Hoe ik Jezus aan het kruis breng

20 maart 2022

Jezus’ lijden en dood als het toppunt van de menselijke liefdeloosheid richting God.

Lezen: Marcus 11:27-33, Jesaja 5:1-7

Tekst: Marcus 12:1-12

Zouden wij het beter gedaan hebben dan Adam en Eva? Die gedachte kom ik geregeld tegen. Als wij Adam en Eva waren geweest, als wij in het paradijs hadden geleefd, hadden we natuurlijk niet gezondigd. Dan waren we van de boom van kennis van goed en kwaad afgebleven. God had dat toch duidelijk gezegd? Wat hadden we de wereld een boel ellende kunnen besparen.

 

Iets soortgelijks denken we vaak ook over de joden in Jezus’ tijd. Als wij toen geleefd hadden, hadden we Jezus natuurlijk niet gekruisigd. Hoe dom kun je zijn? Jezus, de Zoon van God, die kruisig je toch niet?

 

Die gedachte dat wij het beter zouden hebben gedaan is nogal hoogmoedig. Het roept ook de vraag op of wij wel door hebben hoe diep onze weerstand tegen God zit. Onze liefdeloosheid tegenover God. Hebben wij door hoe erg het met ons mensen is? Ik merk om me heen dat wij een soort gewenning hebben aan het lijden en sterven van Jezus. Wij leven momenteel in de veertig dagen voor Pasen. Dat lijkt voor veel christenen vooral een tijd van verdieping van het geloof te zijn. Die wens om het geloof te verdiepen en te beleven is natuurlijk goed. Maar het lijden en sterven van Jezus hebben we daarbij geaccepteerd als iets normaals. Iets wat er nou eenmaal bij hoort. Iets wat toen gebeurd is. Ik zou die gewenning aan het lijden en sterven van Jezus willen doorbreken. Het was geen incident. Het was niet iets dat nou eenmaal moest omdat God het wilde. Dat is ontdekkend trouwens, dat we het lijden en sterven van Jezus zien als iets dat God wilde. Maar wie brachten Hem aan het kruis, dat waren toch mensen? Het lijden en sterven van Jezus is niet een los schakeltje in het verhaal van onze redding. Dan kijken we te snel en te gemakkelijk naar wat het ons oplevert. Nee, Jezus’ lijden en sterven is het toppunt van onze menselijke liefdeloosheid richting God.

 

De gelijkenis van Marcus 12:1-12 laat dat zien. Eerst wie is wie. ‘Een man legde een wijngaard aan’, dat is God de Vader. De wijngaard is het volk Israël, denk aan wat we lazen in Jesaja 5 en aan Psalm 80 waar we de dienst mee begonnen. De wijnbouwers zijn de joodse leiders: de hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten. De oogst of opbrengst is de lof, eer en liefde die God van zijn volk wil ontvangen. De knechten die gestuurd worden om een deel van de opbrengst op te halen zijn de profeten die God in de tijd van het Oude Testament naar zijn volk stuurde. De geliefde zoon is Jezus.

 

Nu begint het verhaal heel rustig, op de toonhoogte van Jesaja 5. Voor de joden in de tijd van Jezus herkenbaar: het volk als wijngaard van God. Toch krijgt het verhaal gelijk in vers 1 al een vreemde wending. Want de man die zich al die moeite heeft getroost om de wijngaard aan te leggen gaat op reis. Stel je een kolonist voor die een stuk grond ontgint, een blokhut bouwt, de eerste groenten inzaait en dan vertrekt - terwijl hij juist op het punt staat om de vruchten te gaan plukken van al zijn inspanningen. De man in de gelijkenis is geen investeerder die een bedrijf opzet en dat in handen van managers legt. Nee, deze man vertrouwt zijn moeizaam opgebouwde bedrijf toe aan boeren die weten hoeveel zweet en liefde er in zo’n wijngaard zit.

 

Vanaf dat punt wordt het verhaal alleen maar gekker. De eerste knecht die gestuurd wordt om een deel van de opbrengst op te halen wordt mishandeld en met lege handen teruggestuurd. De tweede knecht treft hetzelfde lot, zo niet erger. De derde knecht wordt gedood, en nog vele anderen knechten volgen die of mishandeld of gedood worden. Waarom blijft deze wijnbouwer knechten sturen? Na wat er met knecht nummer 1 gebeurd is, en zeker na knecht nummer 2 en 3, weet de wijnbouwer toch hoe de pachters in elkaar zitten? Maar wat werkelijk totaal onbegrijpelijk is, is dat deze man als laatste zijn zoon stuurt. Wat verwacht hij daarvan? De pachters hebben bewezen over lijken te gaan. Dit kan toch nooit goed aflopen?

 

De vraag is dus waarom God na alle profeten die hij naar Israël had gestuurd uiteindelijk ook nog zijn Zoon stuurt. Lag het niet in de lijn van de verwachting dat Hij ook mishandeld en gedood zou worden? Maar het is juist deze lijn die Jezus aanwijst. Zijn dood, straks aan het kruis, is geen incident maar het past in een patroon. Jezus’ lijden en dood is in het licht van de voorgaande geschiedenis het trieste toppunt. Jezus’ lijden en dood is geen vergissing, dat ze dachten de verkeerde voor zich te hebben, maar het toppunt van liefdeloosheid richting God. De joodse leiders proberen het af te doen als een incident. In Johannes 11:50 lezen we dat Kajafas tegen het Sanhedrin zegt: ‘Besef toch dat het in jullie eigen belang is dat één man sterft voor het hele volk, zodat niet het hele volk verloren gaat.’ De dood van Jezus wordt hier neergezet als een op zichzelf staand iets. Maar Jezus maakt met zijn gelijkenis duidelijk dat er een hele geschiedenis aan vooraf gaat. Een geschiedenis van God niet de eer willen geven die Hem toekomt. Een geschiedenis van opstand tegen God. Wie het Oude Testament open doet -het maakt bijna niet uit op welke bladzijde- ontdekt dat dit waar is.

 

Maar waarom stuurt God zijn Zoon dan naar de aarde? Of, waarom stuurt de wijnbouwer uit de gelijkenis als laatste zijn zoon? In vers 6 lezen we dat de wijnbouwer daarbij denkt: ‘Voor mijn zoon zullen ze wel ontzag hebben.’ Is deze man niet vreselijk naïef? Geeft Hij niet om zijn zoon? En waarom gaat die zoon eigenlijk? Hij zal de hele geschiedenis toch hebben meegekregen; al die knechten die met blauwe plekken terugkwamen, knechten die helemaal niet terugkwamen. Toch denk ik niet dat de wijnbouwer naïef was. Is het sturen van zijn zoon niet juist een poging om een gevoelige snaar bij de pachters te raken? In plaats van onpersoonlijke knechten, geeft de wijnbouwer zijn boodschap nu zijn eigen gezicht. Wat de wijnbouwer doet door zijn zoon te sturen is een aller- allerlaatste appel op de menselijkheid van de pachters. Het kan toch niet waar zijn dat hun hart echt keihard is tegenover hem? Er moet toch ergens een ondergrens zijn aan hun liefdeloosheid?

 

Zo komen we op het trieste dieptepunt van dit verhaal: er zit geen ondergrens aan de liefdeloosheid van de mens richting God. Dat is nogal een stevige uitspraak. Die me ook verdrietig maakt. Tegelijk geef ik toe dat dit klopt. Het is waar, er zit geen ondergrens aan de liefdeloosheid van de mens richting God. Het zijn geen vergissingen, de zondeval niet, de kruisiging van Jezus niet en alles wat voor en na de kruisiging gebeurt niet. Bij de kruisiging van Jezus deden wij (mensen) gewoon weer wat Adam ook al deed: God uit zijn schepping gooien en de boel inpikken. Het is een patroon. Je ziet dat patroon zich voortzetten tot op de dag van vandaag. Waarvoor houden wij halt? Doen wij niet gewoon alles waar we zin in hebben? In deze veertigdagentijd is het goed om daar over na te denken. Is Jezus’ lijden en sterven voor jou een incident -iets dat toen, één keer gebeurde- of staat het voor jou in een groter kader? Een actueel kader ook? Jezus stierf omdat mijn liefdeloosheid naar God toe geen bodem kent. Wij hadden het niet beter gedaan dan de joden in die tijd. Als je moet kiezen tussen doen waar je zelf zin in hebt, je werk, je bedrijf, je opleiding, of alles opgeven en Jezus volgen - wat kies jij dan? Als je liefde voor God betekent dat je jezelf moet verloochenen - wat kies jij dan? Laten we eerlijk zijn, als wij bij de boom van kennis van goed en kwaad hadden gestaan, hadden we ook gegeten. Wij willen niet alleen zijn als God, dat was de wens van Adam en Eva, maar wij gedragen ons domweg als god. Wij bepalen zelf wat goed en fout is, we doen alsof de wereld van ons is, we vereren mensen en zijn vreselijk bedacht op onze eigen eer. Diep in ons hart willen we God er helemaal niet bij hebben op aarde. Ja na de wederkomst, prima, maar het liefst gaan we tot die tijd, ons leven lang, onze eigen gang. Het lijden van Jezus staat in een groter kader: wij willen de aarde voor onszelf, wij willen ons leven voor onszelf en dus moet Jezus wijken. Met onze mond belijden we Hem maar onze daden spreken vaak een andere taal.

 

Maar als God dit allemaal wist, als God wist wat er zou gebeuren met zijn Zoon, dat ze Hem zouden kruisigen, waarom liet Hij Hem dan nog naar de aarde gaan? Ik denk dat we hier het evangelie op het spoor komen. Want tot nu toe is dit een in- en intriest verhaal. Vaak worden we blij van het lijden en sterven van Jezus. Het is onze redding, het is onze verlossing. Maar de gelijkenis van Marcus 12 toont ons die andere kant: Jezus stierf omdat wij mensen Hem er niet bij willen hebben. Het evangelie hierin is dat wij gaan inzien dat wij onszelf niet kunnen redden. Wij hebben God nodig. Wij hebben Gods liefde nodig die in ons werkt, die ons verandert. Het evangelie van onze totale liefdeloosheid is dat wij nog maar één kant op kunnen, naar God. De gelijkenis van Marcus 12 houdt ons een spiegel voor: jouw menselijke slechtheid is totaal. Er is niet een bodem waarbij heel in de diepte toch nog wat liefde voor God zit. Juist daarom kunnen we maar één kant op, naar God. Dat is evangelie. God laat ons niet zitten met het idee dat we onszelf kunnen redden. Dat zou ernstig zijn, want dan gingen we het geheid proberen. Maar het zou ons nooit lukken. Je ziet het toch gebeuren in de wereld van nu? De liefdeloosheid speelt telkens weer op. Echte vrede wordt het nooit. Er wordt altijd wel ergens op aarde een volk onderdrukt en uitgebuit. God ontneemt ons in het evangelie elke hoop, elke hoop op redding vanuit onszelf en op eigen kracht. Als je dat eenmaal gezien hebt kun je nog maar één kant op, naar God. En dat is nou precies wat God wil. Hij wil je redden, Hij kan je redden. Hij wil je vullen met zijn liefde. Want zijn liefde is echte liefde, zuivere liefde, gevende liefde. Wij hebben de liefde van God nodig. Zijn liefde moet in ons zijn. Het is evangelie als God je dat duidelijk maakt.

 

We belijden dit al eeuwen in de Catechismus (v/a 8): ‘Maar zijn wij zo verdorven, dat wij helemaal onbekwaam zijn tot iets goeds en uit op elk kwaad?’ Dit is dat grotere kader waar Jezus aan gestorven is, de menselijke slechtheid is totaal. Dit voel je misschien niet altijd zo, het lijkt mee te vallen in jezelf. Dit is iets wat je zegt in geloof, het is een belijdenis. Een nazeggen wat in de Bijbel staat, bijvoorbeeld in Marcus 12. Maar wat is dan het antwoord van de Catechismus? ‘Zijn wij zo verdorven, dat wij helemaal onbekwaam zijn tot iets goeds en uit op elk kwaad?’ Antwoord: ‘Ja.’ Er is geen verpletterender antwoord dan dit. De Catechismus wil dat je dit van binnenuit zegt, geen uit het hoofd geleerd antwoord maar uit overtuiging: zo is het echt met mij. Vervolgens staat er een komma, de belangrijkste komma van de hele Catechismus. ‘Zijn wij zo verdorven, dat wij helemaal onbekwaam zijn tot iets goeds en uit op elk kwaad?’ Antwoord: ‘Ja, behalve wanneer wij door de Geest van God opnieuw geboren worden.’ Hier schittert Gods evangelie in alle helderheid. Hier komt alles samen. Hier verandert alles en gaat de toekomst open, jouw toekomst. God deelt zijn Geest met je. Gods Geest weet exact wat God mooi vindt, wat God wil, wat zijn diepste wens is. Die Geest deelt Hij met jou zodat jij weet wat God mooi vindt, wat Hij wil en wat zijn diepste wens is. Je gaat in de Geest van God leven. Die uitdrukking gebruiken we wel eens als iemand gestorven is. Als de begrafenis plaatsvindt ‘in de geest van de gestorvene’, dan betekent dat, dat de overledene wat op de begrafenis gebeurt goed zou hebben gevonden. Of je zet een bedrijf voort in de geest van de gestorven oprichter, dan ga je verder met het bedrijf zoals de oprichter het oorspronkelijk bedoeld had. Daar moet je aan denken als het gaat over leven in de Geest van God. Je gaat verder met de wereld zoals God het oorspronkelijk bedoeld had. Je leidt je leven op een manier zoals God dat goed gevonden zou hebben; zoals God dat goed vindt. Bij dit evangelie kom je alleen uit als je ontdekt hebt dat jouw geest totaal verdorven is.

 

Hoe loopt de gelijkenis af? Laten we daar nog even naar terug gaan. Na de dood van de zoon komt de eigenaar zelf naar de wijngaard. Hij doodt de pachters en geeft de wijngaard aan anderen. Gelukkig maar. De wijngaard blijft bestaan, er zal opbrengst zijn voor God: lof, eer en liefde van de mens, een schepping die bloeit voor God. De ‘anderen’ aan wie de wijngaard gegeven wordt zijn de leerlingen van Jezus, de apostelen. Zij worden aangesteld om het nieuwe volk van God vrucht te laten dragen: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing; de vrucht van de Geest (Galaten 5:22-23). Maar dan volgt er nog een opmerking van Jezus over die hoeksteen (vers 10-11). Dit hoort niet meer bij de gelijkenis, Jezus wil hiermee iets anders zeggen. Jezus haalt Psalm 118 aan. In die Psalm gaat het over de terugkeer van een verworpen koning. Jezus laat hiermee aan de joodse leiders weten dat ze Hem wel uit de weg kunnen ruimen, maar dat Hij terug zal keren. Ze kunnen Hem wel doden, maar er zal een compleet nieuw volk gebouwd worden dat rust op Hem. Jezus zal overwinnen. Gods liefde zal het winnen van de haat van de mens.

 

Wat God ons vanmorgen laat zien is dat er geen ondergrens zit aan de liefdeloosheid van de mens jegens God. God zegt dit om ons te laten ontdekken dat we totaal afhankelijk zijn van zijn liefde. Ons toppunt van liefdeloosheid richting God -de dood van Jezus aan het kruis- werd Gods toppunt van liefde naar ons. Zo bevrijdt God. Hij beantwoordt liefdeloosheid met liefde. Leg nooit de oorzaak van Jezus’ lijden en sterven bij God. Alsof het Gods keus was om de zonde van de mens te straffen. Wij brachten Jezus aan het kruis en wij wilden Hem er niet bij hebben. Door Gods Geest verandert dit. Dat is ook iets dat God ons vanmorgen laat ontdekken: wij zijn totaal afhankelijk van zijn Geest. Door Hem gaan we liefhebben. Door Hem verdwijnt onze onbekwaamheid en kunnen we gaan leven zoals God het wil. Door Hem zijn we niet langer uit op elk kwaad maar willen we het goede gaan doen. Bid daarom elke dag om de Geest. Leef elke dag uit de Geest. Vraag je bij alles wat je doet af ‘wat wil God?’ Niet, wat wil ik, maar wat wil God? Dat is leven in de Geest van God. Hij laat liefde opschieten op de meest ongedachte plek: in het hart van de mens. Amen.