Grijp het eeuwige leven
27 mei 2001
Belijdenis doen is het startschot voor de wedstrijd waarvan de prijs leven met eeuwigheidswaarde is, nu en straks.
Lezen: 1 Timoteüs 6:3-21
Tekst: 1 Timoteüs 6:12
Een wedstrijd is spannend, wat voor wedstrijd het ook maar is: voetbal, zwemmen, een wielertour of marathon. Wie gaat er winnen, de favoriet? Hoe zwaar zal het worden? Zullen er mensen afvallen door blessures of ongelukken? Hoe zullen de supporters zich gedragen, moedigen ze hun favoriet aan als hij/zij even niet goed mee kan komen? Of stormen ze massaal naar voren om de wedstrijd verder onmogelijk te maken?
Belijdenis doen is ook spannend. Jij zit vandaag helemaal vooraan. Straks moet je gaan staan en je stem laten horen. Dat is spannend. Belijdenis doen en meedoen aan een wedstrijd hebben ook wel wat met elkaar te maken. Belijdenis doen zou je op een bepaalde manier het startschot van een wedstrijd kunnen noemen. Niet dat je daarvoor niet met de wedstrijd bezig was. Je hebt je juist goed voorbereid. Jarenlang heb je getraind, je hebt uitgezien naar deze dag waarop de strijd echt gaat beginnen. Want je bent er aan toe, je wilt meedoen. En wat nog belangrijker is, je wilt de beker hebben. Die glimmende, zilveren beker, de hoofdprijs. Voor wie wint geldt ook dat zijn/haar naam wordt vermeld in het boek waarin alle winnaars staan opgeschreven. Ook zul je worden ontvangen op het paleis. Voor die hoofdprijs ga je de wedstrijd in: de beker, een vermelding in het boek van overwinnaars en de ontvangst op het paleis.
De apostel Paulus heeft het in de tekst van vanochtend ook over een wedstrijd, de wedstrijd van het geloof. Een soort marathon. Timoteüs doet daar aan mee. Hij is een medewerker van Paulus, gestationeerd in Efeze. Omdat Paulus tijdelijk ergens anders aan het werk is moet Timoteüs in Efeze de zaken waarnemen. Paulus is betrokken op het wel en wee van Timoteüs, daarom stuurt hij hem een brief. In die brief laat Paulus merken dat hij niet alleen geïnteresseerd is in Timoteüs’ werk in de gemeente maar ook in de persoon van Timoteüs zelf. Hoe staat het met zijn geloof en heeft Timoteüs de prijs nog voor ogen? Want de hoofdprijs in de wedstrijd van het geloof is het eeuwige leven. Omdat Paulus vanuit zijn eigen leven de zwaarte van de strijd kent wil hij Timoteüs bemoedigen: kom op, hou vol en grijp de overwinning! Grijp het eeuwige leven!
Het is mogelijk dat je tijdens de wedstrijd van het geloof even niet goed mee kunt komen omdat je vermoeid raakt door tegenslag. Of omdat er voortdurend pogingen worden gedaan je te tackelen. Of omdat het te lang duurt en je uithoudingsvermogen op raakt. Dan kun je wel een oppepper gebruiken. Hierbij de peptalk:
Grijp het eeuwige leven
1. op grond van je roeping
2. geprikkeld door je belijden
3. door middel van je strijd
Op grond van je roeping
Grijp het eeuwige leven, volgens Paulus is dat de hoofdprijs in de wedstrijd hier op aarde die geloof heet. Het gaat om het eeuwig leven, dat moet je in de vingers zien te krijgen. Misschien denk je nu: mooie prijs is dat, iets van de toekomst. Dan kan ik me mijn leven lang druk maken om het geloof en misschien krijg ik dan ooit die prijs. Toch klopt het niet als je het zo ziet. Paulus zegt tegen Timoteüs niet: strijd de strijd van het geloof en dan zul je ooit het eeuwige leven grijpen, hij zegt: voer vandaag het gevecht van het geloof, dat is een opdracht van Paulus in de tegenwoordige tijd. En in dezelfde tegenwoordige tijd geeft hij dan die tweede opdracht: grijp het eeuwige leven.
Het eeuwige leven grijpen is iets dat je vandaag doet, niet iets dat je in de toekomst misschien ooit nog eens gaat doen. Het eeuwige leven grijpen is ook niet iets dat je één keer doet, het is niet de prijsuitreiking aan het eind, het is een levensstijl. Kijk maar eens mee in je Bijbel hoe 1 Timoteüs 6:12 is opgebouwd. Paulus zegt: grijp het eeuwige leven, daartoe ben je toch geroepen? En omdat je het eeuwige leven wilt grijpen, ben je toch voor je geloof in Christus uitgekomen toen je belijdenis deed? Maar om dat eeuwige leven ook echt vorm te geven moet je wel de strijd van het geloof aangaan, want alleen door het geloof kun je grip krijgen op het eeuwige leven.
Het eeuwige leven is de prijs die je kunt winnen door de wedstrijd van het geloof in te gaan. Jij wilt dat vandaag doen, je hebt je er goed op voorbereid en hebt hard getraind. Nu ben je er klaar voor en zit je hier vooraan in de kerk. En je gaat voor de hoofdprijs. Het bijzondere van de prijs in deze wedstrijd is dat je er al tijdens de wedstrijd mee in handen loopt. Vol triomf houd je de beker in je handen. Het eeuwige leven grijpen doe je vandaag. Dat blijkt ook uit Paulus’ woorden, in vers 12 schrijft Paulus in de tegenwoordige tijd: grijp nu dat eeuwige leven. Pas in vers 14 kijkt hij naar de toekomst: dit gebod moet je handhaven tot de verschijning van onze Here Jezus Christus. Als Jezus verschijnt komt er een eind aan de strijd, dan hoef je het eeuwige leven niet langer te grijpen maar mag je er in leven.
Het eeuwige leven grijpen is iets dat je nu doet, vóór Christus’ wederkomst. Je sterfelijke leven van nu mag gevuld worden met dingen van eeuwigheidswaarde. Misschien heb je toch nog steeds je aarzelingen: moet ik vandaag het eeuwige leven grijpen, hoe kan dat? Laat ik een paar voorbeelden geven. Het eeuwige leven grijpen is het onzichtbare zien: in bloemknoppen die openspringen zie jij Gods liefde. Het eeuwige leven grijpen is de dood voorbij kijken: wanneer wij iemand begraven spreken we van zaaien in de akker. Het eeuwige leven grijpen is een buitenaards wereldbeeld hebben: de aarde, zon en sterren draaien om God. Het eeuwige leven grijpen is openstaan voor het ongedachte: in de gemeente van Jezus heb je mensen om je heen die je zelf nooit zou hebben uitgekozen.
Waarom zou je zo leven? Waarom zou Timoteüs hier energie in steken? Wat schiet jij er mee op als je je hierin onderscheidt van andere mensen? Paulus tegen Timoteüs: omdat je er toe geroepen bent. Je bent er toe geroepen je zo voor te bereiden op het leven bij God, om zo toe te leven naar de ontmoeting met Hem en om zo je ogen te trainen om straks de enige Heerser van het heelal te kunnen aanschouwen.
Grijp het eeuwige leven, die opdracht geeft Paulus aan Timoteüs en daartoe wil hij hem stimuleren. Die opdracht komt ook op ons af en daartoe worden ook wij gestimuleerd. Tegelijk is God met je bezig. Hij roept je bij je doop, Hij trekt aan je, Hij stuurt zijn woorden en zijn Geest op je af, Hij stuurt mensen op je af. Dat God je roept mag de grond zijn voor al je inspanningen om in jouw leven het eeuwige leven te grijpen. Dat mag het uitgangspunt zijn dat je stimuleert daar iedere keer weer mee aan de slag te gaan. Je hebt niet zelf bedacht dat je mee doet aan deze zware wedstrijd, je bent gevraagd en hebt een sponsor achter je die wil dat jij wint.
Geprikkeld door je belijden
Maar waarom zou je het onzichtbare willen zien, waarom de dood voorbij kijken, waarom een buitenaards wereldbeeld hebben en openstaan voor het ongedachte? Alleen maar omdat je ertoe geroepen bent? Hou je het daarmee vol tot de finish? Moet je onderweg niet telkens opnieuw worden aangevuurd?
Het uitgangspunt voor onze deelname aan de wedstrijd van het geloof is onze roeping. Dat jij door belijdenis te doen vandaag een officiële start wilt maken met die wedstrijd is alleen maar omdat God je roept en omdat Hij je heeft overgehaald mee te doen. Maar hoe gaat het nu verder? Wat te doen als de strijd tegenvalt en je het bijna niet meer kunt volhouden? Op dat moment is het goed om terug te denken aan de dag dat je belijdenis deed. Paulus zegt dat ook tegen Timoteüs: grijp het eeuwige leven, waartoe je geroepen bent en de goede belijdenis hebt afgelegd voor vele getuigen.
Wie belijdenis heeft gedaan van zijn geloof mag zich daar aan optrekken. Dat je belijdenis hebt gedaan mag je stimuleren en bemoedigen om vast te houden aan het onzichtbare, het buitenaardse, het ongedachte en het leven voorbij de dood. Belijdenis doen is niet een steen om je nek. Dat je belijdenis hebt gedaan is juist iets om altijd weer op terug te vallen, je wordt juist door je belijdenis geprikkeld om het eeuwige leven te grijpen.
Paulus zegt tegen Timoteüs en tegen ons: grijp het eeuwige leven waartoe je de goede belijdenis hebt afgelegd. Paulus noemt hier een doel van belijdenis doen. Bij je belijdenis doen ga je je ergens op richten, namelijk op het grijpen van het eeuwige leven. Je bent niet alleen geroepen om je leven nu al eeuwigheidswaarde te geven, maar je hebt ook van jouw kant op die roep gereageerd door belijdenis te doen. Belijdenis doen is het startschot voor de wedstrijd.
Paulus tegen Timoteüs: denk eens terug aan dat startschot, je weet toch nog wel hoe enthousiast je toen was? Zo vol energie om te beginnen aan de grote race. En al die mensen die toen getuige waren van jouw start staan nu langs de route om je aan te moedigen zodat je volhoudt.
Belijdenis doen is uitkomen voor je geloof, zeggen waar jij voor staat. Je spreekt dat uit tegenover mensen, Paulus noemt hen getuigen. Nu is belijdenis doen niet iets van één keer en nooit weer. Belijdenis doe je als het goed is elke dag. Elke dag kom je voor je geloof uit tegenover de mensen die je ontmoet op je werk, op school of thuis. Belijdenis doen is uitkomen voor je geloof in Jezus Christus. Of nog wat preciezer, je getuigt van je geloof in Jezus Christus als de koning van de joden. Dat is nog eens het onzichtbare zien: in een bespotte en verachtte man een koning zien. Van iemand die op het punt staat ter dood veroordeeld te worden het leven verwachten. Geloven dat de wereld om Hem draait in plaats van om de sterren van toen of nu. Belijdenis doen is getuigen van die Jezus en getuigen van zijn koningschap. Kijk maar eens in 1 Timoteüs 6:13, Paulus maakt een parallel tussen ons belijden en het belijden van Jezus zelf toen Hij voor Pilatus stond. Juist op dat moment getuigt Jezus van het feit dat Hij koning van de joden is. Eigenlijk zegt Paulus het nog sterker, Jezus getuigt niet, Hij betuigt dat Hij de koning van de joden is. Jezus zegt het niet alleen, Hij komt er niet alleen voor uit, het straalt ook van Hem af. Pilatus heeft dat aangevoeld en daarom -schrijft onder andere de evangelist Johannes- wilde Pilatus Hem ook vrijlaten.
Het doen van belijdenis, die ene keer voor in de kerk, maar ook al die andere keren dat je zegt een volgeling te zijn van die bespotte en verachtte man, mag een prikkel zijn om vol te houden. Een prikkel om bezig te blijven met het grijpen van het eeuwige leven. Zo maak je je belijdenis waar, je ziet het onzichtbare en leeft uit je belijdenis.
Het grijpen van het eeuwige leven -nu, voor de verschijning van Christus in heerlijkheid- maakt je leven mooi. Je mag zien wat anderen niet zien. Je mag hoop hebben en houvast in moeiten. Je leven mag zin krijgen doordat het draait om iets anders dan alleen maar om onze aarde. Je mag weten dat je het langste deel van je leven nog te gaan hebt na dit leven. Tegelijk betekent het grijpen van het eeuwige leven een andere levensstijl: je bent bezig in een wedstrijd. Als sportman of -vrouw moet je je ontzien. Topsport vraagt volledige toewijding, lichamelijk en geestelijk. Laat je bemoedigen door de belijdenis van Jezus als je koning. Laat die belijdenis je prikkelen om telkens op zoek te gaan naar die dingen uit de eeuwigheid die nu al je leven mogen verlichten. Denk terug aan het startschot, want je bent voorbestemd om te winnen.
Door middel van je strijd
Paulus wil Timoteüs, en met hem alle gelovigen, bemoedigen in de strijd. Hij wil ons aanvuren om vol te houden: grijp het eeuwige leven, je bent er immers toe geroepen door God zelf. Dat mag uitgangspunt en grond onder al je inspanningen zijn. Omdat je dat eeuwige leven wilt grijpen heb je toch ook belijdenis afgelegd van je geloof in koning Jezus? Zo ben je zelf aan de race begonnen. Kijk terug naar dat prachtige begin en laat dat je ook nu weer inspireren en prikkelen om door te gaan. Zo’n prikkel heb je ook wel nodig, want wie zijn/haar leven door de eeuwigheid laat vullen zal op weerstand stuiten. Je krijgt met strijd te maken.
De strijd van het geloof heeft vaak te maken met een verschil in visie, met verschillend in het leven staan en daardoor andere beslissingen nemen. De strijd van het geloof betekent bijvoorbeeld dat je vlucht voor de verzoeking van de rijkdom. Dat je vlucht voor de begeerte naar geld, carrière en aanzien. Geldzucht noemt Paulus in 1 Timoteüs 6:10 de wortel van alle kwaad. Maar de strijd bestaat niet alleen uit vluchten, het is ook ergens achter aan gaan. Paulus zegt in vers 11: jaag naar gerechtigheid, godsvrucht, geloof, liefde, volharding en zachtzinnigheid. Je begrijpt wel, om die dingen in je leven te laten komen en om die dingen in je leven een vaste plaats te geven, dat kost strijd. Strijd in jezelf. Want eeuwige waarden passen niet bij sterfelijke levens.
Grijp het eeuwige leven, strijd de goede strijd van het geloof. Dat is een opdracht. Tegelijk werkt God in je, Hij roept je en Hij wil je ertoe brengen dat je belijdenis doet. Je kunt je afvragen, wie doet nou wat? Moet ik het eeuwige leven grijpen of doet God dat voor mij? Kan een mens uit zichzelf het eeuwige leven grijpen? Het lijkt er wel op, anders kan Paulus toch niet zo’n opdracht geven?
Wie doet wat in die bijzondere relatie tussen God en mens? Geloof je zelf of geeft God je het geloof? Ga je uit jezelf je geloof belijden of werkt God dat in je? Er zijn twee valkuilen als je over deze dingen nadenkt. Je zou kunnen zeggen: God werkt het geloof in je, je kunt zelf op geen enkele manier je zaligheid verdienen. Dat klopt. Maar het betekent niet dat je gemakzuchtig kunt worden. Dat is een valkuil: God moet het doen, als Hij het geloof niet in mij wil werken zal ik het uit mijzelf ook nooit kunnen opbrengen en dus wacht ik het allemaal maar rustig af. Een tweede valkuil is dat je zegt: zie je wel, je moet er dus toch wat voor doen. Kijk maar naar 1 Timoteüs 6:12. Paulus zegt: ga er voor, grijp het eeuwige leven. Het gevaar is dat je dan toch weer gaat denken het aan jezelf te danken te hebben dat je gelooft.
Hoe zit het dan wel? God roept tot geloof. Hij roept je tot belijden en Hij roept je op om je leven nu van eeuwigheidswaarde te voorzien. Hij werkt in je met zijn Geest. Zijn roep en zijn werk in je zijn altijd bedoeld om je bij zich te krijgen. Hij roept je uit alle macht en geeft je er zelfs via zijn apostel de opdracht toe: grijp het eeuwige leven. Alleen de diabolische kracht van de duivel is in staat mensen zo te bewerken dat ze die roep van God van zich af gooien, dat ze die roep negeren. Zij die geloven geloven door Gods genade, zij die niet geloven hebben dat aan zichzelf te danken en zijn hiervoor zelf verantwoordelijk.
Het is de Pinkstergeest die het belijden in ons werkt en die je kracht geeft voor de strijd. Hij wil je helpen het eeuwigheidsleven te grijpen. Hij wil elementen van de eeuwigheid nu al in je leven inbouwen: een nieuw gezichtsvermogen, nieuwe denkpatronen, een wereldbeeld dat het langer zal uithouden dan de wereld zelf en zicht op een leven voorbij de dood.
Grijp het eeuwige leven. God roept, mensen belijden. Ga de strijd aan, het is het waard en het verrijkt je leven. Handhaaf dit gebod tot de verschijning van onze Here Jezus Christus. Dan is er geen strijd van het geloof meer nodig, dan is het grijpen van het eeuwige leven niet meer nodig. Want dan mag je het eeuwige leven leven. Amen.