God legt zich niet neer bij jouw zonden

23 februari 2003

God wil een levende relatie met ons. Vraag om de heilige Geest, dat Hij je aangrijpt om de strijd tegen de macht van de zonde telkens weer aan te gaan.

Lezen: Rechters 15

Tekst: Rechters 15:11a

Leven met God lijkt moeilijker dan leven zonder God. Leven als christen is vermoeiender dan gewoon je eigen gang gaan. Geloven maakt het leven eigenlijk alleen maar lastiger.

 

Stel je eens voor dat je niet zou geloven. Dat betekent dat je zondag niet naar de kerk hoeft. Je zou ook niet iedere dag dat hele stuk naar school hoeven fietsen. En geen catechisatie op dinsdag, geen vereniging op vrijdag. Je houdt tijd over als je niet gelooft. Bovendien mocht je dan alles kijken op tv. Je hoefde je niet schuldig te voelen over het bekijken van verkeerde internetsites of als er per ongeluk een vloek uit je mond komt. Verder mag je al je geld gewoon voor jezelf houden, alleen uit liefdadigheid zou je af en toe nog wat weggeven. Als je geen christen bent kun je ook meedoen aan de loterij, dat kan heel wat opleveren. Zo kan ik nog wel even doorgaan. Is geloven eigenlijk niet alleen maar lastig? Beperkt het je leven niet aan alle kanten? Zijn het niet juist de leuke dingen die niet meer mogen als je gelooft?

 

Misschien denken we dat dit iets is van onze tijd waar de mensen vroeger minder last van hadden. Toch is dat niet zo. Het is zelfs al een heel oud verhaal. Neem Psalm 73. De dichter, Asaf, zegt: wat was ik jaloers toen ik zag hoe goed het met de ongelovigen gaat. Moeiten hebben ze niet. Hun lichamen zijn mooi en gezond. Ze hoeven niet of nauwelijks te werken. Ze zeggen alles wat er in hen opkomt. De mensen lopen met hen weg. En dan zegt Asaf: en ik probeerde te leven zoals God dat van mij vraagt, maar het was voor niets. Tevergeefs heb ik mijn hart rein gehouden. Wat een kwelling: zien dat het de ongelovigen voor de wind gaat en dan zelf volhouden in het geloof, maar waarvoor eigenlijk? Asaf loopt hiermee rond. Hij tobt erover, zegt de psalm. Het verbittert hem zelfs.

 

Je erbij neerleggen

Waarom zou je je er niet gewoon bij neerleggen? Leggen wij ons vaak ook niet neer bij de zonde en de macht van de zonde in ons leven? Leggen wij ons vaak niet neer bij de vijandelijke overheersing van de zonde in ons leven?

 

Dat kan over jezelf gaan maar ook over anderen. Als het over jezelf gaat is een meetpunt het gebed, bid je vaak om vergeving? Hoe dan? Hoe intensief? Denk je er van te voren over na of is het niet meer dan een gewoonte? Benoem je ook de dingen waar je vergeving voor vraagt of gaat het in algemene termen? Het gebed om vergeving is een meetpunt want uit de manier waarop je bidt blijkt of je je al of niet bij de zonde hebt neergelegd. Als je bidt om vergeving, maar je denkt tegelijk ‘van die zonde kom ik toch nooit af’, dan gaat er iets niet goed. Dan vecht je er ook niet meer tegen. Je hebt je er bij neergelegd.

 

Hoe het soms ook kan gaan is dat je het geloof even parkeert. Je wilt iets doen maar je weet dat het niet mag, dat het onmogelijk is te verenigen met je leven als christen, je weet dat je God er verdriet mee doet, maar je doet het toch. Er is toch vergeving. Dat is een kwestie van de binnenbocht nemen. Het geloof parkeren. Voor kortere of langere tijd doe je even alsof je niet gelooft. Alsof God niet kijkt. Je moet je even ontladen. Daarna maak je het wel weer goed. Heel begrijpelijk en heel menselijk. Ik denk dat we er allemaal wel over kunnen meepraten. Maar goed is het niet en dat weten we ook. Het probleem is dat je op zo’n moment de strijd tegen de zonde opgeeft. De zonde trekt nou eenmaal aan je, de zonde heeft een bepaalde greep op je bestaan. En daar leg je je bij neer.

 

Het kan ook over anderen gaan wanneer we het hebben over je neerleggen bij de macht van de zonde. Bijvoorbeeld over je kind dat zijn eigen weg gaat. Of je man of vrouw. Het geloof wordt meer en meer los gelaten. Tot het uiteindelijk helemaal aan de kant wordt geschoven. Vreselijk is dat om meemaken. Of je hebt familie bij wie zo’n proces gaande is, of al achter de rug. Vaak wordt er dan gezegd, je moet niet teveel aandringen, want dan is het in één keer klaar. Dan zegt iemand de kerk in één keer vaarwel. Of als iemand dat al gedaan heeft zeggen we, laten we vooral zorgen dat de relatie goed blijft en er daarom niet iedere keer over beginnen. Dan ontstaat er alleen maar verwijdering. Dat is ook zo, je moet de relatie in zo’n situatie juist goed houden. We zijn geen moslims, orthodoxe joden of jehova’s die elk contact met afvalligen verbreken. In die kringen worden kinderen soms zelfs voor dood gehouden. Maar zou het kunnen zijn dat wij soms helemaal aan de andere kant zitten? En ons neerleggen bij een leven zonder God, omdat we toch geen redding meer verwachten en proberen ermee te leven?

 

Zo zat het ook met Israël in de dagen van Simson. Men had zich neergelegd bij een leven zonder God. Men had zich neergelegd bij vijandelijke overheersing. Overheersing in politieke zin, ze waren in de macht van de Filistijnen (Rechters 13:1). Dat was een straf van de Here. Want ze hadden zich neergelegd bij een leven in zonde. Het wordt nog maar heel kort aangeduid: ‘Weer deden de Israëlieten wat slecht is in de ogen van de HEER. Daarom leverde de HEER hen veertig jaar lang over aan de Filistijnen.’ Maar heel opvallend is dat je hier nergens leest dat het volk roept om verlossing. Bij Debora en Barak, bij Gideon, bij Jefta lees je dat wel. Dan staat er: Het volk deed wat kwaad is in de ogen van de Here, de Here gaf hen over in de macht van een of ander volk, en de Israëlieten riepen tot de Here. Oftewel, ze bekeren zich en dan geeft de Here verlossing door middel van een rechter. Maar hier in Rechters 13 zul je er vergeefs naar zoeken. Het volk roept niet meer tot de Here. Dat zinnetje ‘ze riepen de HEER te hulp’ ontbreekt hier. Ze worden verdrukt, ze worden overheerst, maar ze roepen niet tot God om hulp.

 

Leggen wij ons vaak neer bij de vijandelijke overheersing van ons leven door de zonde, net als Israël in de dagen van Simson? Roepen wij om vergeving en verlossing?

 

God legt zich er niet bij neer

Er gebeurt in de geschiedenis van Rechters 13-16, de geschiedenis van Simson, dus iets bijzonders. Het volk doet wat kwaad is in de ogen van de Here. De Here geeft hen over in de macht van de Filistijnen. En dan legt Israël zich daarbij neer. Maar… dan legt God zich daar weer niet bij neer! Want God geeft een verlosser, Simson. Ongevraagd geeft God een verlosser. Je kunt wel zeggen, God scheept zijn volk op met een verlosser. Blij is het volk niet met Simson. Kijk maar naar ons tekstvers, Rechters 15:11. Simson schopt voortdurend heibel met de Filistijnen. Hij zoekt het gewoon op. En de wraakacties buitelen over elkaar heen. Israël baalt daar stevig van want de Filistijnen zijn te sterk, die kun je maar beter te vriend houden. Vooral geen ruzie zoeken. En dat doet Simson dus wel. Daarom willen ze hem uitleveren, weg met onze verlosser! Ze zeggen tegen Simson, nadat hij de Filistijnen een zware slag heeft toegebracht: ‘Hoe kon je ons dit aandoen? Je weet toch dat de Filistijnen hier de baas zijn?’ Wat is het volk diep gevallen. Ze verwijten Simson dat hij de strijd met de Filistijnen aanbindt.

 

In de eerste preek over Rechters heb ik gezegd dat het in de loop van het boek Rechters steeds donkerder wordt in Israël. De geschiedenis gaat naar een dieptepunt toe. Hier zijn we al een flink stuk op weg naar dat dieptepunt. Ze verwerpen hun verlosser. Ik laat ook het verband zien met de eerdere preken over Rechters. Van de hoofdstukken 2-3 heb ik gezegd: God stelt Israël op de proef door hen te midden van de heidenvolken te laten wonen. Want God wil dat hun trouw zichtbaar wordt. God neemt de mens uiterst serieus. In Rechters 4-5 (de geschiedenis van Debora en Barak) is de vraag: maar neemt de mens God ook serieus? Vertrouw je op God en op zijn woorden? Barak moest zich in een onmogelijke positie opstellen om daar het leger van Sisera op te wachten. Van de geschiedenis van Gideon (Rechters 6-8) heb ik gezegd: God leert zijn volk op Hem vertouwen. God maakt het leger van Gideon wel ruim honderd keer kleiner, maar Hij stuurt hen bewust niet allemaal naar huis. Zo leert God hen -en het volk- opnieuw op Hem vertrouwen. Oftewel, God vecht voor de relatie met zijn volk. En wat we hier dan zien in de hoofdstukken 13-16 is dat hoewel het volk zich neerlegt bij overheersing door de vijanden, God zich daar nog niet bij neerlegt. Gelukkig niet. God scheept zijn volk op met een vervelende onruststoker.

 

Dat God zich niet neerlegt bij de zonde van zijn volk, bij de verbroken relatie met zijn volk, wordt allereerst duidelijk in het feit dat Hij Simson geboren doet worden. Dat is de betekenis van hoofdstuk 13, God verwekt voor zijn volk deze rechter. Simson wordt geboren uit een vrouw die onvruchtbaar was. Simson zal ook zijn leven lang een nazireeër zijn, een aan God gewijde. Vervolgens is het ook Gods Geest die in Simson werkt. Dat staat heel duidelijk in het laatste vers van hoofdstuk 13: ‘…werd hij voor het eerst door de geest van de HEER tot daden aangezet.’ Dat bleef ook zo. Tot drie keer toe staat er in de hoofdstukken 14 en 15: ‘toen voer de Geest van de HEER in hem.’ Bij geen andere rechter staat dat er zo vaak. Je zou er ook gemakkelijk aan kunnen gaan twijfelen bij Simson. Veel van wat hij doet kan niet door de beugel. Hij overtreedt het ene na het andere gebod van de Here. Maar op een of andere vreemde manier werkt God toch ook juist door die dingen heen. Want God wil zijn volk verlossen.

 

Hoewel het volk zich neerlegt bij overheersing door de vijanden en bij een leven zonder God, legt God zich daar gelukkig niet bij neer. Dat is de lijn die door de geschiedenis van Simson heenloopt. Dat is ook de lijn die zelfs nog zichtbaar is in hoofdstuk 16. Het laatste vers van hoofdstuk 15 lijkt de Simsongeschiedenis af te sluiten: ‘Tijdens de Filistijnse overheersing trad Simson twintig jaar lang op als rechter.’ Maar als dit het slot is, dan is het wel een treurig slot. Want het volk verwijt Simson dat hij telkens de strijd met de Filistijnen aanbindt. Israël levert zijn door God gegeven verlosser uit aan de vijand. Wat Israël betreft mag Simson gedood worden. Israël vindt leven met God lastiger dan leven zonder God. De Israëlieten vinden leven met God vermoeiender dan dat ze gewoon hun eigen gang kunnen gaan. Rechters 15:20 zou je dus zo kunnen lezen: Tijdens de Filistijnse overheersing trad Simson twintig jaar lang -tegen de zin van Israël- op als rechter.

 

Als dit het slot van de Simsongeschiedenis was, zou dat heel donker zijn geweest. Maar het mooie en troostvolle is, dat dit voor God nog niet het einde is. Hij gaat verder. Met zijn, soms onnavolgbare, rechter Simson. Dat is hoofdstuk 16. In het laatste vers van dat hoofdstuk gloort hoop. Daar wordt beschreven hoe Simsons familie tot diep in het Filistijnse land reist, naar Gaza, om het lichaam van Simson een eervolle begrafenis te geven. Er lijkt eindelijk beweging te komen in Israël. Eindelijk is er een beginnetje van zich ontworstelen aan de Filistijnen. Israël vat weer een heel klein beetje moed.

 

Een vraag die je nu kunt hebben is: doet God dat vandaag nog, scheept God ons ook op met onruststokers - mensen of dingen die ons laten zien dat we ons eigenlijk hebben neergelegd bij de (overheersing van ons leven door) zonde? Moet je dan bijvoorbeeld denken aan ziekte of moeite? Ik denk dat je dat wel kunt zeggen, maar dat je er tegelijk heel voorzichtig mee moet zijn om korte lijntjes te trekken. Dat doen de vrienden van Job, jij zit in de ellende dus er zit iets tussen God en jou niet goed. Zo kan het nooit. Het is meer dat je voor jezelf de vraag moet stellen, is de moeite waarmee ik geconfronteerd wordt misschien een alarmsignaal van God? Is mijn relatie met God wel goed? Als je daar eerlijk ja op kunt zeggen, hoef je het lijden niet te zien als straf. God zegt in de bijbel: het is juist mijn liefde voor jou dat ik je af en toe bij de les houdt. Maar pikken wij die signalen wel altijd op?

 

Leven uit de verlossing

Daarom is het belangrijk dat wij leven uit de verlossing. Dat we strijden tegen de zonde en niet opgeven. Ons niet neerleggen bij het feit dat we -inderdaad- nog steeds gevoelig zijn voor de macht van de zonde.

 

Maar is de strijd tegen de zonde niet hopeloos? Als we eerlijk zijn is er toch niemand onder ons die het daar gemakkelijk mee heeft? Daar komt dan de weerstand op: mooi gezegd dominee, van Simson enzo, maar zo werkt het dus niet. Je nooit bij de zonde neerleggen lukt gewoon niet. Kun je het dan niet beter opgeven en nog wat van het leven gaan maken voor het te laat is? Hoe ga je om met ‘de zonde en zwakheid die nog tegen je wil in je is overgebleven’?

 

Ik moet denken aan wat Paulus schrijft in zijn brief aan de Romeinen (6:12): ‘Laat de zonde dus niet heersen over uw sterfelijke bestaan, geef niet toe aan uw begeerten.’ En vers 14: ‘De zonde mag niet langer over u heersen, want u staat niet onder de wet, maar leeft onder de genade.’ Paulus roept op de strijd tegen de zonde toch te blijven voeren. Dat is een strijd met toekomst, want er is genade. Dankzij die genade hoeft de zonde ook niet langer over je te heersen. Je mag en je kan aan die wurgende greep ontsnappen want God legt zich niet neer bij de zonde. In de dagen van Simson niet, maar ook de hele verder geschiedenis van het volk Israël niet. Dat bleek nog het meest toen Hij Jezus naar de aarde stuurde. Dat is die genade waar wij onder leven. God legt zich niet neer bij de ontrouw van zijn volk. God legt zich niet neer bij de ontrouw van de mens. Hij stuurde zijn Zoon naar de aarde om eens en voorgoed de macht van de zonde te breken en zijn volk te verlossen uit de macht van vijandelijke overheersing.

 

Daarom is het zo belangrijk dat je je niet neerlegt bij de zonde. Eigenlijk zeg je dan: weg met de verlosser. Dan zul nooit de zonde kunnen overwinnen. God verlost ons leven uit de macht van de zonde om ons te heiligen. De verlossing is het middel, de heiliging het doel. God wil een levende relatie met ons. Dus vraag ook om de heilige Geest, dat Hij je aangrijpt om de strijd tegen de macht van de zonde telkens weer aan te gaan. Om daar telkens weer energie voor te krijgen en daarin bemoedigd te worden. De Geest wordt nu uitgestort op alle gelovigen. Roep jij om verlossing? Dat is belangrijk. Dat is dat leven uit de verlossing. Dat je bij die verlossing wilt blijven en niet opgeeft. Dat je, nu je verlost bent, ook heilig wilt gaan leven. Dat je met God wilt leven. Ook al weet je dat de zonde levenslang aan je zal blijven trekken. Roep om verlossing. Leg je er niet bij neer. Want God legt zich er niet bij neer. Hij heeft zich niet neergelegd bij de verbroken relatie met de mens, maar stuurde zijn Zoon. Zullen ook wij ons er dan ook niet bij neerleggen? Mag ik vragen: wanneer heeft de Geest van God jou voor het laatst aangegrepen? Amen.