Het evangelie van de vluchtelingenstroom

13 september 2015

God geeft je een bestaan. Dat doet Hij in zijn genade en niet omdat jij daar recht op hebt. Kijk maar, Hij geeft het ook aan de vreemdeling.

Lezen: Ezechiël 47:13-23

Tekst: Ezechiël 47:21-23

De enorme stroom vluchtelingen die Europa dagelijks binnentrekt houdt ons bezig. De journaals zijn ermee gevuld. Kranten berichten erover en geven in hun kolommen ruimte aan de verschillende standpunten. Hou je de grenzen dicht of zet je ze open? De een is van mening dat je vluchtelingen thuis moet opvangen, een ander zegt: beter van niet. Volgens sommigen moeten we ‘die moslims’ tegenhouden, volgens anderen zijn het juist de christenen die nu naar Europa vluchten. De een heeft het over gelukszoekers, een volgende schrijft dat de Nederlanders die naar Amerika en Canada emigreerden dat ook waren, dus wat is daar mis mee? Iemand pleit voor opvang in de regio, daarop reageert een ander dat 97% van de vluchtelingen in de regio blijft, het gaat dus maar over 3% van alle vluchtelingen die op dit moment naar Europa komt. En dan hebben we nog de plannen voor een AZC in Zeewolde aan de Bosruiterweg en de inspraakavond begin september, waarmee Zeewolde zelfs een item werd in het acht uur journaal.

 

Dit is nieuw: mensen lopen Europa binnen

Wat doet dit met je? Hoe kijk jij naar die journaals? Naar die verschrikkelijke foto’s in de krant? Wat vind je van de komst van vluchtelingen naar Zeewolde? Verwarrend hè? Wij hebben te maken met iets nieuws, iets wat we niet eerder zo hebben meegemaakt. Niet dat er een AZC in Zeewolde komt -dat is er allang geweest en daar hebben verschillenden hier zich indertijd ontzettend voor ingezet- maar nieuw is de massale vluchtelingenstroom. De aantallen mensen. Die zich ook niet meer laten tegenhouden. Tekenend vind ik de mars over de snelweg van Hongarije naar Oostenrijk. Deze mensen trekken Europa binnen. Zij wachten niet op toestemming. Als je ze echt tegen wilt houden moet je het leger erop af sturen. Gelukkig is dat niet gebeurd, Angela Merkel reageerde juist met een uitnodiging: kom maar naar Duitsland. Ik heb jaren geleden al wel eens gedacht: het is niet houdbaar, op een dag komen de mensen gewoon. Ik dacht toen aan mensen uit Afrika die vanwege de armoede daar massaal zouden wegtrekken. Er zijn in de geschiedenis altijd volksverhuizingen geweest. Nieuw is het dus niet. Maar voor ons is het wel nieuw wat er nu gebeurt. Mensen lopen Europa binnen. En wij staan met onze formuliertjes en registraties en asielprocedures langs de kant te zwaaien maar ze lopen gewoon door. Het overweldigt ons. Het maakt onzeker. De wereld verandert, jouw wereld verandert. Het is maar de vraag of we hier ooit achter terug kunnen. Wij willen het graag zo snel mogelijk weer normaal hebben, terug naar hoe het was. Of liggen hier juist voor christenen, juist voor ons als kerk, juist voor jou enorme kansen?

 

Wat doet God hier eigenlijk aan, zorgt Hij voor deze mensen? Of zorgt Hij er juist voor dat ze naar Europa komen zodat wij voor ze moeten zorgen? En wat doe jij, sta je erbij en kijk je ernaar? Of zit je je op te winden voor de tv, boos op iedereen die pleit voor open grenzen? Of denk je juist: misschien moet ik wel een vluchteling in huis opnemen? Ik denk dat dit ook altijd iets zegt over wie God voor jou is. De vragen ‘wat doet God?’ en ‘wat doe jij?’ leiden tot de vraag: ‘maar wie is God dan voor mij?’ Ik merk dat ik het bar moeilijk vind om de schuivende panelen in Europa bij te benen en om mijn eigen rol in dit alles te zien. Wat vraagt God van mij nu dit allemaal gebeurt?

 

Vreemdelingen krijgen een bezit in Israël

Opvallend is wat God deed na die andere volksverhuizing, de ballingschap. Ezechiël profeteert erover. Als hij de profetie van hoofdstuk 47 uitspreekt is het nog niet zover dat de joden terug mogen naar hun land, maar midden in die ballingschap mag Ezechiël al tegen de Israëlieten zeggen: als jullie straks terug zijn moeten jullie het land zo en zo verdelen. ‘Verdeel het door loting onder elkaar…’ En dan opeens: ‘…en onder de vreemdelingen die bij jullie wonen en kinderen verwekt hebben. Die gelden als geboren Israëlieten, en net als jullie zullen ook zij bij de stammen van Israël bezit krijgen. Een vreemdeling moeten jullie zijn bezit geven bij de stam waar hij woont – spreekt God, de HEER’ (Ezechiël 47:22-23). De vreemdelingen krijgen een bezit, dat is het bijzondere hier, een erfdeel dat ook weer op hun kinderen zal overgaan. Eeuwenlang hadden de vreemdelingen in Israël dat niet kunnen krijgen. In het Oude Testament heb je twee soorten vreemdelingen: zij die de God van Israël willen dienen en zij die vijandig staan tegenover God en zijn volk. Maar de vreemdelingen die de God van Israël wilden dienen die mochten bij het volk wonen, zij hadden een beschermde status, er moest naar hen worden omgezien, de vreemdeling mocht delen in de oogst, denk aan Ruth uit Moab. De vreemdelingenwet uit Leviticus en Deuteronomium schreef voor dat zij het goed moesten hebben in Israël. Besneden vreemdelingen mochten zelfs het Pascha mee vieren (Exodus 12:43-51). Maar een eigen bezit in Israël, een erfdeel? Nee, dat nooit.

 

Maar dan zie je opeens wat hier gebeurt. Hier gaat een gigantische wissel om: vreemdelingen krijgen nu wel een bezit in Israël, een overerfbaar stuk grond. Denk eens aan Nabot en zijn weigering om zijn wijngaard aan koning Achab te verkopen. Nabot zegt: ‘maar het kan helemaal niet, het moet in mijn familie blijven’ (1 Koningen 21:3). Dat was ook zo, dat stond in de wet van God (Numeri 36:7). Maar na de ballingschap zegt God: ook de vreemdeling moeten jullie een erfdeel geven, een eigen stuk land waar hij een bestaan kan opbouwen. Want dat is de betekenis ervan: als de grond van jou is dan is het leuk om te investeren. Dat is net zo als met een eigen huis. De vreemdelingen die altijd op de grond van een ander woonden (voor de ballingschap) lieten niks na aan hun kinderen. Zo’n familie bleef altijd maar van de ene naar de andere plaats trekken. Maar nu ze een bezit krijgen, een stuk grond wat hun kinderen na hen in eigendom zullen hebben, nu kunnen ze iets opbouwen: een leven.

 

Zo zul je beseffen dat Ik de Heer ben

Dit gebeurt juist als Israël terugkomt uit de ballingschap. Dat is het moment waarop deze gigantische wissel omgaat. De latere joden zaten ontzettend met deze tekst in hun maag. Hoe kan het dat God in zijn land, ons land, het heilige land nu ook aan vreemdelingen een erfdeel geeft? De bijbeltekst werd er zelfs om gewijzigd, de joden veranderden twee letters zodat er niet stond dat de vreemdelingen een bezit in Israël kregen, maar dat zij een bezit voor Israël zouden worden. Maar waarom slaat God nu juist na de ballingschap deze nieuwe weg in? Het boek Ezechiël eindigt met een profetie over het herstel van Israël en een profetie van Israëls terugkeer en de herbouw van de tempel. Als je het hele boek Ezechiël leest ontdek je dat dit herstel niet langer afhankelijk is van Israëls berouw maar dat het een daad is van Gods genade wat leidt tot berouw bij Israël. Gods blaam wordt in het boek Ezechiël gezuiverd. De heilige God wordt niet anders door het falen van zijn volk, dat is de boodschap van Ezechiël. En dat Israël terug mag is enkel en alleen Gods grote, onvoorstelbare, onverdiende en ongedachte genade (Ezechiël 36:32). Maar dan valt er opeens licht op het bezit voor de vreemdeling. Israël was eerst zelf vreemdeling. Abraham was als vreemdeling, als migrant Kanaän binnengekomen. Hij had het land gekregen. De Israëlieten hadden het land gekregen, in Gods genade (Deuteronomium 9:6). Zij mochten nooit vergeten dat ze zelf vreemdelingen geweest waren, dat moest hun houding tegenover de vreemdelingen in hun midden bepalen (Exodus 23:9). Maar de Israëlieten hadden met hun zonden hun recht op het land verspeeld. God had hen eruit gezet en in ballingschap gestuurd. En nu mogen ze terug, dat is werkelijk onvoorstelbaar, wat een genade van God. Opnieuw. En op dat moment zegt God: nu krijgt ook de vreemdeling een bezit in Israël. Als mijn genade begint te stromen wordt ook de vreemdeling opgenomen. Zo zul je beseffen dat ik de Heer ben. Zo ontdek je wie ik werkelijk ben. Een genadig God. Ik ben de God die jou een bestaan geeft. Maar dat is niet omdat jij daar recht op hebt, kijk maar, ik geef het ook aan de vreemdeling.

 

Daar kun je natuurlijk van balen. Je kunt ook zeggen: Heer, ik bewonder de diepte van uw genade. Je gaat beseffen wie God is, hoe Hij is. God is de God van hemel en aarde. Hij schiep de wereld en de wereld blijft ook van Hem (Psalm 24:1). De Here verdeelt het land op aarde. Handelingen 17 zegt: ‘voor elk volk heeft God een tijdperk vastgesteld en hij heeft de grenzen van hun woongebied bepaald’ (Handelingen 17:26). Dat is ook wat je ziet in Ezechiël 47, de Here verdeelt het land. De Here bepaalt de grenzen van Israël en binnen dat gebied wijst Hij de stammen hun plek en door loting (waar God ook achter zit) krijgen de verschillende families hun plek. De Here verdeelt het land (vers 13-21) en Gods volk deelt zijn bezit (22-23). Moet zijn bezit delen met de vreemdeling. Dat is een opdracht hier in Ezechiël 47.

 

Deel jij je bezit? Vier mogelijke benaderingen.

Moeten wij ook delen? Moet jij ruimte maken voor vluchtelingen? Moeten wij de vreemdeling een bezit geven, een permanente plek voor hem en zijn kinderen en kleinkinderen? Niet een tijdelijke plek maar blijvend, niet aan de Bosruiterweg maar in ons midden? Je kunt hierbij van verschillende kanten insteken.

 

    Normatief

Een normatieve insteek is dat je zegt: als christen moet je voor de opvang van vluchtelingen zijn. Moet je voor open grenzen zijn. Misschien ga je zelfs zo ver dat je zegt: als christen moet ik bereid zijn vluchtelingen in mijn huis op te nemen. Argument: naastenliefde. Op zich klopt dat.

 

    Emotioneel

Een andere insteek is de emotionele. Je wordt diep geraakt door wat je ziet op tv: de bootjes op zee, mensen die proberen een overvolle trein in te komen, de aangespoelde peuter op het strand van Turkije. Dat is hartverscheurend. Daar kun je niet naar kijken zonder tranen in je ogen te krijgen. Ik ga die foto hier absoluut niet laten zien, en je moet ook goed weten wat je doet als je hem opzoekt. Omdat dit je allemaal diep raakt ga je aan de slag en zoek je manieren om te helpen.

 

    Dankbaarheid

Een derde insteek is dat je helpt uit dankbaarheid. Je doet goed omdat jou goed gedaan werd. De dankbaarheid van de catechismus: God verloste je uit je ellende en nu wil jij leven zoals God dat graag ziet. Ellende, verlossing, dankbaarheid, zo is de catechismus opgebouwd. In het deel van de dankbaarheid worden de wet en het gebed behandeld. ‘Heb de Heer je God lief met heel je hart, met heel je ziel en verstand, en heb de naaste lief als jezelf,’ dat ga je doen omdat je God dankbaar bent dat Hij je verloste van de uitzichtloze ellende van de zonde. En dankbaar als je God daarvoor bent ga je bidden voor de vluchtelingen, of God zich ook over hen wil ontfermen.

 

    Evangelie

De vierde insteek (en die ligt hier heel dicht achter) noem ik: de insteek van het evangelie. Waarom zou je je bekommeren om de vreemdeling en vluchteling op de meest royale manier? Omdat God zich over jou bekommerde. Jij was ook een vreemdeling. Paulus zegt in Efeziërs 2: ‘Zo (door Jezus) bent u (niet joden) dus geen vreemdelingen of gasten meer, maar burgers, net als de heiligen (joden)’ (Efeziërs 2:19). Dat jij nu christen bent, dat jij bij God hoort rust op dezelfde genade als die we in Ezechiël 47 ontdekten. Israël had geen recht op Gods genade en om hen dat duidelijk te maken gaf God zijn genade ook aan de niet-jood. Daarom zitten wij hier vandaag in de kerk.

 

Nog een reden om je te bekommeren om vreemdelingen is dat je er zelf nog steeds een bent. De apostel Petrus noemt christenen ‘vreemdelingen’ (1 Petrus 1:17, 2:11). We kwamen het ook tegen in de Hebreeënbrief. De geloofsgetuigen van Hebreeën 11 ‘zeiden van zichzelf dat zij op aarde leefden als vreemdelingen en gasten’, ‘op doorreis naar een vaderland’ (Hebreeën 11:13-16). Daarom, zegt de schrijver van de Hebreeënbrief, is ‘onze stad niet blijvend, wij kijken juist verlangend uit naar de stad die komt’ (Hebreeën 13:14).

 

Wie ontdekt zelf een vreemdeling te zijn geweest en nog steeds te zijn, gaat zoeken naar mogelijkheden om de vluchteling een bestaan te geven. Als Gods genade begint te stromen wordt de vreemdeling opgenomen. Je ziet dat toch ook om je heen? Hoeveel mensen zetten zich al niet in voor de vluchtelingen? Christen en niet-christenen. Laat het niet zo zijn dat de kerk achterblijft in de zorg voor de vluchtelingen die nu massaal naar Europa komen.

 

Wat werkt Gods genade in je uit?

Deze insteek van het evangelie zet je voor de vraag wat Gods genade in je uitwerkt. Het vluchtelingenvraagstuk raakt al heel snel aan het punt: leef ik uit genade of leef ik vanuit een houding van ‘recht hebben op’? Recht hebben op een leven hier in Nederland, recht hebben op een huis en een tuin, recht hebben op een toekomst voor onze kinderen en kleinkinderen. Omdat we dat goede leven hebben voelt het ook zomaar als een recht, dan vind je het heel moeilijk om het af te staan. Toch hoef je alleen maar ‘aan jezelf te denken’ om genadig te worden. Niet egoïstisch aan jezelf denken, dan lukt het juist niet, nee ik bedoel: je hoeft alleen maar te bedenken dat jouw eigen bestaan puur genade is. Denk aan jezelf, aan de genade die je ontving, dan word je genadig. Liefde geef je door.

 

Ik hoop dat als er straks een AZC is in Zeewolde wij als gemeente vooraan staan om te helpen. Dat we delen van wat we hebben. Dat we taallessen aanbieden, een luisterend oor, vriendschap, dat we de mensen wegwijs maken in het dorp, dat we hen opnemen in de samenleving, dat we hen uitnodigen in de kerk en bij onze activiteiten. Laten we ons daarop gaan voorbereiden. De vraag is, zijn wij een gastvrije gemeente of een gast-vrije gemeente? Vanuit het evangelie gezien bestaat dat laatste niet. Elke christelijke gemeente is een gemeente vol gasten, een gemeente die bestaat uit vreemdelingen. Dan kunnen er best nog een paar bij, de kerk wordt er alleen maar meer kerk van. En jij? Jij leert ondertussen steeds meer wat leven door Gods genade is. Dat heb je nodig voor de nieuwe aarde en het maakt je leven hier en nu al veel mooier. Wij zijn geschapen om van liefde en vriendschap te genieten. Wat een kans nu er zoveel vreemdelingen naar ons toekomen. Je wordt er alleen maar meer mens van. Amen.