Gods onveranderlijkheid

10 december 2006

Kun je God verbidden? Hoe kan het dat de bijbel zegt dat God berouw heeft? Ligt de wereldgeschiedenis en mijn eigen levensgeschiedenis al helemaal vast? Vragen genoeg bij Gods onveranderlijkheid.

Lezen: Romeinen 11:25-36

Tekst: Romeinen 11:29

Als God onveranderlijk is, maakt het dan nog uit wat ik doe? Op zijn diepst gaat deze vraag over je geloof. Stel een gelovige keert zich af van God. Verandert God dan ook in hoe Hij naar zo iemand kijkt? Wie hier ‘nee’ zegt, vervalt gemakkelijk in valse gerustheid. Je zegt: ‘God houdt van mij, Hij verandert nooit, dus ach, het komt allemaal wel goed.’ En vanuit een ongelovige gezien leidt de opmerking ‘God verandert niet’ gemakkelijk tot fatalisme. ‘God kijkt boos naar hen die niet geloven. Hij verandert nooit. Dus wat haalt het uit of ik ga proberen te geloven?’ Als God onveranderlijk is, maakt het dan nog uit wat ik doe?

 

Minstens zo belangrijk is de vraag of je God kunt ‘verbidden’. God heeft een plan met deze wereld. En met de mens. Maar is er binnen dat plan dan nog wel ruimte voor het gebed van de gelovigen? Jakobus 5:16 zegt: ‘Het gebed van een rechtvaardige is krachtig en mist zijn uitwerking niet.’ Denk daarbij aan het gebed om de wederkomst van Christus. Daar wordt al eeuwenlang door vele christenen om gebeden. God luistert daarnaar, natuurlijk. Maar verandert Hij er ook door? Verandert Hij zijn plan ook naar aanleiding van die gebeden? Denk overigens ook aan het gebed in ziekte. Of ik welke moeilijke situatie ook maar. Die gebeden worden opgezonden omdat we geloven dat God ons hoort, en luistert, en reageert. Maar staat dit dan niet haaks op de belijdenis van Gods onveranderlijkheid, zie artikel 1, Nederlandse Geloofsbelijdenis? Maar als een zieke geneest zeggen we toch: God heeft gebeden verhoort? Wie aan de onveranderlijkheid van God niet af wil doen kan nog zeggen: ‘Zo was Gods plan: Je werd ziek, je ging bidden om genezing, Hij maakte je beter.’ Maar wordt het dan niet allemaal heel erg statisch? Meer nog: zijn er niet voorbeelden in de bijbel dat God zich wel laat verbidden? Denk aan het gebed van koning Hizkia. Je leest dat in Jesaja 38. De profeet had hem namens God moeten zeggen dat zijn levenseinde nabij was. Maar dan bidt en smeekt Hizkia tot de Here. En dan lees je in vers 5 dat Jesaja deze opdracht krijgt ‘Ga naar Hizkia toe en zeg tegen hem: “Dit zegt de HEER: Ik heb je gebed gehoord en je tranen gezien. Welnu, ik geef je nog vijftien jaar te leven.”’ God verhoort zijn gebed! En hetzelfde geldt toch ook voor het gebed van Mozes in Exodus 32? Na de zonde met het gouden kalf wil God zijn volk vernietigen. Maar Mozes bidt voor hen om vergeving. En dan vernietigt God zijn volk niet!

 

De vraag is: kan God op mensen reageren zonder daarmee ‘veranderlijk’ te worden? Want laten we wel wezen: een veranderlijke god is misschien nog wel erger dan een statische god. Aan een veranderlijke god heb je helemaal niks. In de oude kerk werd aan de onveranderlijkheid van God vastgehouden tegenover de wispelturige goden van de Grieken en Romeinen. Dat waren goden die zich zomaar tegen je konden keren. En geldt dat niet net zo goed voor de afgoden van deze tijd: geld, je lichaam, waardering, drank, en seks? Wie voor deze goden door de knieën gaat zal merken dat ze je een keer in de steek laten. Want het zijn wispelturige goden: de ene keer maken ze je gelukkig, de andere keer diep ongelukkig. Daarom zijn we zo blij met de belijdenis van de onveranderlijkheid van God. En in die belijdenis spreken we de bijbel na. Zo staat er in Jakobus 1:17: ‘Bij God is nooit enige verandering waar te nemen’. En in Hebreeën 1:11-12: ‘Aarde en hemel zullen vergaan, maar u houdt stand, u blijft dezelfde...’ En in Numeri 23:19 ‘God is geen mens, dat hij zijn woord zou breken of terug zou komen op zijn besluit.’ In de oude vertaling stond daar: ‘God is geen man, dat Hij liegen zou; of een mensenkind, dat Hij berouw zou hebben. Zou Hij zeggen en niet doen, of spreken en niet volbrengen?’ Een vergelijkbare tekst vind je in 1 Samuël 15:29. Maar met dit alles wordt die vraag zo dringend: Kan God op mensen reageren zonder daarmee ‘veranderlijk’ te worden?

 

Het antwoord is: Ja! Want:

Gods onveranderlijkheid is dat Hij doet wat Hij zegt

 

In Numeri 23:19 -oude vertaling- viel al even het woordje berouw. ‘God is geen mens, dat Hij berouw zou hebben.’ Nu lijkt de bijbel hier met zichzelf in tegenspraak. God lijkt hier met zichzelf in tegenspraak. Want in Genesis 6:6 begint het verhaal van de zondvloed met de opmerking: ‘God kreeg er spijt van dat Hij de mens gemaakt had.’ In de oude vertaling: ‘het berouwde de Here, dat Hij de mens op de aarde gemaakt had’. Heeft God nu wel of geen berouw? Het antwoord op die vraag heeft alles te maken met de manier waarop God onveranderlijk is.

 

Allereerst moet gezegd worden dat Gods berouw en dat van mensen verschillend is. Numeri 23:19 zegt ook: God heeft geen mensenberouw.’ Op het berouw van mensen kom ik later nog terug. Maar wie de teksten over Gods berouw gaat bekijken ontdekt dat God wel degelijk verandert in houding. Maar die verandering verloopt wel volgens vaste lijnen! Heel bekende lijnen voor wie vertrouwd is met het Oude Testament en de daarin beschreven omgang van God met zijn volk. Gods berouw valt in tweeën uiteen. Soms wordt beschreven dat God berouw heeft ten kwade, dan gaat Hij straffen, maar ook -vaker zelfs- dat Hij berouw heeft ten goede, dan gaat Hij zegenen. Genesis 6:6 is een voorbeeld van Gods berouw ten kwade. Hij gaat de goddeloosheid van de mensen straffen. Hij laat hen niet wegkomen met hun ongehoorzaamheid tegenover Hem. Maar denk ook aan het beëindigen van het koningschap van Saul in 1 Samuël 15:35: ‘De Here had berouw dat Hij Saul tot koning over Israël had aangesteld’. En denk aan het intrekken van de belofte aan het huis van Eli in 1 Samuël 2:30. Een voorbeeld van Gods berouw ten goede is Exodus 32. Na de zonde met het gouden kalf, en na Mozes’ gebed staat er in vers 14: ‘En de Here kreeg berouw over het kwaad, dat Hij gezegd had zijn volk te zullen aandoen.’ En denk ook aan Jona 3:10: ‘Toen God zag wat de inwoners van Ninevé deden, hoe zij zich bekeerden van hun boze weg, berouwde het God over het kwaad dat Hij gedreigd had hun te zullen aandoen, en Hij deed het niet.’ En een heel sterk voorbeeld is Amos 7:3. God dreigt zijn volk te straffen, maar Amos pleit voor hen. En dan staat er: ‘Dit -die aangekondigde straf- berouwde de Here. Hij kreeg medelijden. Het zal niet gebeuren, zei de Here.’

 

Dus God verandert. Maar de vaste lijn hierin is dit: God zegent gehoorzaamheid, geloof, en Hij straft ongehoorzaamheid, ongeloof! Maar dat is toch niets om ons over te verbazen? Zo kennen we onze God toch? En daarin verandert Hij toch niet? In het bijbelboek Jeremia worden hier hele duidelijke uitspraken over gedaan. Stel, zegt God, Ik kondig straf aan over één of ander volk. ‘Maar’ -Jeremia 18:8-‘bekeert zich dit volk waarover Ik een uitspraak deed, van zijn boosheid, dan zal Ik berouw hebben over het kwaad dat Ik hun dacht aan te doen. Ik zie er van af.’ Maar omgekeerd kan het ook. Stel, zegt God, Ik kondig voorspoed aan voor een volk. ‘Maar’ -vers 10- ‘doet het wat kwaad is in mijn ogen door niet naar mijn stem te horen, dan zal Ik berouw hebben over het goede waarmede Ik had gezegd hun te zullen weldoen. Ik zie er van af.’ En daarom moet de profeet tegen de inwoners van Juda en Jeruzalem zeggen, vers 11: ‘Breek met je kwalijke praktijken, beter je leven!’ Want Gods berouw staat in het kader van de verbondsomgang met zijn volk. God heeft zich aan zijn volk verbonden. Hij wil hun God zijn en zij zullen zijn volk zijn. Hij wil bij Israël horen en Israël zal bij God horen. In die relatie doet God beloften, maar God vraagt ook iets van zijn volk. Dat zijn de regels van het verbond. En de Here staat onveranderlijk tegenover die verbondsregels. Gods doet wat Hij zegt: ongehoorzaamheid straft Hij, geloof zegent Hij. Gods onveranderlijkheid is dat Hij onveranderd weet wat Hij wil. Waarom zou Hij zijn wil ook veranderen, die is al volmaakt. De wil van God is: samen-zijn met zijn schepselen. Hen laten delen in zijn liefde. Hen tot volmaaktheid brengen. Die wil, dat plan wordt niet veranderd. Want God is eeuwig trouw aan Zichzelf. God is de onveranderlijke, en toch verandert Hij, toch heeft Hij berouw. Dat betekent niet dat God tot de conclusie zou komen het verkeerd te hebben gedaan. Gods gedachten zijn eeuwig goed. Gods doen is volmaakt. Het doel is Hem van eeuwigheid bekend. Hij maakt nooit fouten. Er is nooit iets dat Hem overvalt. Hij hoeft nooit op iets terug te komen. En toch verandert God. Onveranderlijk trouw aan zijn verbondsregels, onveranderlijk trouw aan Zichzelf, zegent God geloof en straft Hij ongeloof.

 

En daartussen zit het ‘heden van de genade’! God geeft de mens ruimte om te gaan geloven. Om te leren gehoorzamen. Tijd om zich te bekeren van verkeerde wegen. Die tijd kreeg het volk Israël telkens weer. God wil ons met zijn onveranderlijkheid waarschuwen. God doet wat Hij zegt. Op zonde en ongeloof volgt straf. Dat heeft God altijd gedaan en Hij zal dat ook blijven doen. Zo is Hij. En dat is ook helemaal niet vreemd. God kan de zonde immers niet verdragen. Zonde wekt zijn boosheid op. Als God de zonde door de vingers ging zien, dan zouden we vreemd moeten opkijken. Bovendien, dan zou het omgekeerde ook kunnen gaan gelden: God zou zijn ogen kunnen sluiten voor het goede, het geloof van de mens. Of het wel zien, maar het niet zegenen. Je zou wel geloven, maar God zou je de toegang tot het hemelrijk nog steeds ontzeggen. Wie Gods onveranderlijkheid loslaat houdt niets over. Houdt geen God over. Gods beloften zouden verdampen. Je zou op God niet aankunnen. Geloven wordt een gok. Dat God onveranderlijk is, is dus een waarschuwing voor ongelovigen, maar het is een diepe troost voor de gelovigen! God is betrouwbaar!

 

En dat is dus ook zo met zijn uitspraken over genade voor jou. Die komen van de onveranderlijke God, en zijn dus betrouwbaar. En dat is ook zo met zijn oproep aan jouw adres om te gaan delen in die genade. God komt daar niet op terug. Romeinen 11:29 zegt dat letterlijk: ‘De genade die God schenkt neemt hij nooit terug, wanneer hij iemand roept maakt hij dat niet ongedaan.’ Dit is die diepe troost van zo even. Je leest dit ook in bijvoorbeeld 2 Timoteüs 2:12-13. Daar zegt de apostel: ‘als wij volharden, zullen we ook met Hem -met Jezus- heersen; als wij Hem verloochenen, zal Hij ons ook verloochenen; als wij Hem ontrouw zijn, blijft Hij ons trouw, want zichzelf verloochenen kan Hij niet.’ Denk hierbij eens aan je doop. Jongelui, ik leg de vraag ook jullie nadrukkelijk voor: wat betekent dit? Je bent gedoopt. In die doop roept God jou op om te gaan delen in zijn genade. Sterker nog, in de doop zegt God tegen je dat je al een plaats hebt gekregen in zijn genade. Er is al een relatie tussen Hem en jou. Daar komt God dus nooit op terug! Want God is de onveranderlijke. De betrouwbare. Maar betekent dit dat jij nooit van het geloof zou kunnen afvallen? Als dat zo was, hoefde je ook niet veel moeite te doen om te geloven: ‘Ik ben gedoopt, het komt wel goed.’ Sommige mensen verwijten onze kerken een dergelijk geloof. Maar laat het dan vanochtend duidelijk worden dat het zo niet in elkaar zit! Want in de doop vraagt God ook wat van je. Namelijk een nieuwe gehoorzaamheid. De oude gehoorzaamheid is die aan de duivel en je eigen wensen en belangen. De nieuwe gehoorzaamheid is die aan God. Aan zijn heilige Geest. Die je Jezus leert kennen als de Verlosser van je leven. Wie de Geest gehoorzaamt, gaat geloven in Jezus en zijn Vader. En gaat zijn leven invullen overeenkomstig Gods wil. Dat betekent: alles richten op het samenleven met God. Nu op aarde in gebrokenheid, straks volmaakt in de hemel. En wat wordt God boos wanneer jij die genade van Hem in de wind slaat. Als jij je oren dichtstopt voor de woorden van de heilige Geest. Wat kan God het slecht verdragen wanneer jij zijn liefde afwijst, en je eigen weg gaat. Dit is ook wat er van Israël gezegd wordt in Romeinen 11. En dat is toch een logische reactie van de onveranderlijke God? Als God boos wordt om ongeloof, dan is Hij toch juist niet veranderd? Hij had toch gezegd dat Hij dat zou doen? Dan is Hij toch trouw aan Zichzelf? Dit is het slot van 2 Timoteüs 2:13: ‘als wij Hem ontrouw zijn, blijft Hij ons trouw, want zichzelf verloochenen kan Hij niet.’ De trouw die God ons dan betoont is dat Hij ons straft. Zoals Hij met Israël doet. Hij sluit hen op in hun eigen ongehoorzaamheid. Waarom? Om hen naar zich terug te halen. Voor het echte, definitieve oordeel komt. Israël in Paulus’ tijd, en wij nu, we leven in het heden van de genade. Er is nog ruimte tot bekering. De trouw van God is namelijk ook, dat wie zich bekeert, onveranderd op Gods zegen kan rekenen! Dit geldt dus voor allen die ooit God de rug toekeerden. Romeinen 11:29 zegt: God neemt zijn roeping niet terug. Wat is Gods onveranderlijkheid eindeloos troostvol!

 

Ook op hen die niet gedoopt zijn komt Gods roeping af. God roept namelijk ieder mens tot geloof. Er is een breder verbond dan dat van God met Israël, en allen die zich tot Abrahams nageslacht mogen rekenen. God heeft een verbond met de wereld. De wereld en alle mensen zijn immers zijn schepping. En Jezus Christus heeft door zijn lijden en sterven, over die wereld, met alle koninkrijken en mensen daarop, macht ontvangen uit handen van zijn Vader. Ook naar hen die niet willen geloven gaat Gods roep uit: ‘Kom tot geloof, en laat je dopen op de naam van Jezus Christus.’ Juist omdat God onveranderd dezelfde is, is zending en evangelisatie niet zinloos. Niemand kan zeggen: is de genade wel voor mij? Want als God roept, meent Hij dat serieus. Hij roept tot geloof, en belooft dat te zegenen. En Hij waarschuwt voor ongeloof, en zegt dat te zullen straffen. Hoewel wij Gods wezen niet kunnen doorgronden, is God hierin zo transparant! En wat is God blij wanneer iemand tot geloof komt. Omdat God een reagerend God is, een God die reageert op mensen, moeten wij ook reageren. Op zijn roep om te delen in zijn genade. Op zijn roep tot geloof in Jezus. Met berouw en belijdenis van onze zonden. Mensenberouw -ik zou er nog op terugkomen- is ook een verandering van houding. Maar dan één waarbij je inziet dat je het verkeerd hebt gedaan. En bij echt berouw komt het er dan op aan of je dat meet naar de maat van God. Ik begon de preek met de vraag: Als God onveranderlijk is, maakt het dan nog wat uit wat ik doe? Nou, juist omdat God onveranderlijk is, maakt het alles uit wat ik doe! Namelijk: wijs ik Gods genade af of geef ik me eraan over? En vraag ik Hem mij te leren geloven? Betekent dit dat een mens zelf kiest voor geloof? Nee, want niemand heeft ooit oprecht berouw gehad, en niemand is ooit oprecht gaan geloven, die er God niet voor heeft gedankt, en het heeft geweten: ik kwam er niet toe door eigen vrije wil, maar door de genade van God.

 

Gods onveranderlijkheid is dat Hij doet wat Hij zegt. Zijn onveranderlijkheid is dus geen ‘onbewogenheid’. Dan zou Hij zich ook niet kunnen laten verbidden. God laat zich graag verbidden. Dit hoort bij de levende omgang met zijn kinderen. Dit is de omgang die Hij wil. Gelukkig is God een bewogen God. Maar daarin is Hij altijd trouw aan Zichzelf. En dus betrouwbaar voor ons. Gericht op zijn plan met jouw leven en met deze wereld. De onveranderlijkheid van God is de onveranderlijkheid van Hem die met ons bewogen is, en op ons is betrokken. Een vraag die daarbij opkomt is of je als mens dan nog vrij bent in je doen en laten. Ligt alles -wat je gaat doen, en wat er met je gebeurt- al vast in een plan van God? Mag ik voordat ik antwoord geef één vraag stellen? De vraag is deze: Heb je daar dan ooit wat van gemerkt? De verborgen dingen zijn voor God, de geopenbaarde voor de ons, zegt het laatste vers van Deuteronomium 29. God laat in de bijbel zien dat Hij te verbidden is. Daarom zullen we doorgaan onze gebeden op te zenden tot God in de wetenschap dat Hij verhoort. En God roept ons in de bijbel tot geloof en bekering. Daarom zullen we antwoorden met liefde en dankbaarheid.

 

Er ligt nog één vraag vanuit de gemeente die nog niet beantwoord is. En dat is deze: ‘Is de mens van nature ook onveranderlijk? Immers hij is naar Gods beeld geschapen.’ Nu is het beeld van God zijn van de mens -kort gezegd- dat de mens in zeker opzicht handelt als God. De mens treedt op als Gods representant op aarde, en daarin vertoont Hij Gods beeld. In de mens zie je iets van God. Dit betekent niet dat de mens Gods eigenschappen heeft. Zo is de mens van nature niet eeuwig, niet onzienlijk, niet alomtegenwoordig, en óók niet onveranderlijk trouw aan zichzelf zoals God dat is. Hoe had de mens anders in zonde kunnen vallen? De mens moet ook niet trouw zijn aan zichzelf, maar aan God. Trouw aan God, en betrouwbaarheid, doen wat je zegt, zijn eigenschappen die van God ontvangen moeten worden. In de goede schepping waren ze aanwezig. Ze raakten beschadigd door de zondeval. Maar God werkt ze nu opnieuw in de gelovigen door zijn Geest.

 

Wij leven momenteel in het heden van de genade. Nog wacht God met zijn oordeel over deze wereld. Maar uitstel is nog geen afstel. Ontkomen aan het oordeel kan alleen door geloof in Jezus Christus. Hij die mens werd op aarde -advent!- onderging Gods oordeel om ons een heden van genade te geven. Ruimte voor berouw en bekering. Gelovend in Christus, en biddend tot God de onveranderlijke, loopt je weg naar de Vader. Daarom is de grote vraag altijd weer: wat werkt de genade, en de roep daartoe, uit in jou? Amen.