jeruzalem. In 586 voor Christus werd Jeruzalem verwoest door de Babyloniërs onder leiding van Nebukadnessar. De stad en de tempel werden in brand gestoken en de Judeeërs werden weggevoerd. Maar waar klagen ze nou precies over? Ze klagen over de straf in plaats van over hun zonden. Ze klagen over de gevolgen van hun zonden en niet over de zonden zelf. Zie je het staan in vers 39: ‘Wat klaagt een mens zolang hij nog leeft? Laat hij klagen over zijn zonden!’ Wat is dit herkenbaar. Stel er komt zo’n roze envelop binnen van het CJIB, waar mopperen we dan over? Over die flitspaal die net achter dat bord met 50 stond en die jou flitste met 10 te hard? Ik denk dat het vaak zo gaat. Of mopper je dan op jezelf: ik zat fout, ik heb een overtreding begaan, ik ben schuldig en de straf is terecht. De ballingen in Babel klagen over de straf die ze hebben gekregen in plaats van over hun zonden die tot deze straf geleid hebben. Confronterend.

 

Opvallend is hoe het middenstuk van Klaagliederen 3 begint: ‘Genadig is de HEER: wij zijn nog in leven! Zijn ontferming kent geen grenzen. Elke morgen schenkt hij nieuwe weldaden. - Veelvuldig blijkt uw trouw!’ (vers 22-23). Dan zit je in ballingschap, je vaderland is verwoest en leeggeroofd en dan zeg je: ‘Genadig is de HEER: wij zijn nog in leven!’ Dit lijkt een gevalletje van ‘het glas is half vol’. We zijn wel alles kwijt, maar we leven nog. Zo kun je ook met corona omgaan: we kunnen dan wel heel veel niet, maar kom op, we leven nog! De vraag is: dank je God voor wat je hebt of klaag je over wat je mist? En waar zijn je gebeden mee gevuld, loof je God of vraag je de hele tijd of corona voorbij mag gaan? Waar het om gaat is dat God wil dat je je straf uitzit. God wil dat je je straf uitzit en Hem er in ontmoet. Want Hij is de Genadige. Het zijn die vreemde middenverzen, vers 27-33. ‘Goed is het als een mens zijn juk draagt in zijn jeugd. Laat hij neerzitten, eenzaam en geduldig, als het hem wordt opgelegd. Laat hij zich neerwerpen en stof likken, misschien is er hoop. Laat hij zijn wang bieden aan wie hem slaat, laat hij verzadigd raken van hoon.’ Wat God hier zegt is, je straf uitzitten loont want Ik sta aan het einde met mijn ontferming, mijn genade.

 

Of het glas voor jou half vol is of half leeg, of jij klaagt of dankt is niet alleen maar een kwestie van karakter - ‘zo zit ik nou eenmaal in elkaar’. Nee, neem in alle omstandigheden de houding aan van een kind van God (Hebreeën 12). In plaats van te klagen over je straf, moet je klagen over je zonden. God zegt: hoe beleef je mijn straf? Onderga het. Zit het uit. Want Ik sta aan het eind met mijn genade. Vers 31: ‘de Heer verwerpt niet voor eeuwig. Als hij leed berokkent, ontfermt hij zich ook, zo groot is zijn genade; slechts met tegenzin brengt hij leed en rampspoed over de mensen.’ Zie je het? Aan het eind van de straf is er voor jou Gods eindeloze genade.

 

Ik moet hierbij denken aan Psalm 90. Die Psalm gaat over de sterfelijkheid van de mens. Vers 3: ‘U doet de sterveling terugkeren tot stof en zegt: ‘Keer terug, mensenkind.” Onze sterfelijkheid is Gods straf: ‘Wij komen om door uw toorn, door uw woede bezwijken wij. U hebt onze zonden vóór u geleid, onze geheimen onthuld in het licht van uw gelaat’ (vers 7). Ook in Klaagliederen 3 worden de zonden onthuld, vers 34-36: ‘Dat men overal op aarde gevangenen vertrapt, dat men iemands rechten schendt onder de ogen van de Allerhoogste, dat men een mens een eerlijk vonnis onthoudt – zou de Heer het niet zien?’ Dit is zo pijnlijk. Maken wij ons hier ook niet schuldig aan? Oneerlijke verhoudingen tussen arm en rijk, het recht van de -economisch- sterkste. Misschien vraag je je af wat jij er aan kunt doen, want het is onze overheid die vaccins voor ons inkoopt, eerst voor ons en wat er overblijft mag naar de arme landen. De macht van het kwaad houdt ons op veel manieren gevangen. Misschien wel tegen onze wil worden we schuldig. Blijf je verantwoordelijkheid zien en blijf zoeken naar manieren om je medemens recht te doen.

 

Terug naar Psalm 90, onze sterfelijkheid is Gods straf. Het zijn die bekende woorden: ‘Al onze dagen gaan heen door uw woede, wij beëindigen onze jaren in een zucht. Zeventig jaar duren onze dagen, of tachtig als wij sterk zijn. Het beste daarvan is moeite en leed, het gaat snel voorbij en wij vliegen heen’ (vers 9-10). Gods straf wordt voor ons zichtbaar in de gebrokenheid die op aarde heerst en in de dood die mensen treft. Gek genoeg hebben wij ons bij die dood neergelegd. Als we 80 worden vinden we het al lang goed, een mooie leeftijd. Maar we klagen vaak over moeiten, ziekte, pijn en ongemak, tegenslagen en teleurstellingen. De weg die Psalm 90 wijst is een andere: ‘Leer ons zo onze dagen te tellen dat wijsheid ons hart vervult’ (vers 12). Dat is dezelfde boodschap als van Klaagliederen 3: zit je straf uit, klaag niet over de straf maar over je zonden. Want aan het eind van de straf staat God met zijn ontferming. Zo eindigt ook Psalm 90: ‘Ontferm u over uw dienaren. Geef ons vreugde, vergoed de dagen dat u ons kwelde. Laat ons uw genade zien.’ Wij leven op een wereld die te maken heeft met Gods straf over onze zonden. God wil dat wij die straf ondergaan, geduldig, als die ons wordt opgelegd. Want aan het eind staat Hij met zijn genade.

 

Die genade is Jezus Christus. Psalm 90 zegt: ‘Wie kent de kracht van uw toorn, wie vreest oprecht uw woede?’ (vers 11). Het antwoord is: Jezus Christus, Hij heeft de kracht van Gods toorn ten volle leren kennen. Zodat wij de dodelijke kracht en de uiterste diepte daarvan niet hoeven te ondergaan. Vraag je eens af wat je liever hebt, dat God de zonden door de vingers ziet of dat Hij de zonden bestraft? Als God onze zonden door de vingers zou zien en ze niet zou bestraffen, zou je je altijd blijven afvragen: maar hoe is het nu tussen God en mij? Stel je ouders zijn ontzettend kwaad om iets wat jij gedaan hebt, ze geven je straf maar jij zeurt over die straf en verzet je, en uiteindelijk trekken je ouders de straf in - voelt dat goed? Of blijf je dan toch zitten met dat ze heel kwaad waren? Als je de straf hebt uitgezeten is het daarna weer goed, dan is de vrede hersteld. Zo is het ook met de straf van God. God trekt zijn straf niet in maar legt die op Jezus Christus. Dan mogen wij weten dat Gods genade weer voluit stroomt, dat er weer vrede is tussen Hem en ons. Wanneer we Gods straf ontkennen, daar niet naar willen kijken of over willen nadenken, ontdekken we ook nooit die eindeloze genade. Jezus heeft zelf laten zien dat de straf uitzitten loont. Luister maar eens naar Filippenzen 2:8-9: ‘als mens verschenen, heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – ­de dood aan het kruis. Daarom heeft God hem hoog verheven en hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat’. Omdat Jezus de volledige straf heeft ondergaan heeft Hij de hoogste plaats gekregen. Het licht zoals dat vanuit dit evangelie over je leven valt, is dat je vanuit de diepte van je zonde de grootte van Gods ontferming ontdekt. En bedenk dat God zelfs in de straf er bij is.

 

Concreet. Eerst wat je niet moet doen. Dat is God de schuld geven van wat er allemaal fout gaat op aarde of in je eigen leven. Waarom houdt Hij het kwaad niet tegen? Waarom stond die boom van kennis van goed en kwaad er eigenlijk? Dat is je zonden niet onder ogen willen zien; dan blijf je er juist mee zitten. Wat moet je wel doen vanuit deze preek? Hou de mogelijkheid open dat iets dat in je leven of in deze wereld gebeurt een straf van God is. Probeer vanuit die gedachte God erin te ontmoeten. Dus klaag over je zonden in plaats van over de gevolgen van je zonden. Oefen met klagen over je zonden, leer daar woorden aan te geven. Zeg als dingen mis gaan niet: ‘gat, wat baal ik daarvan’, maar: ‘God, wat baal ik van mezelf.’ En tot slot, vraag om Gods ontferming. Vertrouw op Gods ontferming. In Christus gaan straf en ontferming samen op. Amen.