Heeft de mens een vrije wil?

17 december 2017

Als ik voor God kies is dat aan Hem te danken, als ik voor het ongeloof kies is dat mijn schuld.

Lezen: Filippenzen 2:1-18

Tekst: Zondag 3

Mijn belijdeniscatechisanten hebben mij uitgedaagd om te preken over de vrije wil. Ik denk dat dit heel goed past bij Zondag 3. De vraag vanmiddag is: heeft de mens een vrije wil? Kan ik als mens kiezen voor het goede of het kwade? Of, nog veel belangrijker, kan ik als mens voor of tegen God kiezen? Tegen mijn catechisanten zei ik: de mens die leeft tussen zondeval en wederkomst heeft geen vrije wil. Dat vonden ze heftig. Maar ik wees hen op v/a 8, we hebben het net gelezen: ‘Maar zijn wij zo verdorven, dat wij helemaal onbekwaam zijn tot iets goeds en uit op elk kwaad?’ Antwoord: ‘Ja’. Gelukkig staat er dan een komma, misschien wel de belangrijkste komma van de Catechismus, ‘behalve wanneer wij door de Geest van God opnieuw geboren worden.’ Maar het staat er dus wel: wij zijn helemaal onbekwaam tot iets goeds en uit op elk kwaad. Wij kunnen uit onszelf niet kiezen voor het goede. Zonder de Geest van God kunnen wij niet kiezen voor het goede. Wij kiezen uit onszelf alleen maar voor het kwade.

 

Dat betekent dat wij ook niet voor God kunnen kiezen. Geloof is een cadeau. 1 Korintiërs 12:3 zegt: ‘niemand kan ooit zeggen: ‘Jezus is de Heer,’ behalve door toedoen van de heilige Geest.’ Een voorbeeld uit de bijbel is Lydia. In Handelingen 16:14 staat: ‘Een van onze toehoorsters was een vrouw uit Tyatira die in purperstoffen handelde; ze heette Lydia en vereerde God. De Heer opende haar hart voor de woorden van Paulus.’ En zo gaat ze geloven in Jezus. De Catechismus zegt het ook heel duidelijk in Zondag 25. Daar wordt gevraagd: ‘waar komt het geloof vandaan?’ Antwoord: ‘Van de heilige Geest, die het geloof in ons hart werkt door de verkondiging van het heilig evangelie en het versterkt door het gebruik van de sacramenten.’ Op de vraag ‘kies ik voor God, of kiest Hij voor mij?’ moet het antwoord dus zijn: God kiest voor mij.

 

Nu is dat niet hoe je het als mens beleeft. Als mens heb je zoiets van: ik moet toch voor God kiezen? Waarom zit je anders op catechisatie? Dat juist sommige van mijn belijdeniscatechisanten zeiden ‘ik moet toch voor God kiezen’ snap ik best. Zij voelen de verantwoordelijkheid: als ik niet voor God kies, als ik niet ga geloven, dan neemt God me dat kwalijk. En zo is het ook. In de bijbel kun je die oproep om te gaan geloven ook zo vinden. Bijvoorbeeld 2 Korintiërs 5:20. Paulus schrijft daar: ‘Namens Christus vragen wij u: laat u met God verzoenen.’ En had Jezus zelf, toen Hij op aarde was, niet gezegd: ‘het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer, en hecht geloof aan dit goede nieuws’ (Marcus 1:15). Hier krijg je dus de opdracht om te gaan geloven. Maar dan is het ook zo dat niet gaan geloven jouw kwalijk te nemen is. De catechisanten waarmee ik in discussie was vinden deze variant het meest logisch. Dus: niet geloven is je eigen keus en je eigen schuld. Maar -zeiden ze- wel geloven is dan ook je eigen keus. De andere variant zou dan zijn: oké, volgens de dominee krijg je geloof van God, maar dan kan God je natuurlijk niet schuldig houden wanneer je niet gelooft. Bovendien -en dat is een hele belangrijke vraag waar ik in deze preek ook op in zal gaan- iemand zei: wat heeft geloven dan nog voor zin als God het je geeft? Overigens was mijn standpunt nog een derde variant. Volgens mij zit het zo: als ik voor God kies is dat aan Hem te danken, als ik voor het ongeloof kies is dat mijn schuld. En toen zeiden ze: hoe kan dat nou weer? Dominee Dunnewind denkt daar heel anders over! Vervolgens hebben collega Dunnewind en ik hier samen een les over gegeven, waarin bleek dat wij het eens zijn.

 

Hoe zit het nu dan? Is onze menselijke wil vrij of gebonden? Gebonden is het omgekeerde van vrij. V/a 8 zegt: onze wil is van nature gebonden aan het kwaad. Zondag 2 eindigde ook al met de opmerking: ‘naar mijn aard ben ik erop uit om God en mijn naaste te haten.’ Dat is nogal wat. Maar lees de bijbelteksten maar die onder v/a 5 en 8 staan. Misschien zeg je: ik vind dat het allemaal wel mee valt, ik haat God en mijn naaste niet. Mooi, daar ben ik blij mee. Maar wat je dan blijkbaar in jezelf ontdekt, is het werk van de heilige Geest. Als die niet in je zou werken zou je echt God en je naaste haten. Zo is het niet vanaf het begin geweest. Dat is v/a 6: ‘Heeft God de mens dan zo slecht en verkeerd geschapen?’ Antwoord: ‘Nee.’ De mens is met een vrije wil geschapen. Maar bij de zondeval koos de mens (toen kon hij nog kiezen) voor de satan. Daarmee raakte de mens gebonden aan de satan. De mens werd een slaaf van satan. Dat is v/a 7: ‘Waaruit komt deze verdorven aard van de mens dan voort’, als die er niet vanaf het begin geweest is? Antwoord: ‘Uit de val en de ongehoorzaamheid van onze eerste voorouders, Adam en Eva, in het paradijs.’

 

Voor de catechisanten heb ik er een tekening bij gemaakt, ik laat dat nu zien op de beamer. De gele lijn is een tijdbalk, hij begint links bij de schepping en eindigt rechts in de eeuwigheid. Drie belangrijke momenten heb ik erop ingetekend: de zondeval, de komst en het werk van Jezus Christus in deze wereld en de wederkomst. In de tijd voor de zondeval had de mens een vrije wil. Hij kon echt voor of tegen God kiezen. Nu is het niet zo dat God de mens op een tweesprong zette, zo van: je kunt voor of tegen mij kiezen, kijk maar wat je doet. Nee, God en de mens hadden een heerlijke relatie. Maar zoals voor elke relatie geldt dat die mooier is wanneer het een relatie in vrijheid is, zo gold dat ook voor de relatie van God en de mens. De mens was vrij. Hij kon tegen God kiezen. Dat zou heel onlogisch zijn want God en de mens hadden een heerlijke relatie. Toch is het gebeurd. De mens koos tegen God. Daarmee verloor de mens zijn vrije wil. Zijn wil was voortaan gebonden aan het kwaad. Je kunt een wil hebben die gebonden is aan het goede, dan gaat het dus altijd goed. Dat wilde God niet, de mensen zouden robots zijn en de relatie van God met de mens zou niet echt zijn. Als ik een robot heb die ik zo programmeer dat die ‘s ochtends tegen mij zegt: ‘Goedemorgen, wat ben je een fijne vent,’ dan zit ik tegen mezelf te kletsen. Als mijn vrouw zoiets tegen mij zegt, in alle vrijheid, dan is dat veel leuker. Zo wilde God van zijn mensen echte liefde ontvangen. Daarom had de mens die vrije wil. Maar na de zondeval heeft de mens een gebonden wil. Niet meer vrij. De mens kan niet meer kiezen voor of het goede of het kwade. Zijn keuzevrijheid is weg, hij doet alleen nog maar het kwade.

 

Dat zie je toch ook op aarde? Wat een ellende is het hier. Wat een troep. Oorlogen, ruzies, verwijdering. Mensen buiten elkaar uit, doden elkaar zelfs. Mensen maken zichzelf ook kapot. En de aarde. Mensen ervaren soms heel diep dat ze niet bij machte zijn om met verkeerde dingen te breken. Hoezo keuzevrijheid? Als wij, de mensheid, echt een vrije wil hadden gehad dan hadden we het toch allang weer goed gemaakt? Niemand kiest er toch voor om in deze verrotte wereld verder te moeten? Wij lijden daar toch onder, onmachtig om het beter te maken?

 

Gelukkig zal dat niet altijd zo blijven. God houdt vast aan zijn plan dat mensen uit vrije beweging Hem liefhebben en uit vrije beweging in relatie met Hem willen leven. Dat mensen Hem echt weer liefhebben als dagelijkse keus. Zo zal het zijn op de nieuwe aarde na de wederkomst. Het is dus niet zo dat de mensen dan een gebonden wil aan het goede hebben. Nee, echt een vrije wil die God liefheeft. God bereikt zijn oorspronkelijke scheppingsdoel. Het is ook niet zo dat er dan opnieuw een zondeval kan plaatsvinden. Gelukkig niet. Het is na de wederkomst geen ‘game over’, maar ‘new life’, het nieuwe leven door de Geest. Want dat is hoe het kan. De heilige Geest is dan zo diep en volledig in de mens doorgedrongen dat hij of zij God wil dienen. Augustinus, een belangrijke figuur uit de kerk van de 4e eeuw, zei het als volgt. Voor de zondeval is de situatie: de mens kan zondigen. Tussen zondeval en wederkomst is de situatie: de mens kan niet niet zondigen (een dubbele ontkenning: de mens zondigt aan een stuk door). In het koninkrijk van God is de situatie: de mens kan niet zondigen. Hij heeft dan een vrije wil die God aan een stuk door liefheeft.

 

Hoe komen die mensen in het koninkrijk van God daaraan? Door Jezus Christus. Dat is het belang van dit hele verhaal, het gaat om Christus. Als wij mensen nu nog een vrije wil zouden hebben dan zouden we Christus niet nodig hebben. Augustinus zegt: ‘wie meent zich door zijn eigen natuur te kunnen rechtvaardigen, heeft Christus overbodig gemaakt.’ De Catechismus komt in Zondag 6 met Christus. Dat duurt nog even. Toch ga ik het nu vast vertellen. Omdat wij mensen niet meer uit onszelf voor God kunnen kiezen, maakt God zijn eigen Zoon mens. Gods Zoon wordt mens om te doen wat de eerste mens na liet. Gods Zoon heeft zijn Vader zijn leven lang uit vrije wil lief. Jezus had een vrije wil. Hij kon, net als Adam en Eva, tegen God kiezen. De verzoeking in de woestijn (Matteüs 4) is echt. Dat was maar niet een spelletje, dat was echt heel spannend. Blijft de mens Jezus God trouw of gaat Hij, net als de eerste Adam, voor zichzelf? Gelukkig, Jezus doet als mens wat God van de eerste Adam verwachtte. Jezus wordt in de bijbel de tweede Adam genoemd (Romeinen 5:12-19, 1 Korintiërs 15:45-49). Hij is God en mens. Mens door zijn moeder Maria, maar ontvangen door de heilige Geest. God zelf die mens wordt, dat is het wonder van Kerst. Maar de heilige Geest is zo diep en volledig in Jezus aanwezig dat Hij uit zichzelf, als vrije keus, zijn Vader volmaakt liefheeft en dient, zelfs tot in de dood. Zo bereikt God in Jezus zijn scheppingsdoel: dat er op zijn minst één mens zou zijn die Hem in alle vrijheid volmaakt zou liefhebben. En het is deze Jezus die nu uit het hele menselijk geslacht mensen, op zijn naam, mag meenemen in zijn heerlijke relatie met de Vader. Mag meenemen naar die nieuwe werkelijkheid van ‘uit vrije keus God volmaakt liefhebben’.

 

Nu kan ik laten zien wat de zin van geloven is. Eigenlijk valt die vraag in tweeën uiteen. Eerst vertel ik wat de zin van het geloof van Jezus is. Want dat is het belangrijkste. Het belang van het geloof van Jezus is dat daardoor Gods scheppingsplan gehaald wordt: dat de mens Hem uit vrije wil zou liefhebben. Dat is heel belangrijk want daardoor kunnen God en mens eeuwig met elkaar in relatie leven. Dat is de redding voor de mens. Zonder die eeuwige relatie was je eeuwig dood. Eeuwig eenzaam en alleen. Maar dan de vraag wat de zin van ons geloof is. Jouw geloof. De zin van het door de heilige Geest in ons gewerkte geloof is dit: dat wij -als we het niet verwerpen, want dan kunnen we- Jezus eren. Door te geloven eren wij Jezus. Door te geloven erkennen we de noodzaak van zijn inzet voor ons. Erkennen wij de liefde van Vader en Zoon daarin. Erkennen we ook dat wij van die liefde willen leven. Liefde roept altijd om antwoordliefde. Gods liefde beantwoorden is de zin van het leven. Ook al is het de heilige Geest die deze liefde in je werkt. Want Hij werkt het wel in jou, in jouw lichaam, in jouw leven. Het door God gewerkte geloof krijgt voet aan de grond op aarde in jou als mens. En dat is weer belangrijk voor het samenleven van mensen onderling. Door je geloof in God word je liefdevol en trouw naar je medemens. Dat kan niet anders. Als je de liefde en trouw ontdekt die God jou geeft, dan kan het niet anders of je gaat dat doorgeven aan je medemens. Zo wordt de wereld een stukje leefbaarder. Mensen gaan elkaar liefhebben en willen elkaar trouw zijn. En dit werkt als een olievlek die steeds groter wordt. Je steekt anderen ermee aan. Ze zien aan jou hoe mooi liefde en trouw het leven maken. Dat jij, door de heilige Geest, gelooft heeft dus ook zin omdat het anderen aansteekt om te gaan geloven. Samengevat, de zin van jouw (door de Geest gegeven) geloof is: 1) het eert Jezus en zijn liefde, 2) het zorgt ervoor dat de wereld leefbaarder wordt, 3) je steekt er anderen mee aan om te gaan geloven.

 

Dat laatste is interessant omdat het laat zien dat de heilige Geest het geloof werkt door gewone dingen te gebruiken. Mensen die over God vertellen en het geloof voorleven. Ouders die over God vertellen aan hun kinderen. Maar de Geest gebruikt ook de kerkdiensten en de sacramenten (Zondag 25). De heilige Geest gebruikt bepaalde middelen. Niet eens altijd bijzondere middelen: gewoon een bijbel, gewoon een preek, gewoon een medemens. Gewoon dingen die je kunt horen en zien. Daarin en daardoor werkt de Geest in je hart. Dat laatste kun je niet zien. Je merkt het pas als iemand zichtbaar gaat geloven. Om dat onzichtbare werk van de heilige Geest kun je wel bidden. Moet je bidden, als je wilt gaan geloven. Tegelijk gebruik je dan die gewone middelen. Je zou het kunnen vergelijken met een zeilboot. De wind is de Geest, die waait wel. Maar jij moet ervoor zorgen dat je de wind opvangt: je hijst de zeilen. Doe je dat niet dan ga je niet vooruit. In het geloof is het hijsen van de zeilen: naar de kerk gaan, bijbel lezen, bidden, omgaan met medegelovigen. Zo vang je de Geest op. Is geloven daarmee iets geworden waar je zelf voor zorgt? Natuurlijk niet. Net zomin als ik kan zeggen: omdat ik de zeilen heb gehesen stuw ik de zeilboot voort. Conclusie: Gods werk in jou en je eigen verantwoordelijkheid sluiten elkaar niet uit. Jij moet voor God kiezen, dat is 100 % jouw verantwoordelijkheid. Tegelijk is jouw geloof 100 % Gods werk in jou. In Filippenzen 2:12-13 zegt de apostel Paulus: ‘Blijf u inspannen voor uw redding, en doe dat in diep ontzag voor God, want het is God die zowel het willen als het handelen bij u teweegbrengt, omdat het hem behaagt.’

 

Tot slot. Waarom ben ik zo blij dat God het geloof in mij werkt? Omdat dit een enorme zekerheid geeft. Als God voor mij gekozen heeft, om geloof in mij te gaan werken, dan weet ik dat ik zal blijven geloven. God verandert toch niet? Hij komt toch niet op zijn keus voor mij terug? Zo is Hij toch niet? Het mooie van Gods keus voor mij is ook dat Hij dus alle eer krijgt. Dat ik hier sta, als gelovige, en dat u en jij daar zit, is alleen maar en helemaal aan God te danken. Hij moet alle eer krijgen. ‘Wil iemand zich op iets beroemen, laat hij zich op de Heer beroemen’ (2 Korintiërs 10:17). Onthoud: je bent geen marionet (zo’n pop die door touwtjes van boven bestuurd wordt) maar een zelfstandig mens met een eigen verantwoordelijkheid. Laat je nu toch alsjeblieft van boven besturen door de onzichtbare draden van de heilige Geest. Amen.