Gods liefde heeft de vorm van een belofte

17 mei 2009

Christenen in Galatië afkomstig uit het heidendom denken dat hun relatie met God zekerder is wanneer ze zich laten inlijven bij het joodse volk. Maar God vraagt vertrouwen: zekerheid krijg je alleen door geloof in Gods beloften.

Lezen: Galaten 2:15-3:18

Tekst: Galaten 3:16

In de preek van vanmorgen gaat het over beloften. Nu kun je met beloften allerlei ervaringen hebben, positieve maar ook negatieve. Wie van ons heeft er nou nooit te maken gehad met een belofte die gebroken werd? Dat kan over iets kleins gaan maar ook over hele grote dingen. Naast ervaringen met beloften die gebroken werden heb je hopelijk ook de ervaring dat mensen zich aan hun woord hielden. Ze deden wat ze zeiden. Ze losten hun belofte in. Maar omdat beide ervaringen bestaan is onze verwachting van beloften vaak: eerst zien, dan geloven. Maar eigenlijk wordt elke belofte daardoor van zijn kracht beroofd.

 

Als kind krijg je hier al mee te maken. Stel: een klasgenootje is jarig en geeft een feestje. Dat klasgenootje belooft jou dat je op het feest mag komen. Maar als het zo ver is mag je opeens niet meer komen. Dan ben je erg teleurgesteld. En je zegt: ‘Beloofd is beloofd!’ Want je wilt naar het feest. Je probeert die ander aan zijn woord te houden. En ondertussen denk je: ‘Als hij mij weer eens wat belooft dan geloof ik het niet.’ Want zo’n teleurstelling wil je niet weer meemaken.

 

Grote mensen zijn daarom soms ook bang om iets te beloven. Misschien gebeurt dat wel eens bij jullie thuis. Je vraagt iets, bijvoorbeeld: ‘Mag ik vanavond naar dat leuke televisieprogramma kijken?’ Maar je moeder zegt: ‘Ik beloof niets’. Want ze wil er niet aan vast zitten. Misschien zijn er andere dingen die moeten gebeuren of komt er iets tussen door. En dan wil ze niet vast zitten aan iets dat ze beloofd heeft. Wel jammer voor jou natuurlijk, want nu weet je nog niet zeker of je televisie mag kijken. Maar je begrijpt ook wel dat je moeder liever niet een belofte wil terugdraaien. Want dat zou er voor zorgen dat je haar steeds minder gaat vertrouwen.

 

Maar hoe is dat met God? Wie van ons heeft er wel eens te maken gehad met een belofte van God die gebroken werd? Dus dat God een belofte deed maar die niet nakwam? Ik ben ervan overtuigt dat dit niet bestaat. Omdat ik geloof dat God alles wat Hij zegt ook doet. Alles wat Hij belooft komt Hij na. Daarin is Hij dus anders dan mensen. Nu kunnen mensen wanneer ze elkaar niet vertrouwen een contract sluiten. Je gaat naar de notaris en je maakt afspraken en laat die vastleggen. En je zet je handtekening eronder. Maar dan heb je dus geen beloften meer nodig, je hebt gewoon keiharde afspraken. En dat de andere partij die nakomt kun je afdwingen, desnoods voor de rechter. Zo gebeurt dat ook heel veel in onze samenleving. Dat de onderlinge relatie daar meestal aan kapot gaat nemen we op de koop toe.

 

Maar God is dus anders. Wij vinden beloften alleen te weinig zekerheid bieden. Maar God werkt bij uitstek met beloften! Dat is dé manier waarop Hij met mensen omgaat: belovend. Niet in de vorm van afspraken of contracten. Het thema van de preek is dit:

Gods liefde heeft de vorm van een belofte

 

Waarom is dat nou zo? Waarom sluit God geen contracten met de mens, met ons, maar doet Hij beloften? En natuurlijk kun je zeggen: ‘Bij God maakt dat eigenlijk ook helemaal geen verschil. Want Hij houdt zich altijd aan zijn woord. Van Gods kant vallen belofte en contract samen’. Dat is wel zo, maar hoe is dat van onze kant? Wij zijn immers mensen die te maken hebben met beloften die verbroken worden. Voor ons maakt het dus wel verschil of God iets belooft of dat wij daar meer garanties bij zouden krijgen. Je moet het nu maar geloven. Daarmee steekt God eigenlijk ook heel hoog in. Stel je eens voor dat mensen dat onderling zo zouden doen. Iemand zegt: ‘Ik zet nooit ergens mijn handtekening onder, je moet mij maar geloven op mijn woord.’ Op een bepaalde manier gaan we in de kerk zo met elkaar om. Wanneer ouders hun ja-woord bij de doop geven, of wanneer een bruidspaar zijn ja-woord geeft, is hun woord voldoende. Dan hoeven ze geen handtekening te zetten. Ook hoeven ze niet te zweren dat ze het echt zullen doen. Wij geloven hen op hun woord. Omdat we met elkaar in de gemeente weten dat God al onze beloften hoort en ons daaraan zal houden. Maar in de samenleving werkt dit niet en zeggen wij ook niet: ‘Je moet mij maar geloven op mijn woord, ik zet geen handtekening.’ Dat kunnen we als mensen niet van elkaar vragen. Zo betrouwbaar zijn wij helaas niet.

 

Maar God vraagt dat dus wel van ons. Hij zegt: ‘Je vertrouwt Mij maar op mijn woord. Ik zet geen handtekeningen, Ik doe alleen beloften.’ God zet daarmee hoog in. Waarom? Waarom geeft God zijn liefde alleen in de vorm van een belofte? Ja, omdat God vast houdt aan zijn doel met de mens zoals Hij dat in het paradijs al had! Dat doel van God was en is: vertrouwelijk met de mens omgaan. Dat klinkt ook door in zoveel Psalmen. Denk aan Ps 25:7: ‘Gods vertrouwlijk’ omgang vinden / zielen waar zijn vrees in woont, / daar de HEER aan zijn beminden / zijn verbondsgeheimen toont.’ In de bijbel wordt het beeld gebruikt van ‘wandelen met God’. Voor Adam en Eva in het paradijs was dat heel letterlijk. Maar je komt het ook later tegen bij bijvoorbeeld Abraham. Zij mochten met God praten zoals je tijdens een wandeling met je beste vriend praat. Heel vertrouwd. Open naar elkaar. Je deelt je geheimen. Je vertelt wat je echt bezig houdt. En dat doe je op basis van liefde voor elkaar. Op die manier wilde God vertrouwelijk met de mens omgaan. Zo ging het ook eerst in het paradijs. En God houdt aan dat doel vast ook nadat de zonde kwam.

 

En om die vertrouwelijke omgang met de mens terug te krijgen is er maar één weg voor God, en dat is die van beloften doen. Want een contract, harde afspraken maken die je bij elkaar afdwingt, dat maakt relaties alleen maar kapot! Daar verdwijnt de liefde. Je ziet dat ook wanneer er spanningen zijn in een huwelijk. De enige kans op herstel is liefde geven. Het de ander houden aan gedane beloften of na te komen verplichtingen brengt nooit het herstel dat je zoekt. Dat betekent niet dat je onder je belofte en je verplichtingen uitkunt, maar in een situatie van spanning in de relatie roept het ‘elkaar daaraan houden’ niet de liefde op die je zoekt. En juist daarom heeft Gods liefde de vorm van een belofte. Daarmee stuurt Hij aan op herstel van de relatie met de mens. Want wanneer God beloften geeft dan kun je daar als mens op reageren door te zeggen: ‘Ik geloof God. Ik vertrouw Hem.’ En dan is God waar Hij met ons wezen wil: dat we weer in vertrouwen met Hem omgaan. Het alternatief -dat God met een soort afspraak naar ons toekwam, die wij bij Hem konden afdwingen- zou nooit als resultaat hebben dat er weer een liefdevolle relatie tussen God en ons ontstond. Ik vind dat zo mooi, hoe God in al zijn handelen zo op de relatie met ons aanstuurt. Dat God zo vasthoudt aan zijn paradijsdoel.

 

Het is ook best belangrijk dat je begrijpt dat God daarom alleen met beloften op ons afkomt. Dat Hij het belangrijkste dat Hij ons wil geven, zijn liefde, in de vorm van een belofte geeft. Wie dat niet begrijpt kan gemakkelijk gefrustreerd raken in de relatie met God. Waarom geeft God niet meer zekerheid? Waarom vraagt God nou toch altijd geloof van mij? God heeft daar dus een hele diepe reden voor. Onze God is een belovende God omdat Hij wil dat de mens in een vertrouwelijke relatie met Hem leeft.

 

Wij moeten dus ook niet meer van God willen hebben dan zijn belofte. Dan zitten we immers zelf de realisatie van dat mooie doel van God in de weg. Hier kom ik bij de tekst en het gelezen gedeelte uit Paulus’ brief aan de Galaten. In de eerste preek in deze serie heb ik geschetst wat er aan de hand was in de gemeenten van de Galliërs in Turkije. Namelijk dat er joodse christenen waren die wilden dat de Galaten zich zouden laten besnijden. En dat ze koosjer gingen eten enzo. Zodat zij -joodse christenen- geen last meer zouden hebben van hun nationalistische volksgenoten die de omgang met heidenen verboden. Galaten 6:12 was daarbij een sleuteltekst: ‘Degenen die er zo op aandringen dat u zich laat besnijden, willen alleen een goede indruk maken en voorkomen dat ze worden vervolgd omwille van het kruis van Christus.’

 

Maar op de Galaten heeft deze dwaalleer meer invloed. De overweging om zich te laten besnijden en daardoor bij het joodse volk gaan horen, is enerzijds dat het daardoor gemakkelijker wordt voor hun joodse broeders en zusters. Paulus wijst dit af als een mensgericht evangelie. Maar een tweede overweging van de Galaten is dat er zekerheid in lijkt te liggen. Dat zoeken ze, heel herkenbaar. De christenen in Galatië, die afkomstig zijn uit het heidendom, denken dat hun relatie met God zekerder is wanneer ze jood worden. Wanneer ze zich laten inlijven bij het joodse volk. En dus zich laten besnijden, koosjer gaan eten, de sabbat houden, de joodse feestdagen, alles.

 

Maar God vraagt vertrouwen. Zekerheid krijg je alleen door geloof in Gods beloften, hoe tegenstrijdig dat ook klinkt. Het is de paradox van het evangelie. Zekerheid krijg je alleen door geloof in Gods beloften. Andere zekerheden dan zijn gegeven woord biedt God niet. Want Hij wil zo graag die vertrouwde relatie met ons. En die is alleen op deze manier te bereiken. Volgens mij is wat de Galaten doen zo herkenbaar: dat wij onze zekerheid over Gods liefde zo vaak proberen te krijgen buiten het geloof om. Maar het zijn stuk voor stuk valkuilen. Ten eerste bieden ze geen zekerheid, ten tweede geven ze niet de bouwstenen voor de vertrouwde relatie met God. Ik noem ‘het gevoel’ als zogenaamde bron van zekerheid. Kun je echt pas zeker zijn van God als je voelt dat Hij er is en dat Hij in je werkt? En kun je echt pas zeker zijn van je geloof wanneer je het door je lijf voelt branden? Je gevoel als bron van zekerheid is niet alleen een domme keus maar je negeert er ook Gods beloften mee. Daarin wil Hij zekerheid geven. Dat voorkomt ook heel veel rusteloos zoeken. Ik noem ook ‘de doop’ als bron van zekerheid. Alsof gedoopt zijn zekerheid geeft van behoud. Ook dat kom ik tegen. Met als gevolg dat de relatie met de Here op een laag pitje kan staan: ‘Het komt wel goed’. Ook hier zie je dat vermeende zekerheid Gods paradijsdoel in de weg zit: namelijk dat God en mens in een hechte relatie van liefde en vertrouwen leven. Ook bij de doop gaat het om geloof in Gods beloften. Alleen daarin is zekerheid te vinden. Dat je zegt: ‘Ik geloof God op zijn woord.’

 

Hoe maakt Paulus dit nou duidelijk aan de Galaten? Wat Paulus doet in hoofdstuk 3 en in een deel van hoofdstuk 4 is laten zien dat de belofte ouder is dan de wet. En hij laat zien dat de wet (dus alle bepalingen over offers, reinheid, feestdagen en dergelijke) bedoeld was om het joodse volk te bewaren totdat de belofte vervuld kon worden. Al die bepalingen waren geen doel in zichzelf, ze waren een middel om een bepaalde periode te kunnen overleven, te kunnen overbruggen. Dat is de periode die begint bij de berg Horeb en die eindigt bij Jezus. Want -Galaten 3:16- God deed zijn beloften aan Abraham én aan zijn nakomeling. En die nakomeling, zegt Paulus, is Christus! Paulus leest een tekst als Genesis 13:15 dus zo dat het slaat op Christus. Met een duur woord: hij leest christologisch. In Genesis 13:15 staat dat God tegen Abraham zegt: ‘Al het land dat je ziet geef ik aan jou en je nakomelingen, voor altijd.’ Het lijkt raar om dat op Christus te laten slaan, want er staat toch duidelijk een meervoud. Maar in de oude vertaling stond niet ‘nakomelingen’, maar ‘nageslacht’. En daarbij kun je aan duizenden mensen denken maar je kunt er ook één persoon mee bedoelen. En wat Paulus nu doet is dit. Hij zegt: let op, er staat ‘nageslacht’ in het enkelvoud. Dat slaat op Christus. God gaf zijn beloften aan Abraham en zijn nakomeling: Christus.

 

De vrijmoedigheid voor deze christologische manier van lezen haalt Paulus uit de geschiedenis van het volk Israël. Want wat waren de beloften die God aan Abraham en zijn nageslacht deed? Je leest het in Genesis. Gods beloften waren: 1) je zult tot een groot volk worden, 2) je nageslacht zal tot een zegen worden voor alle volken, en 3) je nageslacht krijgt Kanaän als woonplaats op aarde. Maar heeft God die belofte vervuld aan het volk Israël? Nee! Ga maar na: het volk Israël was nooit zo geweldig talrijk. En echt zegenrijk voor andere volken waren ze ook niet, slechts een enkeling buiten Israël deelde in Israëls God, zoals Naäman. En Israël was maar betrekkelijk korte perioden in het bezit van (vaak ook maar een gedeelte van) het beloofde land. Tegelijk is voor Paulus duidelijk dat God deze beloften vervult in de persoon van Christus. Het meest duidelijk is dat bij die tweede belofte: want uitsluitend via Christus is de zegen naar de heidenvolken gegaan. Hij is de enige door wie mensen, ook van heidense afkomst, behouden worden. Wij zijn er zelf het bewijs van. Maar ook de eerste en de derde belofte heeft God vervuld in Christus. Door de toestroom van de mensen uit de heidenvolken is Gods volk pas werkelijk onnoemlijk talrijk geworden. En wat betreft de belofte van het land: Christus zegt: ‘Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde’. Hij is de rechtmatige eigenaar van het land van de staat Israël. Net als overigens alle landen ter wereld.

 

De niet-joodse gelovigen in Galatië kunnen dus via Christus delen in de belofte van God. God deed zijn beloften aan Abraham en aan zijn nakomeling, dat is Christus. Daarom moeten de Galaten nu niet hun zekerheid over Gods liefde zoeken bij het joodse volk, maar bij Christus. In het joodse volk zie je namelijk niet zoveel vervulling van de beloften. Voor hen was zelfs een overlevingssysteem -de bepalingen van de wet- nodig omdat ze het zelf anders niet eens gered hadden tot aan Christus. Maar in Christus zie je dat God zijn beloften vervuld. Laten de Galaten zich daarom vastklemmen aan Hem.

 

Ik wil het nog breder trekken. Christus is de vervulling van al Gods beloften. Denk maar eens aan Genesis 3:15, dat God vijandschap zal zetten tussen de vrouw en haar nageslacht en de slang en zijn nageslacht. Dat is toch in Christus op zijn scherpst werkelijkheid geworden? Denk eens aan de regenboog. God belooft: nooit meer zo’n vloed over de aarde te laten komen om de zonde weg te vagen. Dat is toch in Christus het meest zichtbaar geworden: God woede spoelde als een dodelijke vloed over Hem heen. Denk eens aan God beloften in de doop. Hij wil onze Vader zijn, ons onze zonden vergeven, ons geloof geven. Dat alles is toch alleen mogelijk door Christus? Art 33 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt over doop en avondmaal: ‘Jezus Christus is de waarheid ervan en zonder Hem zouden zij niets zijn.’ En denk eens aan de belofte van de wederkomst. Ook van die belofte is Christus toch de vervulling? Denk eens aan de belofte van verhoring van onze gebeden. Wij bidden toch ‘om Jezus’ wil’? In Christus ligt de vervulling van de belofte van verhoring. Kortom, met 2 Korintiërs 1:20 zeggen we: ‘In hem -in Christus- worden alle beloften van God ingelost; en daarom is het ook door hem dat we amen zeggen, tot Gods eer’.

 

Dus alleen door Hem, door Christus kun je delen in Gods beloften. Dat gold voor de Galaten, dat geldt voor ons. De beloften van God zijn niet rechtstreeks aan ons gedaan, maar ze komen tot ons via Christus, denk aan Galaten 3:16. Ook hierin zit een doel dat God met de mens had al vanuit het paradijstijd. Namelijk dat de mens zou leven van wat Hij zou geven. God wilde in de relatie met de mens de Gever zijn, en de mens zou van Hem ‘ontvangen’. Maar de mens wilde weg uit die verhouding, de mens wilde op eigen benen staan. In het geven van zijn Zoon, als de enige weg om te delen in Gods beloften, werkt God ook weer aan het herstel van dat doel: dat de mens zou leven van wat Hij gaf. De mens die door Christus wil delen in Gods beloften leeft weer van wat God geeft, zijn Zoon. Zo wint God het paradijs terug en de mooie relatie met de mens zoals Hij die toen had. Des te erger is het dan ook als je God opnieuw afwijst, nu door Christus af te wijzen.

 

Wanneer dit de ernst van het evangelie is moet de vraag beantwoord worden: hoe vertrouw ik dan op Christus? Hoe ontvang ik Hem? Paulus zegt het voor zichzelf zo in Galaten 2:20: ‘Mijn leven hier op aarde leef ik in het geloof in de Zoon van God.’ Hij leeft uit geloof, zouden wij zeggen. Dat betekent dat je bij bijvoorbeeld keuzes uitgaat van de betrouwbaarheid van God. Omdat je Hem vertrouwt durf je te doen wat Hij van je vraagt in een soort blinde gehoorzaamheid. Omdat je ervan uitgaat dat Hij weet wat goed voor je is. Want bij zoveel keuzes zijn er twee wegen: of je volgt je eigen idee van wat goed is, of je doet in gehoorzaamheid wat God van je vraagt. Wie vertrouwt op God maakt de keuze van gehoorzaamheid.

 

Hiermee is niet gezegd dat vertrouwen op God gemakkelijk is. Helemaal niet wanneer je vertrouwen beschadigd werd door mensen. Doordat zij hun beloften braken. Of doordat je bij hen niet veilig was. Wanneer dit op jonge leeftijd structureel gebeurt is vertrouwen op God en mensen vaak nauwelijks terug te krijgen. We hebben het dan over de bodem van de vloek van de zonde: dat je eigenlijk niet meer kunt geloven. Omdat je niet meer kunt vertrouwen. Vertrouwen op God is moeilijk. Niets naast Hem hebben trouwens ook. Aan iedereen die moeiten met vertrouwen op God herkent in zijn leven, in welke mate dan ook, wil ik zeggen: blijf in de bijbel lezen over hoe God zijn beloften consequent vervult. En blijf vragen om geloof en vertrouwen. En blijf naar de kerk komen. Zo wordt het immers gevoed: je vertrouwen. Doordat je blijft kijken naar Gods trouw, naar hoe Hij zijn woord houdt. Gods vasthouden aan zijn paradijsdoel is veelbelovend! Hijzelf wil tot herstel van de vertrouwde relatie met de mens komen. Door Jezus Christus. Dat belooft wat! Leef daarom je leven hier op aarde in het geloof in de Zoon van God. Amen.