Jezus helpt je van binnen uit en van boven af

11 januari 2015

Jezus heeft ons lief in onze zonden. Tegelijk bracht zijn verontwaardiging over de zonde Hem ertoe die zonden op zich te nemen.

Lezen: Hebreeën 4:14-5:10

Tekst: Hebreeën 4:14-5:10

Wat moeten wij met een ‘hooggeplaatste hogepriester’? Zo begon het stuk dat wij gelezen hebben: ‘Nu wij een hooggeplaatste hogepriester hebben...’ Ja en? Dit sluit toch helemaal nergens aan op mijn leven? In onze samenleving, in onze leefwereld en cultuur functioneren geen hogepriesters. Toch hebben wij als christenen een hooggeplaatste hogepriester: Jezus, de Zoon van God. Jezus kennen we, dat Hij hogepriester is wisten we misschien, maar wat moet je met een hogepriester?

 

Hebreeën 4:14 zegt: omdat wij deze hooggeplaatste hogepriester hebben ‘moeten wij vasthouden aan het geloof dat we belijden’. Daar gaat het de hele tijd over in de Hebreeënbrief, dat je blijft geloven. Volhouden, vasthouden, samen als gemeente. Want door te geloven ontvang je het eeuwig leven dat God in zijn genade aan je belooft. Daarom is geloven zo belangrijk. Maar we merken tegelijk in onszelf en in de gemeente dat geloven moeilijk is. Dat je te maken kunt hebben met twijfel en met een zwak geloof of met geloof dat je door de vingers dreigt te glippen. En wat doet Jezus dan?

 

Kijk en dan zegt de Hebreeënschrijver: blijf toch aan dat geloof vasthouden, want je hebt een hooggeplaatste hogepriester, Jezus, de Zoon van God. Blijkbaar helpt het bij het volhouden in geloof om te kijken naar Jezus als de hooggeplaatste hogepriester. Bij jouw volhouden speelt Jezus als hooggeplaatste hogepriester een belangrijke rol. De aansporing om te blijven geloven wordt hier gefundeerd op de onthulling van wie Jezus is, van wat Hij is en hoe Hij is, namelijk de hogepriester die bij God in de hemel is.

 

Blijf Jezus zien als de enige echte hogepriester

In de leefwereld van de Hebreeën (joodse christenen uit ongeveer 68 n.Chr.) functioneerde wel een hogepriester. De man had ook gewoon een naam, hij woonde en werkte in Jeruzalem, volgens wikipedia heette hij Phannias ben Samuël en was hij hogepriester van 66-70 n.Chr. Hij was ook de laatste hogepriester omdat in 70 n.Chr. de tempel in Jeruzalem door de Romeinen verwoest is. Maar dat wisten de Hebreeën toen natuurlijk nog niet. Dus in hun leefwereld functioneerde gewoon een hogepriester. En natuurlijk hadden ze, toen ze Jezus leerden kennen, afstand genomen van de tempel als religieus centrum, van de dagelijkse offers die daar gebracht werden, van het priestergebeuren en ook van de betekenis van de hogepriester in hun leven. Maar de man en zijn functie bestonden gewoon nog wel.

 

In de Hebreeënbrief merk je dat de twijfel toeslaat, kun je die hogepriester wel missen? Ik wil daar een voorbeeld bij geven. Als je overstapt op een nieuw systeem -bijvoorbeeld een nieuwe computer of nieuwe software, maar denk ook aan een nieuwe auto- dan vraag je je altijd twee dingen af: heeft het nieuwe systeem de oude functies nog, want die wil ik houden, ik wil er niet op achteruit gaan, en levert het nieuwe ook voordelen op? Waarom zou ik anders overstappen? Nu zijn de Hebreeën overgestapt op een nieuw systeem. Namelijk op Jezus als de weg naar God. Maar nu beginnen ze te twijfelen: zijn ze niet bepaalde oude functies verloren? Waardevolle functies van het oude systeem, zoals die hogepriester die middelaar is tussen God en mensen? Dat was zijn rol, zijn werk. Op de grote verzoendag deed hij verzoening voor de zonden van het volk. Lees maar eens in Leviticus 16 hoe dat ging. Deze joodse christenen dreigen nu terug te vallen op de hogepriester van het Jodendom, die Phannias ben Samuël.

 

Jezus is de super-hogepriester

Daarom zegt de schrijver van de Hebreeënbrief: blijf Jezus zien als de enige echte hogepriester. Dat ‘enige echte’ is mijn vertaling van ‘hooggeplaatste hogepriester’. Je zou ook kunnen zeggen: super-hogepriester. Hebreeën 4:14 klinkt dan zo: ‘Nu wij een super-hogepriester hebben, Jezus, de Zoon van God, moeten we vasthouden aan het geloof dat we belijden.’ Namelijk dat Jezus de Zoon van God is. Dat is wat de joodse christenen hebben leren belijden. Hou dat geloof vast, zegt de schrijver van de Hebreeënbrief, want Jezus is de super-hogepriester. En dan gaat hij laten zien dat Jezus alle oude functies van de hogepriester heeft, maar ook hele mooie, belangrijke nieuwe. De Hebreeën hoeven dus niet te twijfelen aan hun overstap, ze zijn er op alle fronten op vooruit gegaan. Het nieuwe systeem heeft alle oude functies nog en daarnaast waanzinnige nieuwe voordelen.

 

Dat is Hebreeën 5:1-10. In die verzen laat de schrijver eerst zien dat Jezus op twee punten hetzelfde is als de hogepriester van het Jodendom. Namelijk dat een hogepriester wordt aangesteld door God, en dat een hogepriester een mens is die met de zwakheden van het volk kan meevoelen.

 

    Jezus heeft alle oude functies

Bij dat eerste, dat de hogepriester door God wordt aangesteld, wordt het voorbeeld van Aäron gegeven (vers 4), de eerste hogepriester van Israël. En de schrijver haalt Psalm 2 en 110 aan (vers 5-6) om te laten zien dat Jezus ook door God is aangesteld. Dat is belangrijk want dat maakt Hem tot een betrouwbare middelaar. Op de verzoening die Hij bewerkt kun je aan.

 

Het andere, dat een hogepriester een mens is die met je zwakheden kan meevoelen, geldt vanzelfsprekend voor de hogepriesters van Israël. Zij waren mensen die zelf ook zonden deden. Op de grote verzoendag moest de hogepriester eerst verzoening doen voor zijn eigen zonden, daarna pas voor die van het volk. Hebreeën 5:2 gebruikt een heel mooi woord voor het ‘met de zwakheden kunnen meevoelen’. In onze vertaling staat: de hogepriester kan ‘begrip opbrengen’ voor de Israëlieten die bij hem komen met hun zonden. In het Grieks staat er een woord dat je alleen hier tegenkomt in de bijbel: metrio-pathie. Je moet even denken aan het woord sympathie. Sympathie betekent dat je je op een goede manier kunt inleven in een ander. Iemand die sympathiek is, is aardig, is invoelend, je voelt een bepaalde verwantschap. Letterlijk betekent sympathie mee-lijden (sym = mee, pathos = lijden). En nu is metrio-pathie: maat houden in je gevoelens. De hogepriester weet maat te houden in zijn gevoelens tegenover de Israëliet die voor hem staat met zijn zonden. De hogepriester beheerst zijn gevoelens van verontwaardiging over de zonde. Hij brengt begrip op voor de zonde. De hogepriester heeft het volk lief in zijn zonden, let op: niet om zijn zonden. De zonden roepen verontwaardiging op, maar de hogepriester houdt maat in zijn reactie want hij heeft het volk lief. Dat is metrio-pathie, een heel bijzonder woord hier in Hebreeën 5:2. Van Jezus wordt gezegd dat Hij sympathie heeft met ons (4:15). Letterlijk, Hij heeft ons lijden op zich genomen. Maar, en daar ging het nu om, Jezus is mens geworden en kan net als de hogepriester van Israël meevoelen met onze zwakheden. Omdat hij net als wij op de proef is gesteld, met dit verschil dat hij niet vervallen is tot zonde. Jezus is dan wel Gods Zoon, maar Hij voelt ons aan van binnen uit. Hij heeft ons lief in onze zonden. Tegelijk bracht zijn verontwaardiging over de zonde Hem ertoe die zonden op zich te nemen. In Jezus hebben wij een meevoelende en voor ons lijdende hogepriester.

 

    Jezus heeft geweldige nieuwe functies

Maar wat Hem nu tot super-hogepriester maakt is dit: Hij leeft eeuwig. Dat is het verschil dat de schrijver aanwijst tussen Jezus en de hogepriesters van Israël. De Hebreeën hoeven niet te twijfelen aan hun overstap op Jezus want Hij heeft alle oude functies maar ook een hele mooie nieuwe: Hij sterft niet maar leeft eeuwig. Daar komt de naam van Melchisedek in beeld. Hier in hoofdstuk 5 wordt deze priester-koning van Jeruzalem uit de tijd van Abraham kort genoemd, in hoofdstuk 7 komt de schrijver uitgebreid op hem terug. Dan zal hij ook over Melchisedek zeggen: ‘Hij heeft geen vader of moeder, geen stamboom, geen oorsprong of levenseinde en lijkt op de Zoon van God - hij is priester voor altijd’ (Hebreeën 7:3). Omdat Melchisedek in Genesis 14 zomaar opduikt en ook weer verdwijnt, zegt de schrijver van de Hebreeënbrief: hij heeft geen begin en geen eind, hij leeft eeuwig. Via Psalm 110 betrekt de schrijver dit op Jezus, Jezus is hogepriester voor eeuwig. Dat tilt Hem hoog boven de hogepriesters van Israël uit. Die stierven allemaal een keer. Aan hun werk kwam een keer een eind, maar aan het werk van Jezus niet. Hij is hogepriester voor eeuwig. En Hij leeft bij God in de hemel, zie Hebreeën 5:9. Daar staat over Jezus: ‘En toen hij naar de uiteindelijk volmaaktheid gevoerd was, werd hij voor allen die hem gehoorzamen een bron van eeuwige redding.’ De hemelvaart van Jezus is als het binnengaan van de hogepriester in het heilige der heiligen. In 4:14 stond dat Jezus ‘de hemel is doorgegaan’, sommige uitleggers zeggen: denk aan de hogepriester die eerst door het heilige ging en daarna pas in het heilige der heilige kwam. En omdat Jezus, onze eeuwige hogepriester daar bij God is, met het bloed dat de zonden verzoent, zijn eigen bloed, daarom is de troon van God nu een genadetroon (4:16). Dat wil zeggen, als je naar die troon toegaat in je gebed vind je barmhartigheid en genade.

 

Keer niet terug naar het oude systeem: de hogepriester van het Jodendom

Wat we tot nu toe gezien hebben van het gedeelte van vanmorgen kun je zo samenvatten: Jezus helpt van binnen uit en van boven af. Jezus is menselijk en tegelijk machtig. Hij kan de vergelijking met de hogepriesters van Israël glansrijk doorstaan en tegelijk glanst zijn heerlijkheid meer dan die van hen allemaal bij elkaar. Hij is de super-hogepriester. En nu wij zo’n super-hogepriester hebben, zegt de schrijver tegen zijn lezers, moeten wij vasthouden aan het geloof dat we belijden. Namelijk dat Jezus Gods Zoon is. Je bent echt gek als je nu teruggaat naar Phannias ben Samuël, die hogepriester van Jeruzalem in de jaren 66-70. Keer niet terug naar het oude systeem.

 

Keer niet terug naar het oude systeem: zelfverlossing

Nu leven wij in een wereld, een cultuur zonder hogepriesters. Voor ons dreigt niet een terugval in het Jodendom met zijn hogepriester. Toch denk ik dat wij net zo goed vatbaar zijn voor terugval in ons oude systeem. En dat is een heel oud systeem, het systeem van de zondeval: ik red mezelf wel zonder God. Het is het systeem van de zelfverlossing, waarbij je hulp van buitenaf liever niet accepteert. Genade, iets krijgen voor niets -zonder voorwaarden vooraf, zonder betaling achteraf- vinden we moeilijk te accepteren. Soms wordt gezegd dat de joodse christenen dreigden terug te vallen in wetticisme. Bij de Hebreeën gaat het daar helemaal niet om. We ontdekten dat het ging om terugval in het Jodendom, het horen bij het joodse volk, de joodse identiteit, het oude joodse systeem van de offerdienst. Maar dat is nog geen wetticisme. Alleen nu Jezus gekomen is, is dat oude systeem van de tempeldienst in Jeruzalem voorbij. Jezus heeft alle oude functies en een paar geweldige nieuwe. Ik denk dat het idee van wetticisme eerder iets is van onze tijd. Ons oude systeem is dat van zelf doen, het zelf verdienen. Dat past ook naadloos in onze prestatiecultuur, het is een systeem dat ons als gegoten zit. Wanneer voor ons terugval dreigt kon het wel eens in het systeem van zelfverlossing zijn. Eigenlijk word je dan je eigen hogepriester, want je gaat zonder bemiddelaar naar God. Je gaat zelf bemiddelen met God. Heb je dat wel eens, dat je denkt: hoe doe ik het eigenlijk voor God? Of: zou de Here mij wel in genade aanzien? Waarbij je Jezus vergeet!

 

Ik merk vaak dat onze zoektocht naar hulp en onze neiging tot zelfverlossing met elkaar botsen. Van zo’n tekst als Hebreeën 4:16 worden we helemaal blij, er is hulp voor ons. We ervaren ook dat we hulp nodig hebben, we bidden God ook om hulp. Maar vervolgens gaan we de dingen toch proberen zelf op te lossen en vinden we het moeilijk om op God en zijn genade te vertrouwen. We hebben niet het geduld en het geloof om de vervulling van Gods beloften af te wachten. Ons verlangen naar hulp en onze neiging tot zelfverlossing botsen vaak met elkaar. De neiging om terug te vallen op ons oude systeem van zelfredzaamheid zit diep in ons.

 

Daarom is het ook voor ons zo waardevol om goed te kijken naar Jezus als hooggeplaatste hogepriester. Blijf Jezus zien als de enige echte hogepriester tussen God en jou. Want Hij helpt van binnen uit en van boven af. Van boven af omdat Hij eeuwig leeft, bij God in de hemel. Hij is priester zoals Melchisedek dat was. Dat Jezus van bovenaf helpt geeft de doorslag. Dat maakt Hem uniek en dus ook onze enige hoop. Zelfverlossers komen met lege handen bij God, met dichte vuisten. Maar wie een beroep doet op Jezus, die op dit moment bij God in de hemel is, vraagt God eerst te kijken naar de handen van Jezus met daarin de littekens van zijn kruisiging. Als je via Jezus als je hogepriester naar God gaat is de troon van God per definitie een genadetroon, een troon waar je genade vindt. En barmhartigheid, dat is het liefdevolle hart van God. Jezus helpt je van boven af en Hij kent je van binnen uit. Wat wil je nog meer? Aan het begin van de preek vroeg ik: wat moet je met een hogepriester? Concreet, wat moet je met Jezus als hogepriester? Nou, Jezus heeft ons lief in onze zonden, tegelijk bracht zijn verontwaardiging over de zonde Hem ertoe die zonden op zich te nemen. Maar dan ben je toch gek als je terugkeert naar je oude systeem van zelfverlossing?

 

Bid met Jezus voor ogen als hogepriester in het hemelse heiligdom

Wat nou waardevol kan zijn om concreet te doen is dit. Wanneer je gaat bidden, stel je dan Jezus in gedachten voor als hogepriester bij God in de hemel. Ik grijp even vooruit op het begin van hoofdstuk 8: ‘De kern van mijn betoog is dat wij een hogepriester hebben die in de hemel plaatsgenomen heeft aan de rechterzijde van de troon van Gods majesteit en die de dienst vervult in het ware heiligdom, de tent die door de Heer en niet door mensenhanden is opgericht’ (Hebreeën 8:1-2). Dat is de kern van het bijbelboek Hebreeën: wij hebben een hogepriester bij God in de hemel. Denk je dat in als je gaat bidden, maak daar een plaatje van in je hoofd. Jezus is in de hemel bij God zoals een priester in de tempel was. Denk aan hoe dat gaat bij priester Zacharias, de vader van Johannes de Doper (Lucas 1:8-23). Het volk staat op het tempelplein en Zacharias is in de tempel bezig met het offer. Het volk staat buiten te bidden, Zacharias staat binnen bij het altaar te bidden. Maar, Jezus is meer dan die priesters, meer ook dan de hogepriester. De hogepriester mocht maar één keer per jaar het heilige der heilige binnengaan en priesters moesten ook altijd weer naar buiten, Jezus is continue bij God. De priesters smeekten bij het altaar om genade, Jezus maakte Gods troon tot een vindplaats van genade. Een zekere vindplaats van genade, een zekere vindplaats van de liefde van Gods hart. Mij helpt het om me Jezus voor te stellen als hogepriester in de hemel bij God. Ik ben hier, Jezus is daar. Jezus, die mij van binnen uit kent en van boven af helpt. Stel je Jezus voor als hogepriester bij God in de hemel en leer zo steeds meer op Hem vertrouwen. Amen.