God stelt zijn doel met ons leven niet naar beneden bij

16 december 2012

Waarom de 10 geboden onverkort voor een christen gelden. En hoe blijf je vol vreugde terwijl de blijdschap over jezelf je wordt ontnomen?

Lezen: Matteüs 5:17-48

Tekst: Zondag 44

Word je hier nou niet moedeloos van? God legt de lat voor ons superhoog. Hemelhoog! V/a 113 zegt: weet je wel wat het 10e gebod betekent? Dat je geen één zondige gedachte meer mag hebben. Geen één. God wil dat je in je hart altijd alle zonde haat. En dat je in je hart altijd het goede wil.

 

Maar dat kan toch niemand? Dat kan toch gewoon helemaal niemand?! Zelfs zij die tot God bekeerd zijn kunnen dat niet, v/a 114 zegt dat. Met dat woord ‘bekering’ zijn we even weer terug in Zondag 33. Dat was de laatste Zondag voor we aan de uitleg van de 10 geboden begonnen. Bekering is dat in je hart de knop omgaat: ikzelf ben niet meer de belangrijkste in mijn leven maar God is de belangrijkste in mijn leven. En dat maakt dat je heel anders naar de geboden van God gaat kijken: het is de wil van Hem naar wie je hart uitgaat. Het is de wil van de God die jij lief hebt. Maar zelfs deze mensen -en misschien denk je wel: wat een heiligen- zelfs deze mensen met zo’n op God gericht hart kunnen dit niet. Zelfs zij haten niet altijd alle zonden en zelfs zij willen niet altijd alleen maar het goede. Zelfs zij niet. Misschien denk je: ik ken wel zo iemand, zo’n bijna heilige. Iemand tegen wie je best wel opkijkt qua geloof. Maar als hij of zij nog maar een klein beginnetje heeft van de gehoorzaamheid die God vraagt, dan wordt het met mij nooit wat met die geboden van God. De lat ligt gewoon te hoog.

 

Met sport kun je dat hebben, op school. Er wordt toch nog wel aan hoogspringen gedaan op school? Nou in mijn tijd op de Guido in ieder geval nog wel en ik was er niet perse heel slecht in. Misschien kwam ik tot, laten we zeggen 1.40 - 1.45, is dat een beetje realistisch? Maar stel dat ze de lat nou op de hoogste stand hadden gezet. Helemaal boven aan die palen, 2.20 ofzo. Ik was er niet eens aan begonnen. Ja ik was er vrolijk onderdoor gelopen. Daar doe je je best toch niet voor, als je weet dat het totaal niet kan?

 

En omdat dit met de 10 geboden ook zo is stelt v/a 115 dit dus aan de orde: Waarom laat God ons de 10 geboden zo scherp preken, als toch niemand ze in dit leven volbrengen kan? De lat ligt te hoog. En nu loop ik er niet vrolijk onderdoor maar verdrietig, moedeloos. Want God vraagt van mij zijn geboden te houden. En ik hou van God dus ik wil het ook. Maar ik weet dat het me nooit gaat lukken, in dit leven. Wie wordt hier niet moedeloos van?

 

Ik kan me ook voorstellen dat dit achter de weerstand zit tegen het voorlezen van de 10 geboden. Moet dat? Van wie dan? Kunnen we dat niet afschaffen? Ik word geregeld met die weerstand geconfronteerd. U en jij vast ook. Het is een onderwerp waar discussie over is in onze gemeente. Leven we niet onder de genade in plaats van onder de wet? En ik ben zo iemand die de geboden van God scherp wil preken. Het woordje ‘scherp’ in vraag 115 betekent onverkort. Zonder ook maar iets van Gods geboden af te doen. Ze gelden gewoon nog. Tijdens de voorbereiding van deze preek liet ik vraag 115 nog eens diep op me inwerken. En toen vroeg ik me af: is het werkelijk God die wil dat de 10 geboden ons zo scherp gepreekt worden? Want de vraag is bedacht door de makers van de catechismus. Dus is het wel zo dat God zelf ons de 10 geboden scherp laat preken? Of zijn het mensen die dat doen? Het antwoord vinden we onder andere in Matteüs 5. In het Nieuwe Testament halen de apostelen op meerdere plaatsen de 10 geboden aan als nog steeds geldend (Romeinen 13:9, Efeziërs 6:2, Jakobus 2:11), maar in Matteüs 5 doet Jezus zelf dat. En Jezus maakt die geboden nog scherper dan ze al waren. Het 6e gebod zegt ‘Pleeg geen moord’. Jezus zegt: ook schelden -nietsnut, dwaas- is strafwaardig. Het 7e gebod zegt ‘Pleeg geen overspel’. Jezus zegt: ook begerig kijken is overspel. Dus vraag 115 kun je ook zo lezen: Waarom laat God ons de 10 geboden zo scherp preken -door Jezus zijn Zoon- als toch niemand ze in dit leven kan volbrengen?

 

Ook in Matteüs 5 ligt de lat dus hemelhoog. Alleen al dat laatste vers, vers 48: ‘Wees dus volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is.’ Bemoedigt dat vers jou, of denk je: nou dat gaat me dus toch niet lukken? Ik zie een aantal reacties op die hoge lat van God. Reacties die heel concreet worden rond de voorlezing van de 10 geboden. Ik onderscheid in allergische reacties en reacties die met een zekere gelatenheid te maken hebben. Kijk maar eens of je jezelf herkent in een van de volgende beschrijvingen.

 

Iemand die allergisch reageert op de voorlezing van de wet geeft vaak aan het gevoel te hebben dat alle vreugde hem of haar wordt ontnomen. Je komt naar de kerk omdat je blij bent met God. Maar dan word je in de kerk -ook nog eens aan het begin van de dienst- geconfronteerd met je tekort schieten. Want de geboden van God, nee, je hebt ze weer niet gehouden. En weg is je vreugde en daar baal je van. Iemand omschreef het zo: dat maakt ziek, passief, teruggetrokken en in jezelf gekeerd.

 

Anderen herkennen hier niets van. Zij vinden het juist goed dat de 10 geboden elke zondag worden voorgelezen. Maar hoe luisteren zij? Het kan gemakkelijk gebeuren dat je denkt: nou, heel slecht doe ik het ook weer niet. Ik probeer echt God lief te hebben en te dienen, en ik probeer ook echt het goede te doen voor mijn naaste. En met de hulp van God lukt dat ook best wel. Het tegenovergestelde kan ook. Tijdens het voorlezen van de wet denk je in alle oprechtheid bij jezelf: ik ben en blijf ook gewoon een grote zondaar. Ik praat mezelf niet goed, ik kom niet met smoesjes, ik ben slecht en zal dat ook blijven. God, vergeef mij! Maar daar stopt je gebed dan ook, op een bepaalde manier accepteer je je onvolmaaktheid. Een derde luisterhouding is nog deze, dat je vooral luistert voor een ander. Bij het 4e gebod over de sabbat denk je: nou dat kan die en die zich maar beter aantrekken. Bij het 5e gebod denk je: knopen mijn kinderen dit wel goed in hun oren? Het schiet iedere keer langs jou heen. En elk van deze drie manier van luisteren laat iets zien van gelatenheid. De voorlezing van de wet is voorbij maar jij bent onaangedaan. Het deed je niks.

 

En wat mij trof bij de voorbereiding van deze preek is dit. God legt de lat hemelhoog. Hij laat zijn eigen Zoon de 10 geboden onverkort preken, hoewel niemand ze kan volbrengen. Conclusie: God stelt zijn doel met ons niet naar beneden bij! Als je dat op je laat inwerken is dat iets om ontzettend blij mee te zijn. God stelt zijn doel met ons niet naar beneden bij. En daarom luisteren wij zondag na zondag naar die hoge norm. Van werkelijk mens zijn. Van bevrijd mens zijn. Van liefdevol mens zijn. Bij de zondeval werd de mens een egoïst. Hij gaat voor zichzelf, voor zijn eigen belang, is op zichzelf gericht, naar binnen gekeerd, het is de mens die als het erop aankomt kiest voor zichzelf en zijn medemens keihard laat vallen. De nieuwe mens, die een nieuwe schepping is, is vrij van egoïsme. Er zit geen spoortje van zelfgerichtheid in hem. Hij heeft volmaakt lief. Hij is gericht op de ander, hij is voortdurend op zoek naar hoe hij het leven van anderen mooier kan maken, hij houdt woord ook als dat voor hemzelf nadelig is, hij geeft zich. Niet wat hij heeft, maar zichzelf. Hij geeft zich. Zo was Adam voor de zondeval. Zo was Eva voor de zondeval. Zo had God de mens geschapen. En ze leefden in diepe vreugde. Zo wilde God dat. En dat doel stelt God -gelukkig maar!- niet naar beneden bij. Kijk eens bij jezelf naar binnen: zou jij diep in je hart het liefst een egoïst willen zijn of een liefdevol, liefhebbend mens? En zeg niet te gauw: een liefdevol mens natuurlijk. Want die mens is voortdurend op zoek naar hoe hij het leven van de ander mooier kan maken, die mens is nooit op zichzelf gericht en zijn eigen belangen. Die mens zegt nooit: ‘maar nu moet ik echt even aan mezelf denken’. Die mens geeft zich. Grenzeloos. Dat is zijn leven.

 

Ik heb mezelf voorgenomen om zo naar de 10 geboden te gaan luisteren: God stelt zijn doel met mijn leven niet naar beneden bij. En ik nodig u uit om ook zo te luisteren. En ik hoop dat die luisterhouding de gevoeligheden over de wet in een ander licht zet. Wie met weerstand naar de wet luistert mag bedenken: gelukkig heeft God niet besloten met minder genoegen te nemen. Je moet er toch niet aan denken dat God je laat zoals je nu bent. Met die strijd in je geloofsleven. Met die moeite die het kost om God te dienen en tijd met Hem door te brengen. Je moet er toch niet aan denken dat God je laat zitten met die gevoelens van jaloersheid, je ontevredenheid bij tijden, die ruzies waar je later weer spijt van hebt. Gelukkig houdt God de lat hoog.

 

Maar dat God zijn doel met jou als mens niet naar beneden bijstelt betekent ook dat je niet onaangedaan naar de voorlezing van de wet kunt luisteren. Alsof het over anderen gaat. Alsof er voor jou niets verandert omdat je allang wist dat je zondig bent. Alsof je het toch al heel aardig doet. Nee, want wat God betreft is die hoge norm van de 10 geboden ook echt het doel. Zo wil God dat het leven er echt weer uit gaat zien. Dat wij in ons hart alle zonden haten en dat wij in ons hart altijd en alleen maar het goede willen. En God stelt zijn doel met ons leven niet naar beneden bij, omdat zijn doel met ons leven eeuwige en blijvende vreugde is. Verlang jij daarnaar?

 

Maar als de voorlezing van de wet in de eredienst je nou toch nog dwars zit? En het feit dat deze geboden onverkort aan jou worden voorgehouden. Je vindt het mooi gevonden dat daaruit blijkt dat God zijn doel met jou niet naar beneden bijstelt. Toch vind je het nog steeds moeilijk dat je blijdschap je wordt afgenomen. Want zo beleef je dat. Ik denk dat het ook gewoon klopt. Je blijdschap wordt je afgenomen door de voorlezing van de wet en door de onverkorte prediking van Gods geboden. Ik weet niet of u blij wordt van Matteüs 5? Ik schrik me wild. Als ik sukkel tegen iemand zeg, sta ik schuldig. Als ik begerig kijk, heb ik overspel gepleegd. Dit ontneemt mij mijn blijdschap over mezelf. Absoluut. Dus als het goed is, is het voor niemand leuk om naar de wet te luisteren. Daarom is het zo belangrijk dat je je blijdschap echt en helemaal in Christus vindt! Vier je verlossing, dat was de boodschap van de preek over de bruiloft in Kana, vorige week. Als je blij bent met Christus, dan kun je het toch hebben dat jou de blijdschap over jezelf wordt afgenomen? Als je geen diepe en echte vreugde in Christus hebt, in de verlossing door zijn bloed, ja dan blijft er alleen frustratie over wanneer je op je eigen tekort wordt gewezen. Wie de grootheid van Christus kent kan zijn eigen kleinheid toch onder ogen zien? Hier komt het er op aan of Galaten 2:20 werkelijkheid is voor jou: ‘ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij.’

 

Ik geloof dat dit voor niemand gemakkelijk is, dat je blijdschap over jezelf je wordt afgenomen. We worden ook van alle kanten gestimuleerd om tevreden te zijn met onszelf. Wat ook weer een enorme druk kan leggen: ik moet gelukkig zijn, ik moet blij zijn met mezelf. En toch is de kern van het evangelie: ‘ikzelf leef niet meer, Christus leeft in mij’. Met mezelf ben ik niet zo blij, maar met Christus ben ik ontzaglijk blij. Over mezelf heb ik niet zoveel moois te vertellen, maar over Christus raak ik niet uitgepraat. Met mijzelf wordt het niks, maar Christus gaat het helemaal in mij maken. Over mijzelf ben ik realistisch, maar over Christus lyrisch.

 

Maar, zegt iemand, dan kunnen we nu toch ophouden om het over onszelf te hebben en over onze zonden en kleinheid en onvolmaaktheid? ‘Christus leeft in mij!’ Ik heb daar twee vragen bij: ontken je dan niet de feitelijkheid van je zonde, je tekortschieten, je onvolmaaktheid? Die er gewoon nog is. Feit. De apostel Paulus heeft het daar ook over in Romeinen 7:19-20: ‘Wat ik verlang te doen, het goede, laat ik na; wat ik wil vermijden, het kwade, dat doe ik. Maar wanneer mijn daden in strijd zijn met mijn wil, ben ik daar niet zelf de oorzaak van, maar de zonde die in mij heerst.’ Over de zonde die in mij heerst ben ik realistisch, over Christus die in mij leeft ben ik lyrisch.

 

Mijn tweede aarzeling om nu maar op te houden over onze zonden en onvolmaaktheid is deze. Is het zo dat wanneer Christus eenmaal in mij leeft, dat dit dan vanzelf zo blijft? Dat dit nooit meer kan veranderen? Of is dit alleen waar wanneer ik dit van harte geloof? Ik denk dat laatste, het is een geloofswerkelijkheid. ‘Christus leeft in mij’, dat is iets dat ik me telkens weer eigen moet maken. Je merkt toch ook in je eigen leven dat je die andere kant op getrokken wordt: eigenbelang in plaats van liefde, jezelf dienen in plaats van God, tevreden zijn met jezelf in plaats van blij zijn in Christus. Liefde, God dienen, blij zijn in Christus, je moet het telkens weer van God ontvangen. En je moet het je telkens weer eigen maken. Het gaat niet in je zitten als iets van jezelf. Het is er alleen in de levende relatie met Christus. Als ik naar mijn zonde en onvolmaaktheid kijk ontdek ik dat Christus ook vandaag in mij moet leven! En ga ik Hem zoeken in geloof.

 

Dus de hoge lat van Gods wet, die hemelhoge lat, dat in alle scherpte preken over Gods geboden, zorgt voor twee dingen. Ze staan allebei in antwoord 115. God houdt ons de hoge lat van zijn geboden voor zodat wij niet zonder Hem kunnen. Geen dag. Zo drijft Hij ons terug in zijn armen. Wij zoeken de ‘gerechtigheid’ in Christus. Hij kwam glansrijk over de lat. En Hij nam ons daarin mee. Dus wij vragen God om de liefde en gehoorzaamheid en volmaaktheid van Christus voor ons te laten gelden. De gezindheid van zijn hart wordt de gezindheid van mijn hart. ‘Christus leeft in mij’.

 

‘Ten tweede’, zegt antwoord 115, ‘spannen wij ons in en bidden wij God om de genade van de heilige Geest, om steeds meer naar het beeld van God vernieuwd te worden’. Dat wil zeggen: wij verlangen er echt heel diep naar om die liefdevolle mens te worden. Die vrij is van egoïsme. Die volmaakt liefheeft en werkelijk gericht is op de ander. De hemelhoge lat van Gods geboden houdt de herinnering aan die prachtige toekomst wakker. Elke zondag mogen wij horen hoe het goede leven eruit ziet. Mogen wij horen hoe God vasthoudt aan zijn heerlijke doel met ons leven. Mogen wij horen dat we dit leven in Christus ontvangen.

 

Want dat leven, dat liefdevolle leven, is een leven dat past in Gods hemelrijk. Jezus roept in Matteüs 5 de mensen op om zijn liefdegebod op zich te nemen: nederigheid, zachtmoedigheid, barmhartigheid, vrede stichten; lees de zaligsprekingen. Dit zijn geen nieuwe geboden. Ze laten juist zien dat de 10 geboden liefde vragen. Liefde voor God en liefde voor de medemens. Jezus zegt dat Gods geboden blijven bestaan tot aan het einde van de wereld. En dat is ook logisch, want deze geboden vragen om de liefde van de mens. De liefde die wij verloren bij de zondeval, de liefde die God in ons herstelt door zijn Geest. Liefde is de toegang tot het hemelrijk. De liefde van Jezus. En jouw liefhebben van God en de medemens. Op Gods nieuwe aarde wordt vanuit volmaakte liefde, en in volmaakte vreugde, volmaakt geleefd naar wat nu nog heet ‘de wet van God’. Op de nieuwe aarde heet dit gewoon ‘leven’. Laat het toch zo zijn dat de hoge lat van Gods wet je enthousiast doet uitzien naar dat leven. Amen.