Gods doel met de wet is volmaaktheid

13 mei 2001

De heilige Geest bewerkt onze volmaaktheid. Dit loopt via onze pijn en mislukking, en door de volmaaktheid van Christus, naar onze volmaaktheid na dit leven.

Lezen: Romeinen 7:7-8:4

Tekst: Zondag 44

In deze middagdienst zal het gaan over het doel van Gods wet. Wat wil God met de wet? Waarom worden de 10 geboden zondag aan zondag in de kerk voorgelezen? Het is soms moeilijk om je aandacht erbij te houden, zo gemakkelijk dwalen je gedachten af. Moeten we de wet echt altijd blijven voorlezen tot het einde der tijden?

 

Vragen naar het doel van iets is goed. Als mensen zitten we zo in elkaar dat we graag willen weten waarom we iets moeten doen. Wie een bepaalde opdracht of taak krijgt, wil graag weten wat het grotere geheel is waarin zijn of haar taak een plaats heeft. We willen niet zomaar in het wilde weg ergens aan beginnen of blind een opdracht uitvoeren, daarvoor zijn we teveel denkende wezens. Juist het feit dat je weet wat het doel is van datgene wat je moet doen kan ervoor zorgen dat je gemotiveerd raakt. Zo is het ook met Gods wet, wie inziet wat God met zijn wet wil bereiken in zijn leven zal meer gemotiveerd raken om te gaan doen wat God zegt. En wie begrijpt waarom het goed is dat de wet iedere zondag wordt voorgelezen, hij of zij zal ook minder moeite hoeven te doen om elke zondag weer zijn aandacht er bij te houden.

 

Zondag 44 laat heel mooi zien wat Gods doel met de wet is, namelijk volmaaktheid. God wil dat wij mensen, stuk voor stuk, tot ons recht komen. Dat we zo mens zijn zoals Hij het bedoeld heeft. Dat gaat over onze relatie tot God en over onze relaties onderling. God wil met zijn wet bereiken dat we leven in vrede met Hem en met elkaar. Hij wil zelfs dat we in liefde leven met Hem en elkaar. Dat betekent betrokken zijn, elkaar kennen, met elkaar omgaan en de ander zien staan.

 

Maar die volmaaktheid is vaak ver te zoeken. We zijn mensen met gebreken, we lopen telkens weer tegen onze onmogelijkheden aan. Is Gods doel met zijn wet nu dat we perfectionisten worden, mensen die er met een zichzelf verterende inspanning keihard tegenaan gaan om toch vooral het maximaal mogelijke te bereiken? Of wil God ons juist op onze plek zetten en al ons enthousiasme neerslaan? Het is geen van beide, Gods doel met zijn wet is onze volmaaktheid. Maar dat loopt via onze mislukking, en door de volmaaktheid van Christus, naar onze volmaaktheid na dit leven. Volmaaktheid door de heilige Geest bewerkt. Gods doel met zijn wet is ons er toe brengen dat we roepen en smeken om verlossing.

 

Het tiende gebod is zout in de wond

Soms kun je als christen aardig tevreden zijn met je leven. Het leven is goed. Het leven bij God is goed. Natuurlijk heb je fouten en gebreken. Natuurlijk heb je zonde, wie niet? Soms lijkt het erop dat we als christenen hebben geleerd er mee te leven. We doen zonde maar we vragen om vergeving. We doen opnieuw zonde en we vragen opnieuw om vergeving. Zijn we gewend geraakt aan een leven met onvolkomenheden? Is het een poging de zaak beheersbaar te houden? Wie iedere keer helemaal van slag is door wat hij of zij God aandoet door te zondigen kan toch niet leven?

 

Zo kun je als christen de wetslezing op zondag aanhoren. Zonder verdrietig te worden, zonder te schrikken en bang te worden. Misschien droom je tijdens de wetslezing weg naar fijne en leuke dingen. Want je kent de woorden en je bent gewend geraakt aan je eigen onvolkomenheden. Je weet het ondertussen wel: ik ben zondig, veel geboden houd ik niet, kan ik niet houden. Gelukkig is er vergeving.

 

Je kunt ook nog denken: ik doe het toch wel aardig? Ik vloek niet, of weinig (derde gebod). Ik ga naar de kerk (vierde gebod). Ik sla niemand dood (zesde gebod). Zo kun je nog wel even doorgaan. Maar dan kom je bij het tiende gebod en dat gebod verdiept de hele wet met één slag tot een zaak van het hart, een zaak van liefde. Bij de eerste negen geboden kun je nog doen alsof. De eerste negen geboden kun je houden als uiterlijk gedrag, een mooie gevel. Maar God ziet al onze gedachten. In het tiende gebod vraagt God naar wat er achter die gevel zit. Hoe houd je die eerste negen geboden, uit liefde voor God of omdat het moet? Ben je gericht op God en je naaste of voeren egoïstische verlangens de boventoon? Het tiende gebod dwingt je achter de gevel van je eigen leven te kijken, hoe ziet het huis zelf er uit? Als het onderhoud daar niet goed is zal uiteindelijk ook die mooie gevel scheuren gaan vertonen, afbrokkelen en misschien wel instorten. Een mooie gevel heeft een sterke binnenkant nodig.

 

Het tiende gebod is zout in de wond, het steekt en doet pijn. Want bij ieder van ons zitten er heel wat gebreken achter die mooie gevel. Het tiende gebod trekt de pleisters weg die wij zo gauw over onze onvolkomenheden heen plakken. Misschien gebruiken we soms zelfs pijnstillers om de pijn in onszelf te verdoven. Zo’n pijnstiller kan zijn dat je heel hard werkt, confronterende gesprekken vermijdt of jezelf verdooft door avonden lang heen en weer te zappen tussen oppervlakkige tv-programma’s.

 

De woorden van v/a 113 willen je wakker schudden en een spiegel voorhouden: ‘Wat eist God in het tiende gebod?’ Antwoord: ‘Dat zelfs de geringste neiging of gedachte die tegen enig gebod van God ingaat, in ons hart nooit meer mag komen, maar dat wij altijd met heel ons hart alle zonden haten en liefde tot alle gerechtigheid hebben.’ Dit doet zeer. Dit is als alcohol dat prikt in een open wond. Want dit lukt me nooit. Hiervoor is bovenmenselijke inspanning nodig.

 

Ik ellendig mens!

Ik had het bij het begin van de preek over perfectionisme, dat je er keihard tegenaan gaat om het maximaal mogelijke te bereiken. Misschien ken je christenen die zo bezig zijn. Vaak actieve mensen. Je neemt je petje voor hen af, wat zij allemaal doen en zo serieus als zij ermee bezig zijn. Daar kun je jaloers op worden. Maar als je met hen praat kun je stuiten op dat perfectionisme. Evangelische opgewondenheid. Het zelf voor elkaar willen krijgen. God lijkt met zijn geboden zo’n levenshouding te stimuleren. God zegt toch zelf: wees heilig, want Ik ben heilig?

 

Maar v/a 114 wil dat perfectionisme doorbreken: ‘Kunnen zij die tot God bekeerd zijn, deze geboden volbrengen?’ Nee, dat kunnen zij niet. Je hebt bij voorbaat al verloren. ‘Zelfs de allerheiligsten hebben in dit leven niet meer dan een klein begin van deze gehoorzaamheid.’  Moet je nagaan, de allerheiligsten. Heilig, heiliger, heiligst, allerheiligst, dat is de vierde trap in heiligheid. Met perfectionisme loop je eens tegen de bikkelharde muur van het onmogelijke. Dat is ook logisch want God vraagt het hart. Het tiende gebod kijkt achter perfecte geveltjes. Een perfectionistische houding is al gauw meer op jezelf gericht dan op God.

 

Op zo’n manier met Gods geboden omgaan is ook niet in overeenstemming met wat de Bijbel zegt. Lees maar wat Paulus daarover schrijft. Paulus is reëel, hij bekijkt zijn leven in alle openheid en eerlijkheid. En dan trekt hij deze conclusie: als ik het goede wens te doen is het kwade bij mij aanwezig, als ik het goede wil doen doe ik het kwade. Dit gaat niet over de situatie van voor zijn bekering. Het gaat over Paulus,  apostel van Jezus Christus. In Romeinen 7 gebruikt Paulus vanaf vers 15 heel bewust de tegenwoordige tijd. Zo is de huidige situatie, met die zonde en strijd. Zo is het aan één stuk door. Hij wil het goede doen, maar hij doet het kwade.

 

Waar zou Paulus aan gedacht hebben toen hij dit opschreef? Opvliegendheid in zijn omgang met andere apostelen? Ongeduld ten opzichte van trage gelovigen? Een bezoekje bij een gemeentelid alleen maar uit nieuwsgierigheid? Of een ander gemeentelid maar niet bezoeken want die legt altijd zo’n claim op mijn leven? Of zou het hard werken zijn geweest en te weinig tijd voor God?

 

Je weet hoe het moet: ‘In de inwendige mens verlustig ik mij in de wet van God.’ Paulus bedoelt dat hij weet wat God wil. Je kent Gods geboden. Je wilt die geboden ook houden, je wilt gehoor geven aan wat God zegt. Maar het lukt gewoon niet: ‘in mijn lichaam voert een andere wet strijd tegen mijn verstand,’ zegt Paulus. Dat is de dramatisch breuk tussen willen en doen. Je bent krijgsgevangene van de zonde. De zonde heeft je in zijn greep en je voelt dat de zonde je de dood injaagt, vroeger of later.

 

Met het maximaal mogelijke van de perfectionist ben je gauw klaar. Evangelisch optimisme is niet op zijn plaats. Wat je als mens uit jezelf kunt is maar een schijntje. En je hebt er niets aan want door één of een paar geboden een beetje te houden, heb je de wet nog niet gehouden. Dan ben je nog niet perfect, laat staan volmaakt. De wet drijft je tot wanhoop. ‘Kunnen zij die tot God bekeerd zijn deze geboden volbrengen?’ Nee. Wat ben ik een ellendig mens. Er was er maar één die volmaakt was, Jezus Christus.

 

Waarom dan nog de wet?

Zondag 44 zit heel mooi in elkaar. De uitleg van het tiende gebod in v/a 113 verdiept de hele wet met één slag tot een zaak van het hart: hoe houd je die eerste negen geboden? En vanuit die radicaliteit van v/a 113 komt dan heel logisch vraag 114 op: wie kan dit ooit opbrengen? Zouden bekeerden dat kunnen, mensen die bewust met God willen leven? Het antwoord is ontkennend. En dan volgt op dat antwoord weer heel logisch vraag 115: maar waarom dan toch die wet, wat wil God van ons?

 

Kinderen kunnen soms met hun ouders een spelletje spelen waarbij ze telkens opnieuw ‘waarom?’ vragen. Na elk antwoord klinkt een nieuw waarom. Waarom is dat zo? En waarom is dat dan zo? Op diezelfde manier geeft Zondag 44 aanleiding om door te vragen. Na het eerste waarom van vraag 115 kun je verder gaan. ‘Waarom houdt God ons de tien geboden zo scherp voor als toch niemand ze in dit leven kan volbrengen?’ Antwoord: ‘Omdat God wil dat wij onze zondige aard steeds beter leren kennen.’ God wil dat wij steeds meer leren inzien dat we uit onszelf tot niets goeds in staat zijn. Maar waarom wil God dat? Omdat wij daardoor, zegt de Catechismus, ‘gaan verlangen naar (nog meer dan we al deden) de vergeving van de zonden.’ En omdat we daardoor ‘onze gerechtigheid bij Christus gaan zoeken.’ Maar waarom is dat zo belangrijk en wil God dat we dat gaan doen? Omdat we dan, zegt antwoord 115 tweede helft, ‘ons gaan inspannen, en God gaan bidden, om steeds meer naar zijn beeld vernieuwd te worden.’ En waarom wil God dat dan? Omdat Hij wil ‘dat wij na dit leven de volmaaktheid bereiken.’ Dat is het grote doel van alles, dat is Gods doel met de wet.

 

Samengevat, Gods doel met zijn wet is onze volmaaktheid. Maar dat loopt via onze pijn en mislukking, en door de volmaaktheid van Christus, naar onze volmaaktheid na dit leven. Volmaaktheid door de heilige Geest bewerkt. Gods doel met zijn wet is ons er toe brengen dat we Hem smeken om redding.

 

De wet zelf is het probleem niet. Paulus noemt de wet in Romeinen 7:12 heilig. En het bestaan van geboden is ‘heilig, rechtvaardig en goed’. Het probleem is de mens die onderworpen is aan de zonde, die zichzelf verkocht heeft aan de duivel. De zonde drijft je de dood in, niet de wet. De wet drijft je juist in de armen van Christus. Je kunt drie functies van de wet naast elkaar zetten, drie functies die ook weer alles met elkaar te maken hebben. De wet is allereerst een spiegel die je ontdekt aan jezelf, die je met je eigen mislukking confronteert en je naar Christus drijft. De tweede functie van de wet is de wet als grendel, je wordt tegen jezelf en je zondige innerlijk beschermd, de wet wil je bij de dood weghouden. De derde functie is die van de wet als maatstaf, de wet is norm en je leven krijgt er richting door: gerichtheid op God en op zijn verlossingswerk. Die gerichtheid op God mag je hele praktische leven van elke dag invulling geven.

 

Waarom laat God zijn wet zo scherp preken als toch niemand die in dit leven kan volbrengen? Omdat die wet ons op een weg zet die leidt tot een leven -na dit leven- waarin we wel Gods wet kunnen volbrengen: God liefhebben met heel ons hart, heel ons verstand en met al onze krachten. En dan zullen we onze naaste ook echt liefhebben als onszelf.

 

Voor wie in Christus Jezus is, is er geen veroordeling meer

Paulus kende vanuit zijn eigen ervaring de kracht van de zonde. Wij kennen die kracht ook uit onze eigen ervaring. Voor wie zegt de kracht van de zonde niet te kennen in zijn of haar leven, zou het goed zijn om nog eens in de spiegel van Gods wet te kijken. Want ieder die de diepte van zijn mislukking goed in beeld heeft, kan die uitroep van Paulus zo goed begrijpen: ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit dit ten dode opgeschreven bestaan? Goddank, Hijzelf redt mij uit dit hopeloos bestaan, door Jezus Christus, onze Heer.

 

Paulus zegt in Romeinen 8:1: ‘Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn.’ In Christus zijn, heeft te maken met bekering. Opvallend genoeg (of heel logisch) zijn we dan in de Catechismus terug bij het startpunt van de behandeling van de wet in Zondag 32-33. Daar gaat het over bekering tot God en Christus. Dat betekent, verdriet hebben over je zonden en je daar ook van afkeren. ‘De zonde haten en ontvluchten,’ zegt v/a 89. Vervolgens houdt bekering ook in ‘hartelijke vreugde hebben in God, door Christus, en lust en liefde hebben om naar de wil van God in alle goede werken te leven.’ Wie zo wil leven is gericht op God en Christus. Dan ben je ‘in Christus’. Doop en Avondmaal zijn tekenen van die band.

 

‘Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn.’ Dit kan omdat Christus de bovenmenselijke kracht opbracht om Gods wet wel te houden, zijn leven lang. Christus Jezus heeft de eis van de wet vervuld. Als mens. Zo is de zonde buitenspel gezet. De zonde is veroordeeld zegt Paulus in Romeinen 8:3. ‘Wees heilig, want Ik ben heilig,’ dat is geen aansporing tot perfectionisme maar het wijst ons juist op Christus. Wij mogen heilig zijn in Christus. Wie bij Christus hoort deelt in zijn heiligheid. De eis van de wet wordt vervuld in ons (zegt Paulus in Romeinen 8:4), die in de Geest van Jezus leven. Dat betekent dat je je leven laat leiden door de heilige Geest. Christus is de vervulling van de wet, het einde van de wet (Romeinen 10:4). Dat betekent niet dat de wet daarmee over en uit is, Christus is juist het sluitstuk van de wet, in Hem is de wet pas af. In Christus bereikt de wet zijn doel. Gods doel met zijn wet is om je in Christus armen drijven. Voor wie in Christus Jezus is, is er geen veroordeling meer. Je bent zondaar en rechtvaardige tegelijk.

 

Voer de geloofsstrijd met uitzicht

God heeft met zijn wet onze volmaaktheid op het oog. Via onze mislukking, en door de volmaaktheid van Christus, naar onze volmaaktheid na dit leven. De heilige Geest wil ons  helpen om daar naar toe te groeien. Dat betekent dat je steeds meer je eigen zwakte leert kennen en steeds meer inziet hoe nodig je Christus hebt. Daarna komt pas die derde stap, dat je uit dankbaarheid voor wat Christus voor je gedaan heeft naar Gods geboden wil gaan leven. Dat is het verschil tussen mensen die zonder Christus leven en hen die in Hem geloven. Beiden hebben hun zwakheden, hun opvliegendheid en ongeduld. Beiden hebben hun verkeerde gedachten en egoïstische verlangens. Christenen zijn niet ineens zondeloos en volmaakt, om dat te bereiken is nog een lange weg te gaan. Om dat te bereiken heeft God nog een lange weg met ons te gaan. Maar wie in Christus is wil naar Gods geboden gaan leven. Hij of zij wordt niet gemakzuchtig door Gods overvloedige vergeving, je wilt juist naar Gods geboden gaan leven. Nu al, in dit leven met zijn aanvechting en moeiten. Je wilt het en je blijft het met de kracht van de Geest iedere keer weer proberen.

 

Droom niet weg wanneer in de eredienst Gods wet wordt voorgelezen. Want geloven kost strijd, maar het is een strijd met uitzicht. Als je al wegdroomt, droom dan van jouw toekomst in het paradijs van God. Amen.