Je bestemming
8 januari 2023
Wel losgekocht van de dood, niet van de dienst aan God.
Lezen: Lucas 2:22-40
Tekst: Lucas 2:22-23
Stel je zou niet hoeven te kiezen tussen God en jezelf, zou dat niet heerlijk zijn? Nu moet ik vaak nog kiezen: doe ik waar ik zin in heb of doe ik wat God van me vraagt? Dat botst. Zodra ik op mezelf gericht ben, ben ik niet meer op God gericht. Zodra ik mezelf in het middelpunt zet staat God aan de zijlijn. Er kunnen er niet twee koning zijn in mijn leven, God en ikzelf. Ik wil God dienen, Hem de hoogste plaats geven, zijn bevelen uitvoeren, maar wat levert dat vaak een strijd op met mezelf.
Hoe heerlijk zou het zijn als het dienen van God vanzelf ging. Als mijn hele leven aan Hem gewijd was. Je ergens aan wijden betekent dat je iets je volledige aandacht geeft. In Handelingen 6:4 lees je dat de apostelen zich ‘wijden aan het gebed en aan de verkondiging’. Daar zijn ze dus dag en nacht mee bezig. Of je wijdt je aan iemand, dat betekent dat je al je tijd en energie aan hem of haar besteedt. Je bent op die ander gericht en doet alles wat in zijn of haar belang is. Misschien wijd jij je aan de zorg voor je man of vrouw. Je zet je volledig voor hem of haar in. Zou het niet heerlijk zijn als je leven zo aan God gewijd was?
Nu lazen we in Lucas 2 hoe Jezus aan God wordt gewijd: ‘Toen de tijd van hun onreinheid volgens de wet van Mozes ten einde was, brachten ze Hem naar Jeruzalem om Hem aan de Heer aan te bieden.’ De NBV 2021 vertaalt hier beter dan de NBV 2004, die zegt: ‘Toen de tijd was aangebroken dat ze zich overeenkomstig de wet van Mozes rein moesten laten verklaren…’ Het punt is dat de tijd van onreinheid na de geboorte Maria verhinderde om de tempel binnen te gaan (Leviticus 12:2-6). Die periode moest eerst voorbij zijn; bij de geboorte van een zoon ging het om veertig dagen. Het zich rein laten verklaren hoefde niet direct daarna, als het maar gebeurde bij het eerstvolgende bezoek aan de tempel. Het is dan ook niet daarvoor dat Jozef en Maria naar Jeruzalem gaan (vandaar mijn bezwaar tegen het woord ‘moesten’ in de vertaling van 2004). Het wordt ook pas genoemd in vers 24, hoewel het rein verklaren feitelijk voor de gebeurtenissen die in deze verzen beschreven worden heeft plaatsgevonden; Maria mocht zonder dat reinigingsoffer immers de tempel niet in. Bij een van de poorten van de tempel (Nikanorpoort) nam de priester dit offer in ontvangst. Maar er is dus iets anders dat Jozef en Maria drijft. Ze gaan naar de tempel om hun pasgeboren zoon Jezus aan God aan te bieden: Here, Hij is voor u, Hij zal volledig in uw dienst staan.
Denk daarbij aan wat er met de kleine Samuël gebeurt (1 Samuël 1:21-28). Hanna, getrouwd met Elkana, had de Here gevraagd om een kind. De andere vrouw van Elkana, Penina, had al kinderen en dat maakte Hanna heel verdrietig. En dan bidt ze: ‘HEER, geef mij een zoon, dan geef ik hem voor zijn hele leven aan u.’ Hanna krijgt een zoon, Samuël, en ze doet wat ze beloofd heeft: ze brengt de kleine Samuël naar het heiligdom als hij een jaar of vier is. Ze zegt tegen de priester: ‘Om deze zoon heb ik gebeden, en de HEER heeft mij gegeven waar ik om heb gevraagd. Nu geef ik hem op mijn beurt aan de HEER, voor alle dagen die hem gegeven zijn.’ Dat is heftig, zo jong nog en dan al moet Samuëls leven volledig in dienst staan van God.
Maar Jezus is nog jonger als zijn ouders Hem aan God wijden: veertig dagen. Eerder kon ook niet vanwege Maria’s onreinheid. Maar wat doen ze nou precies? De verwijzing in vers 23 geeft daar zicht op. Lucas schrijft dat Jozef en Maria Jezus naar Jeruzalem brengen om Hem aan de Heer aan te bieden, ‘zoals is voorgeschreven in de wet van de Heer: ‘Elke eerstgeboren zoon moet aan de Heer worden toegewijd.” Als je deze wet opzoekt in het Oude Testament kom je uit bij Exodus 13:2 (zie ook Exodus 22:28, Nehemia 10:37). Dat is de tijd van de uittocht uit Egypte met die vreselijke laatste plaag: alle eerstgeborenen van de Egyptenaren sterven. Maar de Here zal de huizen van de Israëlieten voorbij gaan, alle huizen met bloed rond de deurpost. Hoe klinkt de wet van Exodus 13:2? De Here zegt: ‘Wijd alle eerstgeborenen aan Mij; alles wat bij de Israëlieten of bij hun vee als eerste de moederschoot verlaat behoort Mij toe.’ Let op wat hier gebeurt, je bent dus bestemd voor de dood of voor God. De eerstgeborenen van de Egyptenaren zijn bestemd voor de dood, maar de eerstgeborenen van de Israëlieten zijn bestemd voor God. Het is één van beiden. Ontsnappen aan de dood betekent in dienst van God komen, er is geen tussenweg. Alle eerstgeboren jongens in Israël moesten aan God worden gewijd à la Samuël.
Na de zonde met het gouden kalf verandert dit (Exodus 32:25-29). Dan worden alleen de Levieten aan God gewijd, de eerstgeborenen uit de andere stammen van Israël moeten worden losgekocht. Maar de link met de gedode Egyptenaren blijft. In Numeri 3:13 zegt de Here: ‘op de dag dat Ik de eerstgeborenen in Egypte doodde, heb Ik alle eerstgeborenen van Israël, zowel van de mensen als van de dieren, voor mijzelf bestemd. Mij behoren ze toe, Ik ben de HEER’ (Numeri 3:11-13, zie ook vers 40-51, 8:17). Maar wat doen Jozef en Maria dan met de veertig dagen oude Jezus? Veel uitleggers zeggen dat Lucas 2 beschrijft dat ze Jezus loskopen, Hij is immers niet uit de stam van Levi maar van Juda. Maar opvallend genoeg staat er juist dat Jozef en Maria Jezus aan God aanbieden, ze wijden Hem aan God. Ze zeggen: onze Jezus moet volledig in Gods dienst staan.
Hoe komen ze hierbij? Waarom kopen ze Hem niet los? Op zijn minst hadden ze twee aanwijzingen. De engel Gabriël had tegen Maria gezegd: het kind dat uit jou geboren wordt, zal heilig worden genoemd (Lucas 1:35). Heilig betekent: apart gezet voor God, bestemd voor God, gewijd aan God. De andere aanwijzing is zijn naam, Jezus. Wij leggen het vaak uit als ‘God redt’ en dat betekent die naam ook. Maar voor de Joden in die tijd was een andere link veel sterker. Jozua, de Hebreeuwse versie van Jezus, was een priesternaam (Zacharia 3:7-10). Net als bij de naamgeving van zijn neef Johannes is ook de naam van Jezus een verrassing. Waarom moet Jozef het kind van Maria Jezus/Jozua noemen? Dat is vreemd. Tenzij het iets zegt over wat Hij zal gaan doen. De engel in Jozefs droom brengt dat onder woorden: ‘Ze zal een zoon baren. Geef Hem de naam Jezus, want Hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden’ (Matteüs 1:21). Maar dat is priesterwerk. Priesters bewerken verzoening tussen God en zijn volk, zij bevrijden het volk van hun zonden. Dat Jezus priester is heeft de schrijver van de Hebreeënbrief later duidelijk aangetoond (o.a. Hebreeën 7:13, 8:1-2).
Samengevat, in Lucas 2:22-23 lees je dat Jezus aan God wordt gewijd, zoals Samuël, zoals een priester. Jozef en Maria begrepen dat Jezus juist niet losgekocht moest worden. Hij zal volledig in Gods dienst staan, alle dagen van zijn leven. En op de achtergrond klinkt het verhaal van de uittocht: je bent bestemd voor God of voor de dood, er is geen tussenweg. Dit geldt breder dan alleen voor de eerstgeborenen. Als je doorbladert naar het bijbelboek Openbaring ontdek je dat. Er zijn maar twee bestemmingen voor een mens, God of de dood. Daar zit niets tussen. Dat geldt ook voor de invulling van je leven nu, je aanbidt God of je aanbidt de mens (vaak ben je dat zelf). De eerstgeborenen van de Israëlieten die in Egypte werden gered van de dood waren vervolgens niet vrij om hun eigen leven te gaan leiden. Hun redding van de dood betekende dat ze in dienst van God kwamen. Zie je het? Het is aan God gewijd worden of sterven.
Maar als dit ook voor Jezus geldt is zijn dood des te opvallender. Jezus wijdt zijn leven volledig aan God, elke dag, elke minuut. Hij heeft God lief met heel zijn hart, heel zijn verstand en al zijn krachten. Waarom moet Hij dan nog sterven? Omdat Hij op die manier ons loskoopt van de dood (Romeinen 3:25-26, 2 Korintiërs 5:21). Omdat Hij onschuldig sterft mogen wij blijven leven. Dat is iets waar we vertrouwd mee zijn, Jezus koopt ons los van de dood. Dat weten we, dat is het evangelie dat we belijden. Maar maken we vaak niet de vergissing dat we daar dan ook een punt zetten? Wij zijn vrijgekocht van de dood, punt. Maar de hele Bijbel laat zien dat daar een komma staat: wij zijn vrijgekocht van de dood, en in dienst van God gekomen. Er is geen tussenweg. Ik zei al dat verschillende uitleggers beweren dat Jozef en Maria Jezus hebben losgekocht en dat dit in Lucas 2:22-23 staat. Maar ze kopen Jezus juist niet los. Alsof Hij zijn leven niet aan God hoefde te wijden. Het idee alleen al. Aan God gewijd worden sluit losgekocht worden uit, het zijn tegengestelden. En dat geldt ook voor ons. Wij zijn wel losgekocht van de dood, maar niet van de dienst aan God. Daar gaat het vanmorgen om. Het is een vergissing dat je als christen je eigen leven kunt leiden. Dat je je eigen keuzes kunt maken en kunt doen wat je zelf wil. Je bent aan God gewijd. Ik zou kunnen wijzen op je doop. Maar ik koppel het liever aan onze belijdenis, ons geloof dat we losgekocht zijn van de dood. Iedereen die dat voor zichzelf gelooft moet ook dat tweede geloven: ik sta in Gods dienst. Het is het verhaal van de uittocht: dood of leven voor God.
Romeinen 6:22 zegt dit letterlijk: ‘Maar nu, bevrijd van de zonde en in dienst van God, oogst u een leven in heiligheid en uiteindelijk het eeuwige leven’ (zie ook 12:1). Weet je waarom God dit zegt? Omdat Hij ons wil laten genieten van het dienen van Hem. We zongen met Psalm 19:4: ‘de dienst van God de Heer, verheugt het hart steeds meer.’ Dat is een belijdenis, iets wat je jezelf toezingt. Want zo voelt het niet. Wij vinden de dienst aan God vaak maar vermoeiend. We moeten ons ertoe zetten. Of het nou gaat om kerkdiensten of om het door de week voor God leven en doen wat Hij van ons vraagt. Het is vermoeiend omdat het strijd kost. Maar God weet dat het dienen van Hem ons gelukkig maakt. Terwijl het dienen van onszelf ons ongelukkig maakt, en onze omgeving erbij. In het dienen van God kom je tot je bestemming. Je bent in Gods nabijheid. Je doet wat goed is, mooi, duurzaam en waardevol. Wat kun je daarnaar verlangen. Ik verlang daarnaar. Het is het leven van Simeon en Hanna in Lucas 2. Twee mensen volledig aan God toegewijd. En wat genieten ze daarvan, ze stralen en zingen en zijn enthousiast. Helemaal als ze Hem ontdekken die zijn leven aan God zal wijden zoals geen mens dat kan.
Want voor ons blijft het moeilijk. Het lukt ons niet om ons hele leven aan God te wijden. Vraag jezelf maar eens af: waarvoor leef ik eigenlijk, voor wie? Ik hoop dat je die keus herkent tussen dienst aan God en dienst aan jezelf. Die strijd. Want dat betekent dat je weet dat God wil dat je Hem dient. Als die strijd er niet is vraag ik me af of je wel door hebt dat je voor God bestemd bent, aan Hem gewijd bent en in zijn dienst staat. Het is één van beiden, of je leeft voor God of voor de dood. Dat is een ernstige boodschap. Toch hoef je hier niet moedeloos van te worden. Het klopt dat het ons niet lukt om ons hele leven aan God te wijden. Wij kiezen -bewust of onbewust- geregeld voor onszelf. Gek genoeg kun je nog in je werk voor God jezelf een dienst bewijzen. Zo diep vreet de zonde door. Op momenten willen we zelfs van de dienst aan God af. Trekken we het bijna niet meer. Maar bedenk dan dat ook hier Jezus onze plaats inneemt. Ik zei eerder: Hij stierf in onze plaats, zo kocht Hij ons los van de dood. Maar Jezus leefde ook in onze plaats, in Jezus zijn wij aan God gewijd. Door Jezus zijn wij aan God gewijd. Met Jezus zijn wij aan God gewijd. Dat Jezus zijn leven volledig in Gods dienst stelde geldt voor ons die dat in geloof verlangen en daar om vragen. Zo mag jouw dienst aan God vervuld zijn in Jezus.
Behalve dat Jezus zo doet wat wij moeten doen, draagt Hij ook onze overtredingen. Onze keuzes voor onszelf, ons dienen van onszelf en alle smerigheid die daaruit voortkomt. Jezus neemt onze onreinheid op zich. Het is een klein woordje in Lucas 2:22: ‘Toen de tijd van hun onreinheid volgens de wet van Mozes ten einde was.’ Hun onreinheid? Volgens Leviticus 12 was alleen de moeder na de bevalling onrein, niet het kind. Lucas had moeten schrijven: toen de tijd van haar onreinheid ten einde was. Lucas laat hiermee zien dat Jezus zich buigt onder de wet van God. Hij die vrij van zonde is brengt samen met zijn moeder het offer dat de onreinheid wegneemt. Daarom schrijft Paulus later: ‘toen de bestemde tijd gekomen was, zond God zijn Zoon, geboren uit een vrouw en onderworpen aan de wet’ (Galaten 4:4).
Wat moet je hier concreet mee van maandag t/m zaterdag? En de volgende zondag, want ook de zondag is niet vanzelfsprekend aan God gewijd. De kern van deze preek is dat we zijn losgekocht van de dood en in dienst van God gekomen. Ons hele leven staat in dienst van God. We zijn apart gezet voor God. Wij zijn niet meer voor de dood bestemd maar voor God. Ik ben daar blij mee. Tegelijk ontdek ik dat het mij strijd kost om voor God te leven. Dus dit evangelie stimuleert me tot bidden. Gewoon heel praktisch: bidden. Vraag God om je te helpen om je leven aan Hem te wijden. En ga dan ook oefenen. Jij beschikt over geld, over tijd, over energie, over je leven. Vraag je heel praktisch af: wat zou Gods bestemming zijn voor dit geld? Wat zou Gods bestemming zijn voor deze dag, dit uur? Wat zou Gods bestemming zijn voor mijn leven? Misschien vind je dit extreem en denk je, zo wordt leven wel heel intensief: wat zou Gods bestemming zijn voor dit uur?! Maar biddend en oefenend groei je in je dienst aan God. Het verhaal van Jezus’ wijding in de tempel eindigt in vers 40 zo: ‘Het kind groeide op, werd sterk en was vervuld van wijsheid; Gods genade rustte op Hem.’ Met die genade gaat het lukken. Amen.