Jezus, aangekondigd en afgebeeld

12 februari 2023

De wereld is nooit zonder het evangelie geweest.

Lezen: Hebreeën 10:1-18

Tekst: Zondag 5-6

We hebben deze zondag het avondmaal gevierd. De boodschap van het avondmaal is: wij zijn door Jezus verlost van de straf en weer in genade aangenomen. De vraag waarmee Zondag 5 opent heeft voor ons dus al een antwoord. Vraag 12 zegt: ‘Hoe kunnen wij aan de straf ontkomen en weer in genade aangenomen worden?’ Wij weten dat al: door Jezus. Maar hoe weten we dat? Uit de Bijbel natuurlijk. Dan denken we vooral aan het Nieuwe Testament, dat gaat immers over Jezus. Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes vertellen over de geboorte en het optreden van Jezus, tot en met zijn dood en opstanding.

 

Maar v/a 19, het laatste stukje van Zondag 6, zegt juist: we weten dit vanuit het Oude Testament. Vanuit Genesis t/m Maleachi. Dat is vreemd, want Jezus wordt pas zo’n 400 jaar na Maleachi geboren. Ik denk ook niet dat mensen voor de verlossing door Jezus en het weer in genade worden aangenomen, gauw naar het Oude Testament zullen grijpen. Ik was nogal verrast toen ik ontdekte dat v/a 19 zegt dat we Jezus leren kennen uit het Oude Testament. V/a 19 zegt: Waaruit weet u dat - dat Jezus ons van de straf verlost en we weer in genade worden aangenomen? In het antwoord wordt dan verwezen naar het paradijs (helemaal in het begin) naar de aartsvaders (Abraham, Isaak en Jakob) naar de profeten (denk aan Jesaja, Jeremia, Daniël) en naar de schaduwachtige gebruiken (dat gaat over de offerdienst, besnijdenis, tabernakel, feesten, grote verzoendag en dergelijke). Misschien vraag je je wel eens af wat je met het Oude Testament moet, juist als christen. Of je hebt een duidelijke voorkeur voor het Nieuwe Testament en het Oude lees je veel minder. Toch zegt v/a 19 verrassend genoeg: dat wij door Jezus van de straf zijn verlost en dat wij door God weer in genade worden aangenomen, weet je vanuit het Oude Testament.

 

Ik ga ze vanmiddag alle vier bij langs, het paradijs, de aartsvaders, de profeten en de gebruiken. Maar eerst nog even dit: de mensheid, de wereld, is dus nooit zonder het evangelie geweest. Ook in de tijd voor Jezus was er evangelie. Ook voor Jezus’ geboorte kwam God met de boodschap van verlossing en heiliging naar de wereld. De mensen hebben nooit zonder het evangelie gezeten. Dat is toch geweldig? God heeft de mensen, hoe groot hun zonde ook was, geen ogenblik losgelaten. Nog voor de zon over de eerste zonde is ondergegaan heeft Gods evangeliewoord al geklonken. Luister maar, we beginnen in het paradijs.

 

Paradijs

Dan gaat het natuurlijk over de moederbelofte, Genesis 3:15. God zegt tegen de slang, dat is de duivel: ‘Vijandschap sticht Ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare; dat verbrijzelt jou de kop, jij bijt het in de hiel.’ Nee, hier staat niet de naam van Jezus. Maar het gaat wel over het herstel van de relatie met God. Stel jouw dochter heeft een heel fout vriendje. Dan ga jij zitten stoken in die relatie, jij probeert ze uit elkaar te krijgen. Dat is wat God doet. Nu de mens vriendschap heeft gesloten met de satan, door naar hem te luisteren en zijn kant te kiezen, zegt God: maar ik ga stoken in die relatie. Ik ga satan en de mensen weer uit elkaar drijven. Ik ga laten zien hoe slecht satan is. Zo haal ik de mens weer terug naar mij.

 

Er zit nog iets anders in deze tekst. Behalve dat God de oorlog verklaart aan satan, vertelt Hij ook vast hoe het afloopt. Een afloop geschilderd in de taal van de slang. Als je een slang wilt doden moet je zijn kop zien te raken. En wat een slang jou kan aandoen is in je benen bijten. Maar de afloop staat dus al vast: satan gaat de strijd verliezen, zijn kop wordt verbrijzeld. Zie je nu dat gelijk in het paradijs het evangelie al klinkt? God zegt: 1) de mens gaat weer bij mij horen, en 2) het kwaad ga ik vernietigen.

 

Aartsvaders

We gaan naar de aartsvaders: Abraham, Isaak en Jakob. Hoe zie en hoor je bij hen het evangelie van verlossing en vernieuwing? Ik moet als eerste denken aan het verhaal van het offer van Isaak. Abraham krijgt de opdracht om zijn zoon te offeren (Genesis 22). Een vreemde opdracht. Het verhaal begint met de opmerking dat God Abraham op de proef stelde. Blijkbaar was het al Gods bedoeling om in te grijpen, ging het alleen om de vraag: is Abraham God echt toegewijd?

 

Hoe gaat het verhaal verder? Abraham moet met zijn zoon naar de berg Moria (in 2 Kronieken 3:1 ontdekken we dat Salomo daar later de tempel heeft gebouwd). Maar op het moment dat Abraham zijn zoon daadwerkelijk wil offeren grijpt God in. De engel van de HEER roept Abraham vanuit de hemel toe: ‘Raak de jongen niet aan, doe hem niets!’ Dan kijkt Abraham om zich heen en ziet achter zich een ram verstrikt zitten in de struiken. Dat dier offert hij in de plaats van Isaak. En hij noemt die plek: ‘De HEER zal erin voorzien.’ Dat had hij ook al vooraf gezegd toen Isaak hem vroeg waar het offerdier eigenlijk was. Het verhaal eindigt met de opmerking: ‘Vandaar dat men tot op de dag van vandaag zegt: ‘Op de berg van de HEER zal erin voorzien worden.” Op verschillende manieren zie je hier het evangelie oplichten: 1) de mens hoeft het offer niet te brengen, 2) God zorgt voor het offerlam, en 3) God doorstaat de proef tot het einde aan toe: Hij geeft zijn enige Zoon, van wie Hij zoveel houdt.

 

Er is meer te zeggen over de aartsvaders. Het evangelie van verlossing en heiliging zit ook in de belofte die Abraham krijgt: ‘dankzij jouw nakomelingen zullen alle volken op aarde zich gezegend noemen’ (Genesis 22:18, zie ook 12:3, 18:18, 26:4). Je zou kunnen zeggen: daar zit Pinksteren al in verstopt, de zegen van verlossing en vernieuwing is voor alle volken bestemd. Heel opvallend is wat de apostel Paulus hier later in Galaten 3:16 over zegt. Paulus schrijft: ‘God gaf zijn beloften aan Abraham en zijn nakomeling. Let wel, er staat niet ‘nakomelingen’, alsof het velen betreft, maar het gaat er om één: ‘je nakomeling’- en dat is Christus.’ Hoewel er toch echt nakomelingen staat, wijst Paulus op die ene: Christus. In de zegen die Jakob aan Juda meegeeft wordt ook op die ene gewezen: ‘In Juda’s handen zal de scepter blijven, tussen zijn voeten de heersersstaf, totdat hij komt die er recht op heeft; hem zullen de volken gehoorzaam zijn’ (Genesis 49:10).

 

Profeten

Bij de profeten denk ik allereerst aan Jesaja. Hij heeft het over de dienaar van de HEER (42:1-9). Gods uitverkorene, in wie Hij vreugde vindt. Deze dienaar van de HEER zal de volken Gods recht doen kennen. Gods Geest zal op Hem zijn. Hij zal een licht zijn voor alle volken (49:6). Zijn roeping is om blinden de ogen te openen, en om gevangenen te bevrijden. Dit is evangelie, het evangelie van verlossing en vernieuwing. God laat mensen niet in hun ellende zitten, Hij bevrijdt. God sticht een nieuwe wereld waarin zijn recht heerst. Deze verlossing van de straf en een nieuwe tijd vol van Gods genade zullen er komen door één man, een door God uitverkoren figuur, die vol zal zijn van Gods Geest. En, zegt God: ‘Ik, Ik ben het die omwille van zichzelf je misdaden tenietdoet en aan je zonden niet meer denkt’ (43:25). De wereld heeft nooit zonder het evangelie gezeten omdat God wil redden.

 

Bij de profeten denk ik ook nog aan Jeremia. Hij zegt: ‘De dag zal komen -spreekt de HEER- dat Ik aan Davids stam een rechtmatige telg laat ontspruiten, die als koning een wijs beleid zal voeren en die in het land recht en gerechtigheid zal handhaven’ (23:5-6). Weer dat evangelie van recht en gerechtigheid, die boodschap van een nieuwe wereld waar een mens koning zal zijn die op Gods manier over de wereld zal regeren. Iedere keer wordt Gods evangelie weer meer ingevuld. Ik denk aan het bijbelboek Daniël, na de bekende verhalen volgen nog 6 hoofdstukken met visioenen. Op een gegeven moment ziet Daniël ‘dat er tronen werden neergezet en dat er een oude wijze plaatsnam’ (7:9). En dan staat er even verder: ‘In mijn nachtelijk visioen zag ik dat er met de wolken van de hemel iemand kwam die eruitzag als een mens. Hij naderde de oude wijze en werd voor Hem geleid. Hem werden macht, eer en het koningschap verleend, en alle volken en naties, welke taal zij ook spraken, dienden hem. Zijn heerschappij was een eeuwige heerschappij, die nooit ten einde zou komen, zijn koningschap zou nooit te gronde gaan’ (7:13-14). Hier zie je het al, de koning die eeuwig zal regeren is God (Hij komt uit de hemel) maar ook mens. Petrus zegt in Handelingen 10:43 over Jezus: ‘Van Hem getuigen alle profeten dat iedereen die in Hem gelooft door zijn naam vergeving van zonden krijgt.’

 

Gebruiken

Ik zei het eerder al, bij de schaduwachtige gebruiken moet je denken aan de offers en het vele bloed dat daarbij vloeit, de grote verzoendag, de besnijdenis, de feesten, de tabernakel, de reinheidswetten en dat soort dingen. Hoe zie je daarin het evangelie van bevrijding van de straf en het weer in genade aangenomen worden? De offers zijn denk ik het meest duidelijk. Het dier sterft in jouw plaats, zijn bloed vloeit. In Leviticus 17 staat hier iets heel moois over. Het gaat daar over het verbod op het eten van bloed en dan zegt God: ‘Want het bloed is de levenskracht van een levend wezen. Ik heb het jullie gegeven om er op het altaar de verzoeningsrite mee te voltrekken’ (vers 11). Dus in de offers geeft niet de mens iets aan God, maar God geeft iets aan de mens. Namelijk de mogelijkheid om verzoening met Hem te krijgen. Opnieuw neemt God het initiatief, Hij wil redden.

 

In veel oudtestamentische gebruiken zit ook een verwijzing naar heiligheid, naar het aan God gewijd worden; denk aan de reinheidswetten. In de gebruiken op de grote verzoendag zit het wegdoen van de zonden door God: de zonden werden op een bok gelegd die de woestijn in werd gestuurd. In veel gebruiken en regelingen komt ook de wil van God om bij zijn volk te zijn naar voren; en tegelijk ook dat dit niet vanzelf gaat. De tabernakel, en later ook de tempel, hadden een structuur van oplopende heiligheid. Je had de voorhof, die was al afgeschermd. Dan had je het heilige, daar mochten alleen de priesters naar binnen. En dan had je het heilige der heiligen waar alleen de hogepriester naar binnen mocht, en ook nog maar één keer per jaar. Dus in het Oude Testament liet God al merken: ik wil in jullie midden wonen. Maar er zit iets tussen ons in, Ik ben heilig en jullie zijn onheilig. Toch, zegt God, maak ik het mogelijk dat wij samen zijn.

 

Hebreeën 9:24-28 laat zelfs zien dat het hele leven en werk van Jezus het format van de priesterdienst volgt. De priester bracht een offer, met dat bloed ging hij het heilige in, daar bad hij bij het altaar om vergeving voor de zonden van het volk op grond van het offer. Daarna kwam hij weer naar buiten om het volk te zegenen (Lucas 1:8-23). Jezus brengt op Goede Vrijdag het offer van zijn leven. Zijn hemelvaart is het binnengaan in het hemelse heiligdom met het bloed. Bij het hemelse altaar pleit hij voor ons. En eens komt Hij weer naar buiten met de zegen, dat is zijn wederkomst.

 

Dus het hele verhaal van Jezus, de manier waarop Hij ons bevrijdt van de straf, de manier waarop wij weer door God in genade worden aangenomen, - wij weten dit vanuit het Oude Testament. Het Oude Testament onthult ons Gods genade, zijn liefde, zijn trouw, zijn zoeken naar de mens. Het Oude Testament onthult ons ook de manier waarop God dat doet: door een mens die tegelijk God is, zijn uitverkorene. Het Oude Testament laat ook zien dat het herstel van de relatie tussen God en de mens zijn initiatief is. En dan zegt v/a 19: ‘Tenslotte heeft Hij het door zijn eniggeboren Zoon vervuld.’ Dat lazen we in Hebreeën 10. Vers 1 heeft het over de wet die ‘slechts een voorafschaduwing toont van al het goede dat nog komen moet’. Vers 4 zegt dat offers de zonden onmogelijk konden wegnemen en dat daarom Christus bij zijn komst in de wereld zegt: ‘Hier ben Ik, Ik ben gekomen om uw wil te doen’ (vers 9). Met als conclusie vers 10: ‘Op grond van die wil zijn wij geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus, voor eens en altijd.’

 

Maar God wil dus dat we dit al ontdekken in het Oude Testament. Zo geeft Hij ons zekerheid over onze verlossing. God nam het initiatief, direct al in het paradijs. De God van het Oude Testament is een God van liefde en genade, van geduld en van zoeken naar de mens. God maakt zich in het Oude Testament bekend, het nieuwe laat alleen maar zien dat God het ook waarmaakt: dat Hij is wie Hij zegt te zijn en dat Hij doet wat Hij belooft. Ik weet niet hoe u en jij met het Oude Testament omgaan. Misschien heb je het interview met Eric Peels gelezen in het ND van 28 januari. Als scheidend hoogleraar Oude Testament in Apeldoorn is hij nog steeds in de ban van het eerste deel van de Bijbel. Hij zegt: ‘In het Oude Testament leer je God kennen in zijn eeuwenlange werk. Hoe Hij zijn doelen met deze wereld gaat realiseren in zijn heilsgeschiedenis. Je leert zien wie God is in zijn diepe toorn en woede over alle onrecht en kwaad.’ Soms zitten wij zomaar op het spoor van God als helper: God heeft ons lief en Hij maakt iets moois van ons leven. Dat is ontdekkend. Want er is wel wat meer aan de hand dan dat wij wat hulp nodig hebben. Wij zijn zondig, wij verdienen de dood en wij kunnen uit onszelf nooit in Gods nabijheid komen. In het Oude Testament confronteert God ons met de ernst van onze nood en ellende, dat is bevrijdend. Want alleen wanneer we de diepte van onze ellende onder ogen zien, zullen we ons uitstrekken naar de redding die God geeft.

 

Tot slot, lees de Bijbel. Lees het Oude Testament. Sla dat niet over. Doe niet alsof dat alleen maar oude verhalen zijn of saaie teksten over offers en voorbije gebruiken. Wees juist bij het lezen van het Oude Testament op zoek naar het evangelie. Want hoe meer je dat ziet, hoe meer je God zult aanbidden; in Jezus. Gods wereld is nooit zonder het evangelie geweest. Want schaduwen kunnen alleen bestaan dankzij het licht. Amen.