God straft ons niet naar onze zonden

22 oktober 2000

Preek gemaakt en gehouden toen ik werd uitgenodigd op beroep te preken in Driebergen-Rijsenburg.

Lezen: Jesaja 57:14-21, Psalm 103

Tekst: Psalm 103:10-11

Als je nou net jarig bent geweest, jongens en meisjes, en je hebt iets heel moois gekregen dan ben je daar denk ik heel blij mee. Ja toch? Bijvoorbeeld een afstandsbestuurbare auto. Je zet hem op een mooi plekje in je kamer. Als je uit school komt loop je snel naar boven, je speelt er even mee en dan pas ga je weer naar beneden om wat te drinken. Ik denk dat je er ook heel zuinig op bent, je broertjes en zusjes mogen er natuurlijk niet zomaar aankomen. Alleen als jij er bij bent en dan nog moeten ze heel voorzichtig zijn. Maar dan kom je een keer uit school, en dan ligt die mooie auto van jou beneden in de huiskamer met wat onderdelen ernaast. Er is een wiel af, de spoiler is gebroken en in de antenne zit een dikke knik. Wat is dit? Wie heeft dat gedaan? En je rent achter je broertje aan die gauw de kamer uitliep toen jij binnenkwam. Je schreeuwt: ‘Dat zet ik je betaald! Reken maar! Hier kom je niet zomaar mee weg!’

 

‘Ik zet het je betaald! Hier kom je niet zomaar mee weg!’ Als volwassenen zitten we vaak net zo in elkaar. Ons rechtsgevoel roept om vergelding. Wij kunnen elkaar hele erge dingen aandoen. Onbewust, maar ook zo vaak bewust. Mensen kunnen over je heen walsen. In discussies op gemeenteavonden. Of door over je te praten op een feestje. Of door jouw gevoelens voor onzin te verklaren in een ruzie. Terecht dat je dan boos wordt. Je goede naam is beschadigd, je gevoelens zijn aangetast. En je denkt: ‘Ik zet het hem betaald!’ of: ‘Hier komt zij niet zomaar mee weg!’

 

Zo zitten wij, groot en klein, in elkaar. Genoegdoening, vergelding, wraak. De een kan zich beter beheersen dan de ander. En niet alles wat mensen elkaar aandoen ligt op hetzelfde niveau. Dat loopt van roddel tot seksueel misbruik. Van het niet nakomen van beloften tot het wegwerken van iemand die jouw ontwikkeling in de weg zit. En de ene mens is beter in vergeven en vergeten dan de ander, ook daarin is niet iedereen gelijk. Maar we kennen allemaal wel dat gevoel dat roept om vergelding. Ook als je iemand die jou iets aandeed vergeeft blijft het diep in je hart doorzeuren. Een volgende keer wordt het al een stuk moeilijker om te vergeven.

 

Maar luister dan eens naar die woorden uit Psalm 103. David zegt daar over God: ‘Hij doet ons niet naar onze zonden en Hij vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden.’ Geen vergelding? Hoe is dat mogelijk?

 

God heeft redenen genoeg om de mens zijn zonden te vergelden

Als er iemand is die met recht kan zeggen: ‘Ik zet het je betaald! Hier kom je niet zomaar mee weg!’ dan is dat God wel. David ziet dat ook zo. Psalm 103:7 brengt ons in de woestijntijd: ‘Hij (God) maakte aan Mozes zijn wegen bekend, en aan de kinderen van Israël zijn daden.’ Je leest hierover in Exodus 32-34 en Deuteronomium 9. In de woestijn, bij de Horeb, gaf God aan Mozes de twee stenen tafels. Stenen platen waarop Hijzelf met zijn vinger zijn wet had geschreven. God gaat heel vertrouwelijk met Mozes om. Hij deelt zijn plannen, zijn wegen met Mozes. Dat is wat, de heilige God maakt zijn plannen bekend aan een mens.

 

Maar er zit meer achter deze woorden van David. De woorden van vers 8: ‘Barmhartig en genadig is de HERE, lankmoedig en rijk aan goedertierenheid’, die woorden halen pijn naar boven. Deze woorden hebben namelijk eerder in de geschiedenis ook al eens geklonken. God zei dit tegen Mozes toen Hij aan hem zijn heerlijkheid liet zien.

 

Want als Mozes die eerste keer van de berg afkomt ontdekt hij de afschuwelijke afgoderij van het volk. Door een gouden kalf wil het volk God tastbaar maken. Ze willen een god die voor hen uitgaat, net als de andere volken. Ze maken van God iemand die je kunt inzetten voor je eigen zaakjes.

 

Dan maakt God opnieuw zijn plannen bekend aan Mozes. Hij zegt: ‘Laat Mij begaan, dat Ik hen verdelg en hun naam van onder de hemel uitwis; dan zal Ik u tot een volk maken, machtiger en groter dat dit’ (Deuteronomium 9:14). God wil het volk vergelden wat het Hem heeft aangedaan. Zijn goede naam is beschadigd. Over zijn gevoelens is op een grove manier heen gewalst. Hij wil het volk vernietigen. Het is dat Mozes voor het volk bidt en smeekt en pleit, anders was het er niet meer geweest. Kantje boord dus met Israël.

 

Mozes bewerkt verzoening voor het volk. God laat zich door Mozes verbidden om zijn immense woede af te wenden. En dan vraagt Mozes of hij Gods heerlijkheid mag zien. Ook hij is geschrokken van Gods boosheid. Kun je nog wel op God aan? Als Mozes dan in die rotsholte staat gaat de HERE aan hem voorbij. God roept uit wie Hij is, hoe Hij is: ‘HERE, HERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig, groot van goedertierenheid en trouw’ (Exodus 34:6). Het zijn die woorden die klinken in Davids psalm. Er zit dus een verhaal achter deze woorden. Ze halen pijn naar boven. De pijn van onze telkens terugkerende opstand tegen God.

 

God heeft redenen genoeg om de mens zijn zonden te vergelden. Kijk maar naar het volk Israël. Maar kijk ook eens naar jezelf. Ik denk aan die woorden uit het avondmaalsformulier: ‘Wij hebben geen volkomen geloof, wij dienen God niet met zoveel ijver als wij verplicht zijn en wij hebben dagelijks met de zwakheid van ons geloof en de kwade begeerten van ons vlees te strijden.’ Hoe vaak maken wij geen ‘gouden kalf’ van God als we Hem willen inzetten voor onze eigen zaakjes? Een discussie op vereniging waar mijn persoon in moet uitblinken. Of ik sleep God ergens bij om mijn zin door te drijven. Zo beschadig ik zijn naam, zo wals ik over zijn gevoelens heen.

 

Moeilijk is dat om dat te erkennen, om zo jezelf in je hart te kijken. En om je dan te verootmoedigen. Dat betekent dat je jezelf klein maakt. Klein voor God. Je zonden erkennen, dat stuit van binnen op weerstand. Want dat betekent afstand doen van jezelf. Je eigen eergevoel, je eigen waardigheid tot op de laatste druppel laten wegstromen. Echt heel moeilijk.

 

God heeft redenen genoeg om mij mijn zonde toe te rekenen, om mij te verpletteren onder zijn immense woede. God kan met recht zeggen: ‘Ik zet het je betaald! Hier kom je niet zomaar mee weg.’

 

Maar, God doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden

God neemt geen wraak, God zet het ons niet betaald. Nee: ‘Zo hoog de hemel is boven de aarde, zo machtig is zijn goedertierenheid over wie Hem vrezen.’

 

We hebben het gehad over de zonden van het volk Israël. We hebben nagedacht over onszelf. Maar, dat God de vergelding voor de zonde achterwege laat, geldt dat voor iedereen? Psalm 103 is hier heel duidelijk over, Gods goedertierenheid is voor wie Hem vrezen. Dat betekent: voor wie Hem erkennen als God, Hem eren en ontzag voor Hem hebben, Hem liefhebben. Dat is God ‘vrezen’. Gods goedertierenheid is voor wie Hem erkennen en liefhebben. Goedertierenheid, dat kun je vertalen met trouwe liefde. Gods trouwe liefde is voor wie Hem liefhebben en eren.

 

Het eerste gedeelte dat we gelezen hebben was Jesaja 57:14-21. Hier komen we dezelfde gedachten tegen als in Psalm 103: ‘Ik zal niet altoos twisten noch voor eeuwig toornig zijn.’ Dat geldt voor het volk van God. En het gedeelte eindigt dan met een opmerking over de goddelozen. ‘De goddelozen zijn als de zee, zo opgezweept, dat zij niet tot rust komen (...) de goddelozen, zegt God, hebben geen vrede.’

 

In Psalm 103:10-11 zegt God door de mond van David: ‘Wie Mij vreest vergeld Ik zijn ongerechtigheden en zonden niet.’ En in vers 17-18: ‘De goedertierenheid van de Here is van eeuwigheid tot eeuwigheid over wie Hem vrezen. En zijn gerechtigheid over hen die zijn verbond onderhouden, en aan zijn bevelen denken om die te doen.’ God-lozen, mensen zonder God, die God niet vrezen, die lopen zijn trouwe liefde mis. Tegen hen wordt niet gezegd dat God zijn vergelding voor hen achterwege laat. Zij kunnen en willen het ons niet nazeggen: ‘Zo hoog de hemel is boven de aarde, zo sterk, zo groots is zijn goedertierenheid over ons.’

 

Wie God vreest, Hem liefheeft en Hem wil erkennen als de enige ware God, die mag delen in Gods trouwe liefde. Dat is dat Hij de zonden niet toerekent. Dat betekent bevrijd leven. Bevrijd van het gewicht van de zonde. Net als een zware rugzak die je afdoet na een dag wandelen, dan loop je opeens lichter. Je ontspant je vermoeide schouders en je voelt nieuwe bewegingsvrijheid.

 

Ik hoop dat je God dankbaar bent voor zijn genade. Maar soms  kan het je ook beklemmen: leven van barmhartigheid, leven van de gunst van een ander. Dat maakt je kwetsbaar. Je moet je overgeven aan wat die ander voor je doet. Op je bergwandeling sjok je afgemat achter de persoon aan die jouw tas draagt. Dat voelt rot. Het liefst zou je zelf die rugzak dragen. Maar het lukt je gewoon niet. Leven van Gods genade is moeilijk, het liefst wil je zelf alles dragen. Maar met al die zonden lukt het gewoon niet.

 

Gelukkig geeft God ons ruimte. Tijd. Kijk maar: ‘Barmhartig en genadig is de HERE, lankmoedig...’ Lankmoedig betekent: langzaam tot toorn. God is niet opvliegend. Hij slaat er niet in blinde woede bij het minste of geringste op los. God is traag met zijn boosheid. God geeft ons de tijd om van genade te leren leven. Net als Mozes. Tegen Mozes zei God ook: ‘Ik ben lankmoedig.’ Van genade leven, leven van Gods gunst, dat is moeilijk. Maar God zelf wil het je leren.

 

God doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden. Wie Hem wil liefhebben, wie Hem wil eren als God, die mag in vrijheid leven. Bevrijd van Gods woede over de zonde. Verbazingwekkend!

 

Gods vergelding, daar ga je als mens aan onderdoor

Je hebt die bevrijding ook hard nodig. Als God zijn boosheid laat gaan dan word je verpletterd. Als God ons doet naar onze zonden, als Hij ze ons toerekent, dan zijn we weg.

 

God weet dat, gelukkig! David zegt in Psalm 103:14: ‘Want Hij weet, wat maaksel wij zijn, gedachtig, dat wij stof zijn.’ God doet de zonden bij ons weg, ‘zover het oosten is van het westen’ omdat Hij bedenkt dat wij stof zijn. Omdat Hij bedenkt dat wij breekbaar zijn. Net zo breekbaar als een bloempje dat knakt als de wind opsteekt. In Jesaja 57:16 zegt God het zo: ‘Want Ik zal niet altoos twisten noch voor eeuwig toornig zijn, anders zou de geest voor mijn aangezicht bezwijken, terwijl Ik toch zelf de levensadem heb gegeven.’ De mens die God zelf geschapen heeft en aan wie Hij zelf leven geeft, bezwijkt als God zijn woede geen halt toe roept. In Psalm 78:39 wordt het zo uitgedrukt: ‘Hij (God) gedacht dat zij, het volk Israël, vlees waren, een ademtocht die vervliegt en niet weerkeert.’

 

De diepere reden die hier voor God achter ligt is dat Hij geëerd en geprezen wil worden. Hij wil dat mensen zijn naam groot maken, Hem loven om zijn daden: ‘Loof de HERE mijn ziel, en al wat in mij is zijn heilige naam, loof de HERE mijn ziel, en vergeet niet één van zijn weldaden!’ God wil geëerd en geprezen worden door mensen om wat Hij aan hen doet. Daarom laat Hij zijn woede niet gaan. Daarom laat Hij mensen leven. Daarom doet Hij ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden. Kijk ook maar naar vers 3-4: ‘…die al uw ongerechtigheden vergeeft, die al uw ziekte geneest, die uw leven verlost van het graf.’ Moet je je eens indenken, jongens en meisjes, dat je broertje niet kwaad wordt als jij zijn afstandsbestuurbare auto gesloopt hebt. Dan val je toch om van verbazing? Je bewondering voor hem neemt enorm toe. God wil ook op die manier bewonderd worden.

 

Gods vergelding, daar ga je als mens aan onderdoor. Als God zijn boosheid laat gaan dan wordt je verpletterd. Dan ben je weg.

 

Christus kon de toorn van God wel dragen

Een mens is niet bestand tegen Gods woede. Maar toen God zijn woede losliet op Jezus Christus ging Hij er niet aan onderdoor. Hij kon het aan, met Gods kracht.

 

Mozes wist het al: ‘God is barmhartig en genadig, lankmoedig en rijk aan goedertierenheid.’ David weet dat ook. En wij mogen het weten. God openbaart zich meer en meer in de loop van de tijd. En het brandpunt in de tijd is dan dat God zich openbaart in zijn Zoon, Jezus Christus. Mens en God. God vergeldt ons onze zonden niet. Hij rekent ze ons niet toe. Hij rekent ze Christus toe. Het avondmaalsformulier zegt dat dit zo volledig gebeurt dat het lijkt ‘alsof ik in eigen persoon voor al mijn zonden betaald had’ en ‘alsof ik in eigen persoon alle gerechtigheid volbracht had.’ Het formulier vraagt mij mezelf te onderzoeken of ik dit geloof. Wil ik leven uit die genade? Wil ik leven van de gunst van een ander? Wil ik leven van de gunst van God?

 

Nu zien we ook hoe het kan dat God zegt: ‘Ik doe jullie niet naar je zonden, en Ik vergeldt jullie niet naar je ongerechtigheden.’ Immers: Christus droeg de toorn van God. God richtte zijn woede op Christus. Als mens ging Hij er aan onderdoor. Maar Hij kon Gods toorn uiteindelijk tot het eind toe dragen omdat Hijzelf God is. Zo droeg Hij het voor ons. Het avondmaalsformulier zegt: ‘Hij heeft de toorn van God, waaronder wij eeuwig hadden moeten wegzinken, voor ons gedragen van het begin tot het einde van zijn leven op aarde.’

 

David kende de Christus nog niet. Toch is het niet zo dat hij aan goedkope genade dacht. David denkt niet: God vergeldt de zonden niet omdat Hij het door de vingers ziet. Alsof God zich niet aan zijn woord houdt. Alsof Gods boosheid wel slijt door de tijd heen. Kijk nog maar eens naar vers 17-18: ‘De goedertierenheid van de HERE is van eeuwigheid tot eeuwigheid over wie Hem vrezen, en zijn gerechtigheid over kindskinderen, over hen die zijn verbond onderhouden, en aan zijn bevelen denken om die te doen.’ Zie je dat het parallel loopt: goedertierenheid en gerechtigheid.

 

Vers 17 laat zien dat Gods goedertierenheid en zijn gerechtigheid niet tegenover elkaar staan. Zijn trouwe liefde en zijn gevoel voor recht gaan juist samen op. Namelijk in de persoon van Christus. God stuurde zijn Zoon naar de aarde. Dat is zijn liefde, zijn trouw. En met zijn leven en dood betaalde de Zoon van God de prijs die nodig was om ons los te kopen. Zo voldeed Christus aan Gods recht. David zag het al, goedertierenheid en gerechtigheid gaan samen op.

 

Christus kon de toorn van God wel dragen want Hij is God. Toen God zijn woede losliet op Jezus Christus ging Hij er niet aan onderdoor.

 

Loof God om dit wonder van goedertierenheid

Waar het volgens David allemaal op uit moet lopen dat is één grote lofprijzing aan God. Loof God om zijn barmhartigheid. Loof Hem om zijn genade. Loof Hem om zijn lankmoedigheid. Niet alleen hijzelf wil God loven (vers 1-5), ook Gods engelen moeten hun Heer loven (vers 20-21), uiteindelijk moet heel de schepping God loven, ‘al zijn werken’ (vers 22). Met woorden en met daden.

 

Laten wij daar ook uitkomen. God heeft redenen genoeg om de mens zijn zonden te vergelden. Maar God ‘doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden.’ Immers, Gods vergelding, daar ga je als mens aan onderdoor. Maar Christus kon Gods toorn wel dragen.

 

Dat is goedertierenheid om stil van te worden. Dat simpele zinnetje: ‘Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden’ dat is er een om uit te printen en op je slaapkamerdeur te hangen. Om elke dag zo te beginnen. Veel mensen laten als ze wakker worden de dag vast aan zich voorbijgaan. Dit of dat moet ik doen, die en die komt op bezoek, vanavond mijn favoriete programma op TV. Voeg daar eens dat zinnetje aan toe: ‘Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden.’ Dat kleurt je dag. Een dag die niet meer stuk kan. Een dag die gekleurd mag worden door de lof voor dit wonder van genade.

 

Natuurlijk kost dat energie, om God te vrezen en te dienen. David wekt zichzelf ertoe op. Wij moeten onszelf er ook vaak toe opwekken. Uit onszelf vinden we het vaak lastig om vol te houden: elke dag God dienen en loven? Heel herkenbaar, denk ik. Het zit niet in onze aard om op God gericht te zijn. Niet meer. Daarom deze Psalm die oproept tot het loven van God. Het derde punt van de zelfbeproeving uit het avondmaalsformulier vraagt naar je gezindheid: wil je uit dankbaarheid leven? Wil je God dienen en wil je oprecht voor Hem leven?

 

Loof God om het wonder van zijn goedertierenheid. Met die woorden van Psalm 103: ‘Barmhartig en genadig is de HERE, lankmoedig en rijk aan goedertierenheid.’ Amen.