God je liefde verklaren

20 mei 2001

God wil je helpen de klank van uitgesleten woorden opnieuw te leren kennen door je zijn heil voor te zingen.

Lezen: Psalm 116

Tekst: Zondag 45

Een bekend kinderslaapliedje begint zo: ‘Ik ga slapen, ik ben moe.’ Deze regel geeft (onbedoeld) een van de grootste problemen rond ons gebed weer. Velen van ons hebben de gewoonte voor het slapengaan te bidden, een gebed van schuldbelijdenis over wat verkeerd was die dag en een gebed om bewaring voor de nacht. Maar juist het late tijdstip aan het einde van een drukke dag maakt dat dit gebed niet altijd even doorleefd is. Je gaat slapen want je bent moe, en dan moet je nog bidden. Je worstelt je ook deze avond weer slaperig door je gebed heen.

 

In het EO blad Visie las ik een artikel over in slaap vallen tijdens je avondgebed. Daar was een vraag over binnengekomen: is tijdens het bidden in slaap vallen slecht? De schrijver van het artikel vond het niet zo’n probleem. Hij vond het zelfs op een bepaalde manier mooi: heel vertrouwd in slaap vallen bij God. Ik wil daar in de preek nu niet de voors en tegens van bespreken. Misschien kunt u dat vanavond doen tijdens het eten of bij de koffie. Waar het me op dit moment om gaat is dat bidden een probleem kan zijn. Er leven vragen rond het gebed en een levend gebedsleven kost energie. Gebed zelfs, want bidden staat onder druk.

 

Rond bidden kun je moeiten ervaren. Je gebedsleven kan afnemen of verslappen. Eén van de dingen die ons gebed kan belemmeren heb ik hierboven benoemd: het leven is vaak zo jachtig dat we in allerlei opzicht de rust en regelmaat zijn kwijtgeraakt. Dat heeft invloed op je gebedsleven. De regelmaat die vroeger was verbonden aan vaste tijden ontglipt je. Je kunt geen rust opbrengen omdat je gedachten alle kanten opvliegen of je bent te vermoeid om je goed te kunnen concentreren.

 

Iets anders dat ons gebed kan belemmeren is sleur. Het gebed blijft zijn vorm behouden maar er is niet meer overgebleven dan het uitspreken van dode formules. De lippen bewegen maar het hart zit dicht. Je gebed bestaat uit overbekende, tot op de draad versleten woorden en uitdrukkingen die niet langer voor je leven. Het gebed is verworden tot een plichtpleging.

 

Een derde belemmering heeft te maken met verhoring. Verhoort God altijd alle gebeden? Heeft bidden wel zin en verandert er iets als ik bid? Zieken blijven ziek, mensen sterven ondanks intensieve voorbede. Wat heeft bidden voor zin als God toch uitvoert wat Hij allang van plan was?

 

Dat het gebed onder druk staat is jammer. Ik hoop dat u dat ook jammer vindt. Wat kun je verlangen naar een onbezorgd gebedsleven zonder twijfels en vragen. Wat kun je verlangen naar een stuk levendigheid en enthousiasme in je gebeden. Want het gebed is uiteindelijk zo iets moois en warms tussen God en mens. De dichter van Psalm 116 kan daarover meepraten. Hij zegt:

 

Bidden is God je liefde verklaren

1. vanuit ellende

2. met vertrouwen

3. in dankbaarheid

 

Vanuit ellende

Als je begint te lezen in Psalm 116 valt direct iets op. Vers 1: ‘Ik heb de Here lief, want Hij hoort mijn stem, mijn smekingen.’ Vers 2: ‘Hij heeft zijn oor tot mij geneigd, en daarom zal ik mijn leven lang tot Hem roepen.’ Is dit wel de goede volgorde? Heeft de dichter van Psalm 116 God pas lief nadat en omdat God naar hem luistert? Verklaart deze dichter zijn liefde aan God op grond van een positieve ervaring van gebedsverhoring?

 

Misschien denk je, zo kan ik het ook. Als God mijn gebeden zou verhoren zou ik Hem ook veel gemakkelijker mijn liefde kunnen verklaren. Als ik zeker wist dat God mijn stem hoort, mijn smekingen, dan zou ik ook wel kunnen geloven in bidden. Moet je de dichter eens zien: God heeft zijn gebed verhoort. En wat voor gebed, God heeft de dichter gered van de dood. Vers 6b: ‘ik was verzwakt, maar Hij heeft mij verlost.’ En vers 8: ‘Want u hebt mijn leven van de dood gered.’

 

Zijn de positieve ervaringen van de dichter met God voor hem de redenen om God lief te hebben? Het lijkt er wel op in vers 1-2. Stel je draait dat om, iemand die geen verhoring op zijn of haar gebeden ervaart en niet bevrijd wordt van ellende, moeite en dood, kan zo iemand met een beroep op deze psalm zijn liefde voor God laten varen? Is de liefdesverklaring van Psalm 116 een voorwaardelijke liefdesverklaring? Is dit handel: omdat God mij eerst wat heeft gegeven, geef ik Hem iets terug?

 

Het lastige met deze psalm is dat de dichter achteraf schrijft. Zijn leed is geleden. Maar als je er nu midden in zit? Als de woorden van bijvoorbeeld vers 3 jouw gevoelens van dit moment zijn: angst, benauwdheid, smart? Als jouw ogen nu vol tranen zijn (vers 8b)? In het leven van de dichter was het er ruig aan toe gegaan. Banden van de dood hadden hem omvangen. Dat betekent dat de dood hem al voor ogen stond. Hij had gedacht: dit overleef ik nooit. Zijn leven stond op de kop (vers 7a). Dan hoef je niet perse te denken aan ziekte als oorzaak, misschien eerder aan leed dat mensen je aandoen. In vers 11b laat de dichter dat doorschemeren als hij zegt: ‘alle mensen zijn leugenachtig.’ Overigens hangt het een vaak samen met het ander, verstoorde relaties kunnen je lichamelijk ziek maken.

 

Vanuit die ellende roept de dichter tot God. Vers 4 is een noodkreet: ‘Here, red mijn leven!’ Wie deze dichter een eerlijke kans wil geven en hem niet direct een gemakkelijke liefdesverklaring achteraf in de schoenen wil schuiven, moet hier even bij stil staan. Vanuit de moeite en ellende roept de dichter tot God. Hij heeft God dus niet vaarwel gezegd in zijn moeite. Hij heeft God niet afgezworen als iemand die zelf het kwaad ook niet aankan. De kreet van de dichter verraadt juist een onbegrensd vertrouwen op God: ‘Here, red mijn leven!’

 

Al lezend in Psalm 116 zijn we nu het antwoord op de eerste vraag van Zondag 45 op het spoor gekomen, de vraag naar de noodzaak van het gebed: ‘Waarom is het gebed voor de christenen noodzakelijk?’ In het antwoord worden twee dingen genoemd: ‘Het gebed is het voornaamste in de dankbaarheid die God van ons eist.’ En ‘God wil zijn genade en Heilige Geest alleen geven aan hen die Hem daarom vragen.’ Dus God wil gedankt en gevraagd worden. Die twee dingen zagen we ook in Psalm 116. De dichter uit zijn dankbaarheid in dit lied. Heel direct richt hij zich tot God met dankzegging, lofprijzing en aanbidding. Het tweede doet de dichter ook: hij gaat met zijn vragen naar God, zelfs vanuit zijn moeite en ellende. Ook dan roept hij de naam van de Here aan om Hem te vragen om genade en een nieuwe levensgeest.

 

Met vertrouwen

Misschien zeg je op dit punt van de preek: maar stel nou eens dat het met de dichter van Psalm 116 niet goed was afgelopen. Dan hadden we deze psalm natuurlijk niet gehad. Maar stel nou eens dat we een psalm van deze dichter zouden hebben uit de tijd dat hij nog midden in de moeite zat, hoe zou die psalm er dan uitzien?

 

Er is zo’n soort Psalm in de bijbel, Psalm 130: ‘Uit diepten van ellende.’ Nu staat er boven Psalm 130 geen naam. Boven Psalm 116 ook niet. Het kan goed zijn dat ze van verschillende dichters zijn. Maar laten we ze eens naast elkaar leggen, Psalm 116 als lied na uitredding en Psalm 130 als de schreeuw van iemand die nog midden in de ellende zit. Opvallend is dat de dichter van Psalm 130 met zijn moeite naar God gaat, net als de dichter van Psalm 116. Ook de dichter van Psalm 130 blijft het van de Here verwachten al schijnt er in die psalm geen enkel lichtpuntje. Het enige wat de dichter heeft is hoop. Bij God is verlossing, zegt hij, mijn ziel verwacht de Here. Maar de dichter heeft nog niets concreets.

 

Op dezelfde manier is de dichter van Psalm 116 er mee bezig geweest toen hij nog midden in de ellende zat. Ook hij bleef geloven, hopen en bidden. Psalm 116 laat dat zien, in vers 10-11 getuigt de dichter van zijn hoop vanuit de moeite. Hij zegt: ‘Ik heb geloofd, zelfs toen ik sprak: Ik ben zeer verdrukt; Ik heb geloofd, zelfs toen ik in mijn angst zei: Alle mensen zijn leugenachtig.’ Zijn geloof, zijn vertrouwen op God, heeft de storm die over zijn bestaan raasde overleeft. Vers 5 laat de inhoud van dat geloof zien: God is genadig en rechtvaardig, God is een ontfermer.

 

De dichter van Psalm 116 vertrouwt op Gods verhoring. Hij roept heel bewust God aan vanuit zijn ellende omdat hij een onbegrensd vertrouwen heeft in Gods almacht. Dat had hij van tevoren al, voor hij in de moeite kwam. Hij kende God, Hij wist wie zijn leven kon redden: Here, zegt hij, red u mijn leven. En hij blijft op God vertrouwen, hij blijft geloven ook als hij geen enkel uitzicht meer heeft. Ook op het moment dat de wereld om hem heen instort en iedereen hem voor gek verklaard. Hij blijft vertrouwen, hopen en bidden.

 

In v/a 117 van de Catechismus gaat het ook over dit vertrouwen, over geloven in verhoring. De Catechismus zegt: ‘wij moeten de vaste grond hebben, dat God ons gebed zeker verhoren wil.’ Andere lijnen uit Psalm 116 komen ook uit bij v/a 117, over Godskennis en kennis van wie we zelf zijn. Voor we gaan bidden moeten we weten tot wie we bidden, namelijk tot ‘de enige ware God die zich in zijn Woord geopenbaard heeft.’ Die zich geopenbaard heeft als de God die kan redden en dat ook doet. En we moeten weten hoe we er zelf aan toe zijn, v/a 117 zegt: ‘het is nodig dat wij onze nood en ellende grondig kennen, om ons voor Gods majesteit te verootmoedigen.’

 

Psalm 116:1-2 doet op het eerste gezicht vreemd aan: zijn de positieve ervaringen van de dichter met God -gebedsverhoring en uitredding- voor hem de redenen om God lief te hebben? Is hier sprake van voorwaardelijke liefde? Nee, het gaat hier niet om een voorwaardelijke liefdesverklaring. Dat zou ook helemaal geen liefdesverklaring kunnen zijn. De vraag die vers 1-2 oproept wordt beantwoord in 10-11. Vanuit de ellende doet de dichter met vertrouwen een beroep op God: Here, red mij. Hij vertrouwt op God: God is genadig, rechtvaardig en een ontfermer. Dat is nog eens een liefdesverklaring.

 

Maar is het voor de dichter niet gemakkelijker dan voor ons? Zijn gebed is verhoord en hij is gered van de dood. God vraagt ook van ons zo’n liefdesverklaring als antwoord op de liefde die Hij ons verklaard heeft en nog steeds verklaart. Maar is zo’n liefdesverklaring niet veel moeilijker als je nog midden in de moeiten zit? Kan je geloof in gebedsverhoring niet belemmerd worden door moeite en ellende die je in je leven ervaart?

 

Zeker kan dat. Gek is dit ook niet. Maar probeer je geloof in gebedsverhoring niet te verliezen. Laat daarom duidelijk zijn wat gebedsverhoring is. Dat God je gebed verhoort wil niet zeggen dat altijd alles gebeurt wat je gebeden hebt. Moeiten kunnen aanhouden, zieken blijven ziek en geliefden sterven ondanks intensieve voorbede. Gebedsverhoring betekent dat God je van zijn kant volstrekt serieus neemt en dat Hij zo met je omgaat dat het uiteindelijk goed voor je is. Van onze kant is het nodig dat we bidden in overeenstemming met Gods wil. Alleen wanneer wij naar Gods wil bidden hebben we de belofte van verhoring. Bidden naar Gods wil houdt in dat wij Gods wil zoeken totdat we die gevonden hebben, en ons er dan mee verenigen.

 

Heeft bidden wel zin en verandert er iets als ik bid? Gebedsverhoring heeft alles te maken met vertrouwen. Vertrouw je erop dat God weet wat goed voor je is? Vertrouw je erop dat zijn wil goed is? Dit moet je leren. God zelf wil je dit leren in de Bijbel, in Psalm 116. Hij wil het laten zien in je leven, soms met lesmethoden die je verstand te boven gaan. Je hebt geloof nodig om te geloven in het gebed.

 

In dankbaarheid

Positieve ervaringen met God stimuleren je geloof en gebedsleven en brengen je tot dankbaarheid. Maar als het goed is zijn positieve ervaringen niet de grond onder je relatie met God. Met de dichter van Psalm 116 is het goed afgelopen, maar hij weet ook van situaties waarbij het hier op aarde niet meer goed kwam. Vers 15: ‘Kostbaar is in de ogen van de Here, de dood van zijn gunstgenoten.’ Of zoals de Willibrordvertaling zegt: ‘Zwaar valt de Heer, het sterven van zijn getrouwen.’ Moeiten kunnen leiden tot de dood. Het is hier op aarde niet altijd een happy end voor gelovigen. Je leven kan ondergaan in angst, smart en rouw. Waar is God dan en hoe heb je het dan met God? Heeft Psalm 116 daar ook een oplossing voor?

 

Psalm 116:15 zet de deur open naar een nieuwtestamentisch lezen van de psalm. Daarmee bedoel ik een leeswijze die uitgaat van de heilsfeiten die hebben plaatsgevonden in Christus. Je ziet een diepere laag. Vers 3: Banden van de dood hadden mij omvangen - dat is de satan die mij wil boeien. Angsten van het dodenrijk hadden mij aangegrepen - dat is de angst van de hel. Ik ondervond benauwdheid en smart - ja, zolang ik los was van God. Maar ik riep tot God: red mijn leven. Vers 5: Genadig is de Here - dat betekent: Hij is goed voor mij omwille van Christus. De Here is rechtvaardig - iemand moest boeten, gelukkig deed Christus dat. Onze God is een ontfermer - God richt mensen op die geknakt zijn onder de last van de zonde en biedt hen vrijspraak aan. Vers 8: God heeft mijn leven van de dood gered - van de eeuwige dood. Vers 9: Ik zal wandelen voor het aangezicht van de Here, in de landen van de levenden - dat is straks bij God in zijn koninkrijk, samen met allen die zijn geroepen om te leven. En vers 15 laat ons het brandpunt zien van die leeswijze die uitgaat van de heilsfeiten die hebben plaatsgevonden in Christus. Want de dood van die ene gunstgenoot van God, zijn eigen Zoon, viel God eindeloos zwaar: ‘Zwaar valt de Heer, het sterven van zijn getrouwen.’ Voor ons werd die dood eindeloos kostbaar.

 

Wat er gebeurd is in het leven en sterven van Christus is de grond onder onze relatie met God. God gaf ons zijn liefde, Hij gaf ons zijn geliefde. Ten diepste moet daar onze dankbaarheid op vastzitten. Deze liefde van God roept ons om nu ook onze liefde te verklaren in ons gebed en lied. Dat is je liefde verklaren in dankbaarheid. Ik heb al even iets gezegd over dankbaarheid, God wil gedankt worden. Maar niet alleen wanneer Hij je gered heeft uit een of andere aardse moeite. God wil vooral gedankt worden voor de redding uit de echte dood, de dood van het leven zonder Hem. Wij moeten ‘onze nood en ellende grondig kennen,’ zegt v/a 117. God wil door jou gedankt worden omdat Hij je gered heeft uit de ellende van je zondig bestaan voor Hem.

 

Bidden kan daarom nooit het indienen van een verlanglijstje zijn. Bidden is God je liefde verklaren. Hem loven, prijzen en aanbidden. God je schuld belijden en Hem vragen om vergeving en om de kracht van de Geest om steeds meer te leren geloven en bidden. Als het gaat over wat we moeten bidden zegt v/a 118 van de Catechismus: ‘alles wat wij voor lichaam en ziel nodig hebben.’ Wij mogen alles vragen wat we nodig hebben, zowel voor ons aardse leven als voor de reis naar het eeuwige leven. In de uitleg van de beden van het Onze Vader wordt dat verder inhoud gegeven.

 

Laat Psalm 116 je gebedsleven nieuwe stimulansen geven. Soms zet God ons jachtige leven stil, dan krijg je vanzelf tijd om te bidden. God wil je ook helpen de klank van uitgesleten woorden opnieuw te leren kennen door je zijn heil voor te zingen. Psalm 116 is een kostbaar lied. Zingt u mee? Amen.