Hoe God je moed inspreekt

15 februari 2015

In twaalf verzen krijg je vijf bemoedigingen om te blijven geloven in de belofte van eeuwig leven bij God in de hemel na je dood.

Lezen: Hebreeën 6:9-20

Tekst: Hebreeën 6:9-20

Vanmorgen zijn wij op een van de meest bemoedigende gedeelten van de hele bijbel gestuit. In deze twaalf verzen staan vijf enorme bemoedigingen voor je geloof. Vijf dingen die je willen helpen om te blijven geloven. Als je deze vijf dingen ziet dan denk je nooit meer aan afhaken. Ik zeg ‘we zijn erop gestuit’, omdat het mij zo verging in de afgelopen week. Natuurlijk had ik deze verzen wel eens gelezen, maar toen ik ze ging bestuderen viel mijn oog op een gegeven moment op die vijf bemoedigingen. En ze raakten me. Ze deden me wat. Toen ik ze eenmaal had zien staan kon ik mijn ogen er ook niet meer van af houden. Eigenlijk wilde ik dit gedeelte gelijk ‘s avonds aan tafel lezen. Het is er niet van gekomen maar dat lag aan iets anders. Ik ben wel razend enthousiast over dit gedeelte.

 

Vijf bemoedigingen om te blijven geloven

Deze vijf bemoedigingen zijn ook logisch op deze plek in de brief aan de Hebreeën. Kijk eens naar vers 9. Daar staat: ‘We zeggen dit nu wel, geliefde broeders en zusters...’ Waar slaat dat op terug? Wat heeft de schrijver net gezegd? Misschien weet je het nog van drie weken geleden, de schrijver had gezegd: pas op voor het loslaten van Jezus. Pas op voor afhaken. Dat je de beloften van God laat voor wat ze zijn en vervolgens je eigen weg gaat. De schrijver van de Hebreeënbrief had nogal een stevige waarschuwing gegeven. Daarom gaat hij zijn lezers nu bemoedigen. ‘We zeggen dit nu wel, maar...’ En dan volgen die vijf bemoedigingen.

 

Nu weet ik niet wat jou triggert in je geloof. Ik weet niet wat voor jouw geloof de grootste bedreiging is. Het kan zijn dat je vanwege je zonden denkt: ik kap er maar mee. Een zonde in je leven die je maar niet overwint. Je denkt: als ik dat al niet kan in geloof, dan kan ik er maar beter mee stoppen. Of misschien is het voor jou alle ellende in de wereld die je geloof onder druk zet. De vluchtelingen op de Middellandse Zee, de spanningen in Ukraïne, de aanslagen in Denemarken. Wat doet God daaraan? Of je kijkt om je heen en je ziet hoe in Nederland steeds minder mensen geloven. Kerken lopen leeg en je vraagt je af waarom jij zou blijven. Bij een minderheid horen is niet gemakkelijk, het is veel gemakkelijker om met de stroom mee te lopen. Bovendien, mensen die niet geloven en zij die stopten met geloven lijken vaak heel gelukkig. Dus wat voegt het geloof dan toe?

 

Als je bemoedigd wilt worden in je geloof, als je bemoedigd wilt worden om te blijven geloven, zit je hier dus goed vanmorgen. Want in dit gedeelte spreekt God zelf je moed in. God wil dat je zeker bent van je geloof. Dat is best een sterke uitspraak, maar kijk eens in vers 17 dan zie je het staan: ‘God wilde de erfgenamen van de belofte ervan doordringen hoe vast zijn voornemen was.’ Die erfgenamen van de belofte zijn wij. En de belofte is dat je door geloof in Jezus naar de hemel gaat na je dood. Dat je dan bij God mag zijn. Dat is toch de kern van je geloof? En daar wil God je zeker van maken. Daar wil God je van doordringen. Zodat je daarin blijft geloven; in God, in zijn hemel, en dat jij daar naartoe gaat na je dood. Als je dat gelooft, als dat voor jou vast staat, dan wordt God daardoor geëerd. En zelf word je er gelukkig van. Soms wordt geloven voorgesteld als afzien. Als iets waardoor je je van alles moet ontzeggen in dit leven, aan allerlei plezier kun je niet meer meedoen als je gelooft, en dat zou je dan doen om later in de hemel te mogen komen. Ik denk dat geloof en zeker zijn in je geloof je juist nu al gelukkig maakt. Daarom nu die vijf bemoedigingen.

 

    God wil je redden

De eerste zit in vers 9: ‘We zeggen dit nu wel, geliefde broeders en zusters (die waarschuwing tegen afhaken), maar we zijn ervan overtuigd dat u op de goede weg bent en dat u gered zult worden.’ Weet je wat God hier zegt? God zegt: Ik wil je redden. En dat is een enorme bemoediging. God wil je redden. We wisten dat ook wel uit andere bijbelgedeelten. Bijvoorbeeld 1 Timoteüs 2:4. Daar staat: ‘God wil dat alle mensen worden gered en de waarheid leren kennen.’ En in het Oude Testament, in Ezechiël 18:23 zegt God: ‘Denken jullie dat ik het toejuich als een slecht mens sterven moet? Nee, ik wil dat hij tot inkeer komt en in leven blijft.’ Dus God wil jou redden. Iedereen hier. Dat is zijn liefde en trouw. Zo kennen wij God toch vanuit de bijbel? Hij wil je redden en je het eeuwige leven geven. Dat is een enorme bemoediging voor je geloof. Sowieso God wil dat jij gelooft. Dan ben je toch al half binnen? Wat zeg ik, meer dan de helft. Als God al wil dat jij blijft geloven, dan mag jij er zeker van zijn dat je blijft geloven.

 

Opvallend is dat de schrijver van de Hebreeënbrief zegt dat hij ervan overtuigd is dat zijn lezers gered zullen worden. Hoe kan hij dat nou zeggen? Stel dat ik dat over u allen zou zeggen zoals we hier vanochtend bij elkaar zitten: ik ben ervan overtuigd dat u gered zult worden. Wat zou dat trouwens met je doen? Zou je daar blij van worden? Of lui? Of zou het je aanzetten tot een heel christelijk leven? Dat de schrijver van de Hebreeënbrief hier zo stellig is komt niet voort uit zorgeloosheid. Alsof er niets is wat het geloof bedreigt. Zijn zorg dreef hem juist tot ernstige woorden en scherpe waarschuwingen. Dat hij toch overtuigd is van de redding van zijn lezers heeft alleen maar te maken met de liefde en trouw van God. Daarop rusten zijn stellige woorden. Ik ben ervan overtuigd dat u gered zult worden, want God wil u redden. Sterker nog, God is daar op ditzelfde moment mee bezig.

 

    God vergeet zijn eigen werk niet

Ik ga naar vers 10, want daar zit de tweede bemoediging. Ik zei al dat in deze twaalf verzen vijf enorme bemoedigingen zitten. Dat is een hoge bemoedigingsdichtheid! Wat staat er in vers 10? Daar staat: ‘God is niet zo onrechtvaardig dat hij vergeet wat u hebt gedaan, hoeveel liefde u aan zijn naam hebt betoond door sinds jaar en dag steun te verlenen aan de gelovigen.’ De bemoediging is hier dit: God vergeet zijn eigen werk niet. God levert geen half werk. Wat God begonnen is in een mens dat maakt Hij ook af.

 

Want hoe kwam het dat de Hebreeën ‘liefde aan Gods naam hebben betoond’? Wat je concreet zag is dat ze steun verleenden aan medegelovigen. Zij hielpen hun geloofsgenoten. Met geld, met een pannetje soep, met kleren, met een warme deken, een bezoekje. Wij zouden zeggen: ze betoonden zich een diaconale gemeente. Maar daarin en daar doorheen ‘betoonden zij liefde aan Gods naam’. Wat betekent die uitdrukking? Gods naam dat is hoe Hij bekend staat. Namelijk als een God van liefde en genade, een God die omziet naar wat zwak is en hulp nodig heeft. De Hebreeën zagen op een zelfde manier naar hun medegelovigen om uit liefde voor God. Vanuit hun liefde voor God hielpen zij hun geloofsgenoten.

 

Maar waar kwam die liefde vandaan, die liefde waarmee ze hun medegelovigen hielpen en waardoor Gods naam geëerd werd? Want dat laatste kun je je wel voorstellen, dat mensen zeiden: moet je zien hoe die christenen naar elkaar omzien, dat is toch wel bijzonder, misschien is hun God dan ook wel bijzonder. Weet je waar die liefde vandaan kwam? ­Die kwam bij God zelf vandaan. Niemand komt tot het dienen van zijn naaste uit zichzelf, dat komt altijd bij God vandaan. Dat is altijd iets dat de heilige Geest in een mens werkt. Kijk en dan zegt de schrijver van de Hebreeënbrief: God is niet zo onrechtvaardig dat Hij vergeet wat u hebt gedaan, de liefde die u betoont hebt. Daarin en daarachter zit dus dat God zijn eigen werk niet vergeet. Hij werkt die liefde in het hart van zijn kinderen zodat Hij daarom geëerd wordt. God wil dat zijn naam eer ontvangt in deze wereld. Dat is zijn rechtvaardigheid. Hij heeft daar recht op. Dus dat jij blijft geloven kun je zeker weten, niet omdat je op je eigen goede daden terugkijkt, maar omdat je achter je goede daden het werk van God in jou ziet. God wil dat zijn naam eer ontvangt in deze wereld. Die eer zal Hij krijgen doordat Hij geloof werkt en blijft werken in zondige mensen zoals jij en ik.

 

    Anderen ontvingen het beloofde al

De derde bemoediging zit in vers 12. Die is eigenlijk heel simpel: anderen ontvingen het beloofde al. Voor jou zijn er mensen geweest die door te blijven geloven het eeuwige leven ontvangen hebben. In hoofdstuk 11 zal de schrijver hier uitgebreid op terugkomen. Dat is het hoofdstuk over de geloofsgetuigen. Dan gaat het over het geloof van Abel, Noach, Abraham en Sara, Isaak en Jakob, Mozes. Ieder van hen kreeg beloften en allemaal moesten ze erg lang wachten voordat datgene gebeurde wat God beloofd had. Noach heeft ongeveer honderd jaar aan de ark gebouwd, al die tijd geloofde Hij dat Gods oordeel zou komen en dat God hem zou redden. Abraham en Sara kregen de belofte van een kind. Maar wat hebben ze lang moeten wachten (25 jaar) voordat Isaak geboren werd. En opvallend genoeg zegt Hebreeën 11:13 dat er ook beloften waren die zij niet in vervulling hebben zien gaan. De uitdrukking daarvoor is: ‘in geloof sterven’. Luister maar eens naar Hebreeën 11:13: ‘Zij allen (al die mensen die in dit hoofdstuk worden genoemd) zijn in geloof gestorven; wat hun beloofd was zagen ze geen werkelijkheid worden.’ Wat was hun dan beloofd wat ze tijdens hun leven geen werkelijkheid zagen worden? Als je verder leest ontdek je het, vers 16: ‘Ze keken reikhalzend uit naar een beter vaderland: het hemelse.’ Vers 40 noemt dat ‘de volmaaktheid’. En Hebreeën 6:12 zegt hierover: dankzij hun standvastig geloof hebben zij na hun leven ontvangen wat hun beloofd was. God is trouw, Hij doet wat Hij zegt, Hij geeft wat Hij beloofd. Voor jou zijn er mensen geweest die door te blijven geloven het eeuwige leven ontvangen hebben. Dat bemoedigt om te blijven geloven.

 

    God belooft en zweert

De vierde bemoediging is dat God niet alleen belooft je het eeuwige leven te geven, maar dat Hij ook zweert dat te zullen doen. Je leest dat in vers 13-17. Misschien denkt een van de kinderen in de kerk nu wel: maar je mag toch helemaal niet zweren? Soms hoor je dat op het schoolplein: ‘Ik zweer het je!’ Iemand gelooft jou niet en je wilt graag wel gelooft worden en daarom zeg je: ‘Ik zweer het je!’ Eigenlijk zeg je dan: God hoort mijn belofte aan jou, zodat ik hem nooit kan terugnemen. Je zegt: God luistert mee op dit moment. Je snapt nu ook wel dat je niet zomaar moet zweren, te pas en te onpas. Je zou ook kunnen zeggen als iemand je niet gelooft: ‘Joh, ik geloof dat God meeluistert bij wat ik zeg, dus ik kan mijn belofte aan jou niet terugnemen.’ Het verschil tussen een belofte en iets zweren is dit: als je belooft zeg je ‘ik zal dit doen’, en als je zweert zeg je ‘die belofte kan ik onmogelijk terugnemen want God heeft hem gehoord.’ Daarom zweren we ook niet in de kerk, bijvoorbeeld bij de doop, belijdenis doen of trouwen, omdat we in de kerk met elkaar geloven dat God onze beloften altijd hoort.

 

Des te opvallender is dat God niet alleen een belofte doet aan Abraham maar ook zweert. En God zweert dan bij zichzelf, omdat Hij moeilijk kan zeggen: God heeft mijn belofte gehoord; Hij is immers zelf God. Maar door te zweren maakt God Abraham wel duidelijk: Ik kan mijn belofte onmogelijk terugnemen, want dan zou Ik ontrouw zijn aan mijzelf. God kan niet liegen. God kan een gedane belofte niet terugnemen. God kan een gedane belofte alleen maar vervullen. Als Hij je eeuwig leven belooft, dan staat dat.

 

    Jezus is al binnen

Ik ga naar de laatste bemoediging om te blijven geloven, je leven lang te blijven geloven, in het eeuwige leven dat God je belooft. Weet je wat die bemoediging is? Dat is deze: Jezus is al binnen. Jezus is al binnengegaan bij God in dat eeuwige leven. Dit is vers 19-20. Hij is onze voorloper. Anderen gingen ook al binnen (geliefden van ons ontvingen het leven in de hemel bij God) maar dat Jezus daar is, is anders. Want Hij is daar binnengegaan om ervoor te zorgen dat wij daar ook komen. Hij is daar binnengegaan ‘ten behoeve van ons’. Hij is daar als onze hogepriester die vrede bewerkt tussen de Vader en ons. En Hij is een bijzondere hogepriester zagen we eerder in deze serie, meer dan de hogepriesters van de joden, want door hogepriester Jezus is de troon van God tot een zekere vindplaats van genade geworden (Hebreeën 4:16). De hoop waar het in vers 19 over gaat, is de hoop op het leven bij God. Hoop wil hier niet zeggen ‘ik hoop maar dat ik later naar de hemel ga’, hoop is hier het vertrouwen dat je na je dood bij God mag leven. Dat je het eeuwige leven krijgt. Die hoop, dat vertrouwen is als een anker voor onze ziel. Het geeft houvast aan onze ziel in het leven nu. Je ziel, dan gaat het over je mens zijn, kan zomaar op drift raken. Maar het geloof in het eeuwige leven straks, geeft vastheid en oriëntatie in het leven nu. Dat is het beeld van het anker. Jouw hoop dat je naar de hemel gaat is gegrond. Want Jezus is al binnen. Om jou daar ook te krijgen.

 

Hou dus vast aan wat voor jou in het verschiet ligt

Ik ben hiervan onder de indruk. Vijf enorme bemoedigingen om te blijven geloven in wat God je belooft: het eeuwige leven bij Hem. Vijf bemoedigingen in slechts twaalf verzen. God zegt:

 

Ik wil je redden

 

Ik vergeet mijn eigen werk niet

 

Anderen ontvingen het beloofde al

 

Ik beloof en Ik zweer het

 

Jezus is al binnen

 

Wie goed heeft opgelet ziet dat ik over twee verzen nu nog niets heb gezegd, vers 11 en 18. Moet je eens kijken wat daar staat: hou dus vast aan wat er voor jou in het verschiet ligt! Blijf in het eeuwige leven geloven! Die vijf bemoedigingen leiden tot die ene oproep: hou vol. Want er zijn zoveel redenen om vol te houden. Wist je dat, dat er zoveel redenen waren om te blijven geloven? Ik vind dit prachtig. Want al die redenen vinden hun basis in God. Stuk voor stuk rusten ze op wie God is en wat Hij doet. Wat je hier ontdekt is dat Gods liefde de diepste grond is voor jouw zekerheid. Als je bemoedigd wil worden in je geloof moet je naar God kijken en luisteren. Als afhaken dreigt in jouw leven, vlucht dan naar deze vijf bemoedigingen. Zoek ze op, lees ze, en voel het vaderhart van God daarin voor je kloppen. De diepste grond voor zekerheid over je geloof is Gods liefde.

 

Maar hoe verhoudt die oproep om te blijven geloven zich met de zekerheid dat God geloof in je werkt? Eerder in de preek formuleerde ik het heel sterk: als God al wil dat jij blijft geloven, dan mag jij er zeker van zijn dat je blijft geloven. Maar daarnaast staat die oproep aan jouw adres: hou vol. Kan het dan toch nog mis gaan? We zien om ons heen dat niet iedereen het vol houdt. Toch zou het jammer zijn als dit afbreuk doet aan de zekerheid die in deze vijf bemoedigingen zit. Daarom wil ik er wat over zeggen. Kijk, afhaken stelt je schuldig. God doet er immers alles aan om je te helpen geloven, om je te helpen vol te houden, om ervoor te zorgen dat je de belofte vasthoudt. Afhaken gaat tegen alle verwachtingen in. Vanuit Hebreeën 6 is dat een van de meest onlogische dingen die er met jou zou kunnen gebeuren. Vanuit de liefde van God is dat een van de meest onlogische dingen die er met jou zou kunnen gebeuren. Het punt is dit: Gods liefde zorgt niet voor de uitschakeling van je wil, maar voor de versterking van je wil. Gods liefde zorgt niet voor de opheffing van de opdracht om vol te houden, maar voor de vervulling van de opdracht om vol te houden. Gods liefde betekent niet het einde van de aansporing om te geloven, maar de victorie van de aansporing om te blijven geloven. Zo komt de oproep om vol te houden op je af. Op basis van Gods liefde. Paulus zegt in Filippenzen 3:12: ‘Ik houd vol in de hoop eens dat te kunnen grijpen waarvoor Christus Jezus mij gegrepen heeft.’

 

Ik roep u op die hoop, dat geloof te blijven voeden. Door naar de kerk te komen, door in de bijbel te lezen, door samen als gemeente over onze hoop te praten. Laten we ook samen nadenken over hoe we de tijd van geduldig hopen concreet invullen. Dan gaat het dus over je hele leven, dat is immers de tijd waarin we de belofte van het eeuwige leven moeten vasthouden. Ik kan me voorstellen dat we over dat eeuwige leven praten. Dat we ons daarin verdiepen. Dat we daar samen voorpret over hebben. Dat we ons erop voorbereiden. Dat we ernaar toe leven. Dat we God erom bidden en Hem danken dat Hij ons die belofte gedaan heeft. Het zal je helpen om te blijven geloven. En waarom zou je niet blijven geloven, als God zelf je moed in spreekt? Amen.