God opent de deur van het hart

11 juli 2021

’t Is uw Geest die mij doet zeggen: Jezus Christus is de Heer!

Lezen: Handelingen 16:11-15

Tekst: Handelingen 16:14

Is het niet een eng idee dat de Heer je hart moet openen? Dan bedoel ik natuurlijk niet letterlijk, maar is het niet een eng idee dat de Here je geloof moet geven? Dat is de betekenis van die uitdrukking: ‘de Heer opende haar hart voor de woorden van Paulus’. Dat Lydia in Jezus Christus ging geloven werd door God zelf bewerkt. Hij opende haar hart voor het evangelie.

 

Het enge hieraan is dat je nu kunt denken: en stel dat God dat bij mij niet doet? Je wilt graag geloven, maar je vindt het moeilijk. Het lukt je niet. Je blijft twijfels en vragen houden. Of je blijft last hebben van zonden. Je merkt dat je ook nog steeds aan allerlei andere dingen vastzit, alsof je hart maar voor een deel voor God open staat. Je vraagt je af, waarom opent God mijn hart niet voor Hem?

 

Dan zou het mooier zijn geweest als je zelf de keus voor God kon maken. Veel christenen denken ook dat het zo zit: jij moet voor God kiezen. Op een bepaalde manier is dat ook wel zo. Jongeren die belijdenis doen kiezen toch voor God? In een wereld die draait om authentiek zijn, lijkt zelf de keus voor God maken mooier dan door God gekozen te worden. Bovendien, maakt de gedachte dat God jou het geloof moet geven ook niet passief? Kun je dan iets anders doen dan daarop gaan zitten wachten?

 

Ik wil hier in deze preek op ingaan, hoe komt een mens tot geloof? Doet God dat of doe je dat zelf als mens? En hoe eerlijk is dat eigenlijk, als God mensen tot geloof brengt? Hoe kan God mensen dan ongeloof verwijten? Toch moeten we het in deze preek over iets anders gaan hebben. Ik zal terugkomen op deze vragen, maar de focus van Handelingen 16:14 is een andere. Wat we hier ontdekken is dat God terugneemt wat Hem toebehoort, namelijk het hart van de mens. Dat is wat hier gebeurt. Door die woorden ‘de Heer opende haar hart’ duidt Lucas deze geschiedenis, Hij wijst op wat God aan het doen is. Kijk, het hart van de mens moest Gods gezag erkennen, zo was de mens geschapen en bedoeld. De mens moest God erkennen als God. Daar ging het mis bij de zondeval, de mens wilde zijn als God. Niet onder God, maar op dezelfde positie als God. De mens wilde zelf God zijn, heer en meester op aarde, het liefst zonder de blikken en het commentaar van God daarop. Maar God neemt terug wat Hem toebehoort: het hart van de mens. Dat zie je hier gebeuren in Handelingen 16:14.

 

Ik vind dat een schitterende ontdekking want dit opent een geweldig perspectief. En dan schaam ik me voor mijn eerste neiging om vooral op mezelf te focussen, met die vraag: ga ik nou zelf geloven of geeft God mij het geloof? Ben ik weer met mezelf bezig. Terwijl Lucas aandacht vraagt voor waar God mee bezig is. Uiteindelijk kan alleen dat bemoedigen.

 

In het boek Handelingen is hoofdstuk 16:14 een hoogtepunt. In de afgelopen weken hebben we gezien dat God de deur opent naar de heidenen, dat God gevangenisdeuren opent om zijn apostelen het werken mogelijk te maken, dat God de deur opent naar Europa. Hier in 16:14 komt God tot zijn doel: dat de mens, in zijn hart, Gods gezag weer erkent. En het moet natuurlijk niet bij deze ene blijven, daarom gaat het boek Handelingen ook verder. In ditzelfde hoofdstuk zal ook de gevangenbewaarder van de stad Jezus als Heer erkennen. Dat het gaat om het erkennen van Jezus’ gezag blijkt uit de beschrijving van de confrontatie met het Romeinse gezag. Het zit ook al in dat woord ‘Heer’ voor Jezus, dat woord werd ook gebruikt voor de keizer in Rome. Maar uiteindelijk moet in Filippi het Romeinse gezag buigen voor het gezag van Jezus. Het slot van dit verhaal is kostelijk: de stadsbestuurders willen Paulus en Silas via een stel ondergeschikten vrijlaten uit de gevangenis, maar dan laat Paulus weten dat hij en Silas Romeinse staatsburgers zijn. Dan komt de hoge overheid zelf hen met vriendelijke woorden en excuses vrijlaten. Het Romeinse gezag moet buigen voor het gezag van Jezus. En dit is alleen nog maar een moment, maar wel een symbolisch moment met als boodschap: de samenleving moet onder het gezag van Jezus komen. Want in een samenleving die Jezus erkent als Heer is het leven goed.

 

Zo laat God in Lydia zien: Ik neem terug wat Mij toebehoort, het hart van de mens. ‘De Heer opende haar hart’. Dat deed ze niet zelf, dat deed ook Paulus niet, God doet dat. Want Hij heeft een plan met deze wereld, Jezus Christus heeft een plan met deze wereld. Ik moet denken aan wat er staat in Johannes 1:11: ‘Hij (Jezus) kwam naar wat van hem was’. Dat slaat op de schepping, maar ook op de mens, op het hart van de mens; dat behoort toe aan God. God komt dankbaarheid, lof en eer toe. In het hart van de mens zitten zijn verlangens. De Here heeft recht op ons verlangen; dat wij naar Hem verlangen. De Here heeft ons gemaakt, Hij is onze Vader, Hij heeft ons een prachtig leven gegeven. Maar dan wil Hij ook dat wij Hem zien staan, dat wij op Hem gericht zijn. God wil dat wij zijn macht erkennen, dat we erkennen dat alleen Hij God is. Ik lees nog even verder in Johannes 1:11. ‘Hij kwam naar wat van hem was, maar wie van hem waren hebben hem niet ontvangen.’ Dat was de algemene lijn, Jezus werd niet gezien als de Zoon van God. Gelukkig waren er ook uitzonderingen: ‘Wie hem wel ontvingen en in zijn naam geloven, heeft hij het voorrecht gegeven om kinderen van God te worden.’ En dan staat er: ‘Zij zijn niet op natuurlijke wijze geboren, niet uit lichamelijk verlangen of uit de wil van een man, maar uit God.’ Hier zie je hetzelfde als bij Lydia, God verandert het hart van de mens. Daarmee neemt Hij terug wat van Hem is. Zo had Jezus zijn apostelen ook op pad gestuurd, denk aan het slot van Matteüs 28: ‘Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen.’ En ook daar de belofte: ‘En houd dit voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld’. Dat zie je werkelijkheid worden in Handelingen 16:14, Jezus is erbij en Hij opent Lydia’s hart.

 

Opvallend zijn de omtrekkende bewegingen die God maakt. Het klinkt best heftig: ‘God neemt terug wat Hem toebehoort’. Daar klinkt iets dwingends in door. Maar de omtrekkende bewegingen die God maakt tonen zijn geduld, wijsheid, liefde en volharding. Er zijn minstens vier omtrekkende bewegingen aan te wijzen in Handelingen 16. Het doel is dat de stad Filippi het gezag van Jezus gaat erkennen. Maar God werkt van de rand naar het midden. Want wie is Lydia? Ze was een vrouw die ‘God vereerde’. Die term laat zien dat ze een niet-joodse vrouw is die de God van de joden wil dienen, een proseliet. Het gebeuren vindt ook plaats op een sabbat, dus Paulus zocht de joden in Filippi op. Nou ja, in Filippi? - buiten Filippi, de joodse gemeenschap is blijkbaar zo klein dat ze geen eigen synagoge hebben. En dan treffen Paulus en Silas op de gebedsplaats ook nog eens alleen vrouwen aan. Dus vier omtrekkende bewegingen: God werkt via een proseliet naar de joodse gemeenschap, God werkt van de joden naar de Romeinse samenleving, God werkt via een vrouw naar mannelijke regeerders en God werkt van buiten de stad naar binnen. Als God terugneemt wat Hem toebehoort, dan doet Hij dat met zachte hand. God wil mensen niet dwingen maar overtuigen.

 

Waarom laat God ons weten dat Hij het is die het hart opent voor het evangelie? Omdat God daarvoor de eer wil ontvangen. Hij bewerkt dit wonder. Dat een mens zegt: mijn hart behoort u toe, ik wil onder uw gezag leven, u bent God en ik ben mens. Er zou toch ook niets van terecht komen als de mens voor God moest kiezen? Als het echt afhing van de keus van een mens dan zou het nooit gebeuren. Geen mens gaat toch uit zichzelf Gods gezag erkennen? Wie geeft er vrijwillig zijn autonomie op? Die hele gedachte dat wij voor God kiezen is een bewijs van het tegenovergestelde. Wij willen de keus aan ons houden. Maar met die houding kun je helemaal niet voor God kiezen. God kiest voor ons. Hij werkt geloof in ons. Hij opent ons hart voor de woorden van het evangelie. Hij overtuigt ons ervan dat het beter is om onder het gezag van Christus te leven.

 

Er is nog een reden dat God wil dat wij zien dat Hij in deze wereld harten opent. God wil niet alleen dat wij daarvan onder de indruk raken en Hem gaan loven en prijzen, maar God wil ook dat wij ernaar gaan verlangen hierin meegenomen te worden. Dat we zeggen: ja, dat wil ik ook, open ook mijn hart, steeds meer en steeds verder. Werk toch heen naar die wereld die in zijn geheel onder uw gezag staat. God wil dat wij met Hem verlangen naar die wereld. God wil ons meenemen in zijn plan, dat alle mensenharten Hem weer toebehoren.

 

Ik vind het bemoedigend dat het God is die het hart van de mens opent voor het evangelie. In Europa, in de westerse wereld, verliest het christendom terrein. Kerken krimpen, ook in Nederland. De vanzelfsprekendheid dat een nieuwe generatie het geloof overneemt is weg. Dat is de realiteit die wij voor ogen hebben. Maar let er op dat dit niet de hele werkelijkheid is. Die is anders. Ik vond een getal op internet, dat er in 2019 (toen is daar onderzoek naar gedaan) per dag 80.000 christenen bijkwamen, geboorten en toetreders. Dan zie je het toch? God laat het er niet bij zitten dat de mens zijn hart voor Hem sloot. Wat een bemoediging. God komt daar uit waar Hij wezen wil, bij die samenleving van mensen, door Hem gevormd, waarin Hij centraal staat en aanbeden wordt.

 

En bedenk dat God ook met jou bezig is. Hij wil ook jouw hart terughebben. Ik kom nu terug op waar ik de preek mee begon: hoe komt een mens tot geloof? Het antwoord is, dat doet God. Dat is het enige antwoord. Geen mens brengt zichzelf tot geloof. Je bent er niet toe in staat, maar het zou ook niet kloppen dat jij daar dan de eer voor kreeg. Alle eer is voor God. De Dordtse Leerregels belijden dit in hoofdstuk 3-4, artikel 11: ‘Hij (God) opent het gesloten hart, Hij maakt het harde zacht (...) Hij vernieuwt de wil: van dood maakt Hij hem levend, van slecht goed, van onwillig gewillig, van weerbarstig gehoorzaam.’ Het mooie hiervan is dat God trouw is, wat Hij begint maakt Hij ook af. Als mijn geloof mijn eigen keus was,- waarom zou ik morgen dan niet een andere keus maken? Maar juist omdat God mijn hart opent weet ik dat Hij dat zal blijven doen. God verandert niet, dat geeft zekerheid. Wij weten wat God wil, Hij wil terugnemen wat Hem toebehoort.

 

Hoe kan het dan dat er ook mensen zijn die niet geloven of die het geloof loslaten? Dat je als mens niet voor God kunt kiezen, betekent nog niet dat je niet tegen Hem kunt kiezen. Als mens kun je ervoor kiezen je niet te laten redden. Als ik het zo formuleer klinkt dat heel dwaas, wie doet dat nou, wie kiest er voor zich niet te laten redden? Ja, de mens die zijn trots niet opgeeft en niet onder het goede gezag van Christus wil leven. Wat we ontdekken is kort op formule gebracht dit: geloof dank je aan God, ongeloof is aan jezelf te wijten. Ongeloof is het afwijzen van Gods liefde, van Gods redding, van Gods werk in jou. Je houdt je hart gesloten. Kan God het dan niet openen? Vast wel. Maar God is geen inbreker. Iemand die inbreekt smijt je er trouwens ook zo gauw mogelijk weer uit. God wil je van zijn liefde overtuigen. En zijn liefde is overtuigend. Die liefde van je afhouden kon je wel eens meer energie kosten dan je eraan overgeven. Maar God dwingt niet, dat past ook niet in een liefdesrelatie. Hij wil je voor zich winnen.

 

Daarom belicht de Bijbel twee kanten van het tot geloof komen. Aan de ene kant is er de oproep die op jou als mens afkomt. Marcus 1:15 bijvoorbeeld: ‘Het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws’. En 2 Korintiërs 5:20: ‘laat u met God verzoenen’. En Openbaring 3:20: ‘Ik sta voor de deur en klop aan. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal ik binnenkomen, en we zullen samen eten, ik met hem en hij met mij’. Dit is hoe het evangelie op je afkomt. Het doet een appèl op jou, het vraagt iets van jou. Het evangelie roept je op in God te geloven. Maar wie gelooft ontdekt vervolgens die andere kant. Die ontdekt dat jouw keus voor God zijn werk was. Luister maar naar bijvoorbeeld Efeziërs 2:8-9: ‘Door zijn genade bent u nu immers gered, dankzij uw geloof. Maar dat dankt u niet aan uzelf; het is een geschenk van God en geen gevolg van uw daden, dus niemand kan zich erop laten voorstaan’. En in 1 Korintiërs 3:6-7 zegt Paulus over het geloof: ‘Ik heb geplant, Apollos heeft water gegeven, maar God heeft doen groeien.’ En heel duidelijk is hoofdstuk 12:3: ‘niemand kan ooit zeggen: ‘Jezus is de Heer,’ behalve door toedoen van de heilige Geest’. ‘t Is uw Geest die mij doet zeggen: Jezus Christus is de Heer!

 

Wat God vanmorgen doet is je ogen openen: het gaat niet om jou en jouw keuzes, maar om wat Hij doet. Bij zo’n tekst over Lydia kun je direct naar jezelf kijken: is het dan niet mijn verdienste dat ik geloof, ik zet me daar toch voor in? Of die andere variant: als God mijn hart moet openen, dan wacht ik daar wel op. Ontdekkend, dat je zo de bemoediging van dit gedeelte mist. Want het gaat er nou juist om te laten zien dat God bezig is in deze wereld harten voor zich terug te winnen. Wat bevrijdend als God je ogen daarvoor opent. Want God maakt zijn werk in deze wereld af.

 

Wat moet je nu doen? Allereerst, kijk naar Gods werk in deze wereld. Verbaas je daarover, laat je daardoor verrassen en bemoedigen, word daar enthousiast van en laat je er in meenemen. Ten tweede, erken Gods gezag en het gezag van Jezus Christus. Geloof dat een samenleving onder het gezag van Jezus beter af is dan onder het gezag van mensen. Als derde (en hier wordt het spannend), als je wil gaan geloven maar het lukt je niet, blijf dan luisteren naar het evangelie. Dat deed Lydia ook. God opende haar hart niet out of the blue, maar Lydia zocht de God van Israël en ze ging naar de gebedsplaats. Twee teksten tot slot. Allereerst Jesaja 55:6: ‘Zoek de HEER nu hij zich laat vinden, roep hem terwijl hij nabij is’. Dat is een opdracht en een belofte. En in Filippenzen 2:12-13 staat: ‘Blijf u inspannen voor uw redding, en doe dat in diep ontzag voor God, want het is God die zowel het willen als het handelen bij u teweegbrengt, omdat het hem behaagt’. Daar zitten die twee dingen in, jouw inspanningen en God die geloof geeft. God die geloof geeft ‘omdat het Hem behaagt’, mooi hè? Ik eindig met het gebed van Efeziërs 1:17: ‘Moge de God van onze Heer Jezus Christus, de Vader van alle luister, u een geest van inzicht schenken in wat geopenbaard is, opdat u hem zult kennen.’ Amen.