Kijk met je hart
16 april 2023
Jezus laat zich zien tijdens het breken van het brood.
Lezen: Lucas 24:13-35
Tekst: Lucas 24:35
Ik zou zo graag iets van Jezus willen zien in mijn leven en in deze wereld. Of het nou hardop gezegd wordt of niet, dit verlangen leeft bij veel mensen, bij veel christenen. Het zou geloven zoveel gemakkelijker maken als Jezus meer van zich liet merken. Maar ik zie Jezus nergens.
Of zou dit te maken hebben met onze neiging om dingen horizontaal te verklaren? Met horizontaal bedoel ik dat we dingen en gebeurtenissen verklaren zonder God erbij te betrekken. Dus Jezus is wel in de dingen maar wij hebben daar geen oog voor. Denk bijvoorbeeld aan de gemeente, zijn wij gewoon een groep mensen of zijn wij stuk voor stuk door Jezus geselecteerd en bij elkaar geplaatst? Denk aan een preek, hoor jij het verhaal van een dominee of heeft Jezus een boodschap voor jou? Denk aan een opwekking, Asbury, is dat massapsychologie of zie jij Jezus daar aan het werk? Zou het kunnen dat wij vaak ziende blind zijn? Terwijl Jezus zich op allerlei manieren in jouw leven en in deze wereld laat zien, zeg jij: waar is Hij dan, ik zie Hem niet.
Ook de Emmaüsgangers waren ziende blind. Vanmorgen letten we op het laatste vers van dit verhaal (vers 35). De twee leerlingen vatten daar het hele gebeuren kernachtig samen: ze ‘vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe Hij zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood.’ Wij breken vandaag ook het brood in de viering van het avondmaal. Toch zet dat ons hier op het verkeerde been. Alsof deze twee leerlingen Jezus herkennen omdat Hij, net als bij het laatste avondmaal, het brood weer breekt. Maar daar waren deze twee leerlingen helemaal niet bij geweest. Jezus vierde dat met de twaalf. Die twaalf -min Judas zijn het er nu elf- zijn in Jeruzalem gebleven (vers 33). Ook de naam Kleopas (vers 18) kennen we niet als één van de twaalf discipelen.
Maar wat gebeurt er dan met deze Emmaüsgangers? Ze horen tot de wat bredere kring rond Jezus. Ze zijn Hem gevolgd en geloofden in Hem, maar zijn afgeknapt op zijn lijden en dood. Onderweg naar het dorpje Emmaüs komt Jezus bij hen lopen. Maar ‘hun blik werd vertroebeld, zodat ze Hem niet herkenden’ (vers 16). Wie of wat vertroebelde hun blik? Het antwoord op die vraag heeft te maken met wie of wat hun de ogen opende. Vers 31 zegt: ‘Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze Hem.’ De herkenning kan dus niet vastzitten op een herinnering aan het laatste avondmaal. De vertaling van vers 35 in de NBV21 is ook niet helemaal juist, het woordje ‘door’ klopt niet. Beter is om te vertalen met ‘tijdens’. Ze herkennen Jezus niet vanwege het breken van het brood maar op het moment dat Hij het brood breekt. Vers 30 begint met het woordje ‘toen’, vers 31 met het woordje ‘nu’. Dat duidt tijd aan. Het zijn ook niet deze leerlingen die iets ontdekken, maar het is God die hen iets laat zien.
Denk aan het volgende. Stel je wilt iemand verrassen. Je hebt iets gekocht, iets dat te groot is om in te pakken en dat staat nu in de kamer. Dan doe je degene die je wilt verrassen een blinddoek om, brengt die persoon in de kamer en daar mag hij of zij de blinddoek afdoen. De verblinding van de Emmaüsgangers is een blinddoek die God hen omdoet. En God doet hem op zeker moment ook weer af. De Bijbel is vol van dit soort goddelijke verblindingen (Genesis 19:11, Numeri 22:31, 2 Koningen 6:18-20, Handelingen 9:8-12). Maar het verhaal van die blinddoek gaat hier nog wel verder. Want gek genoeg verdwijnt Jezus ook juist op dat moment. Vers 31 zegt: ‘Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze Hem. Maar Hij werd onttrokken aan hun blik.’ Dan zitten we hier meer in de sfeer van een film. Deze twee leerlingen krijgen een heel kort beeld van Jezus die het brood breekt. In een flits zien ze Jezus en dan is Hij weg. In een film zou dat een flashback zijn, iemand is heel even terug in het verleden en begrijpt daardoor wat er in het heden gebeurt.
Welk verleden laat God deze twee leerlingen zien? Als dat niet over het avondmaal gaat blijft er maar één ding over: de broodvermenigvuldiging. Twee keer heeft Jezus een grote groep mensen te eten gegeven, Matteüs, Marcus en Lucas vertellen hierover. Je leest dan dezelfde woorden als hier in Lucas 24: ‘Hij nam de (...) broden, sprak het zegengebed uit, brak de broden en gaf ze aan de leerlingen om (...) uit te delen’ (Marcus 6:41, 8:6). Maar deze broodvermenigvuldigingen hadden wel een staartje (Marcus 8:14-21). De leerlingen zitten met Jezus in de boot maar ze zijn vergeten genoeg brood mee te nemen en daar praten ze met elkaar over. Maar dan confronteert Jezus hen met hun ongeloof: ‘Waarom praten jullie erover dat je geen brood hebt? Begrijpen jullie het dan nog niet, en ontbreekt het jullie aan inzicht? Zijn jullie dan zo hardleers? Jullie hebben ogen, maar zien niet? Jullie hebben oren, maar horen niet? Weten jullie dan niet meer hoeveel manden brood jullie hebben opgehaald toen Ik vijf broden brak voor vijfduizend mensen? (...) En toen Ik zeven broden brak voor vierduizend mensen, hoeveel manden brood hebben jullie toen opgehaald? (...) Begrijpen jullie het dan nog niet?’ Jezus noemt zijn leerlingen ziende blind. Ze zien Jezus maar herkennen Hem niet als de Zoon van God. Vlak hierna vraagt Jezus hen dit ook: ‘wie zeggen jullie dat Ik ben?’ (8:29). Waarop Petrus zegt: ‘U bent de messias, de Zoon van de levende God’ (Matteüs 16:16).
Maar op de Paasmorgen zijn de leerlingen dit blijkbaar weer vergeten. Jezus is dood, hun dromen zijn uiteengespat. Maar nu ontdek je wat Jezus doet met de Emmaüsgangers. In een flits laat Hij zich zien terwijl Hij het brood breekt. Bij de Emmaüsgangers roept dit direct de herinnering op aan de broodvermenigvuldiging en vooral aan wat er daarna gebeurde. En ze beseffen, we zitten weer op datzelfde punt. We hebben ogen, maar zien niet. Wat zijn wij hardleers. Hij had het gezegd: op de derde dag zal Ik opstaan uit de dood. O wat erg, wij zijn echt ziende blind!
Heel bewust geeft Jezus zijn leerlingen een déjà vu. Deze twee leerlingen gaan op herhaling. Jezus triggert in hen de herinnering: toen geloofden jullie Me ook al niet. Opvallend genoeg vertellen ze het nog diezelfde avond aan de elf, ondanks dat het een ronduit beschamend verhaal is. Blijkbaar geven ze Jezus gelijk: ze waren ziende blind. En niet alleen zij, maar ook de elf. Maar wat steekt Jezus er een energie in om zijn leerlingen te leren zien. En wat doet Hij dat geduldig. Laat dat je troosten als je zelf ontdekt wordt aan je blindheid. Wij willen zo graag iets van Jezus zien in ons leven en in de wereld. Omgekeerd wil Jezus ook door ons gezien worden. Zodat Hij geëerd wordt, zodat er in Hem geloofd wordt, zodat er van Hem getuigd wordt. Sommige mensen wijzen Jezus op allerlei plekken in hun leven aan: Jezus heeft me genezen van mijn ziekte, Jezus bewaarde me in dat ongeluk, Jezus gaf me de kans om dit werk te doen, Jezus bracht hem of haar op mijn pad. Dan verklaar je de dingen verticaal, je ziet God er in. Wij leven in Nederland in een samenleving waarin alles horizontaal wordt verklaard. Ik merk dat ik daar zomaar een tik van mee krijg. De vraag die vanmorgen op ons afkomt is: kijk jij met je ogen of met je hart, met een hart dat gelooft? Wie alleen ziet wat voor ogen is mist heel veel. Wie niet openstaat voor het onzienbare mist uiteindelijk het zicht op Jezus en wie Hij is. Dat is ernstig. Vanuit het ongeloof benaderen we de dingen het liefst vanuit onszelf. Gelukkig breekt Jezus daar doorheen. Je ziet het bij de Emmaüsgangers, Jezus ontdekt hen aan hun ongeloof. Heel bewust triggert Hij die déjà vu: toen geloofden jullie Me ook al niet. En wat schamen ze zich. Tegelijk zijn ze er zo blij mee.
Concreet. Ik denk dat je het gewoon moet gaan oefenen. Betrap jezelf op horizontale verklaringen. Dus dat er iets gebeurt in je leven of in de wereld, en dat je merkt dat je het verklaart zonder daarbij aan God te denken. Roep jezelf dan tot de orde en oefen met een verticale verklaring: waar zie ik Jezus in deze gebeurtenis? Want Hij is God en Hij is opgestaan en Hij regeert. Heel concreet denk ik nu aan het avondmaal, wat zie jij? Een gewoon stukje brood, gekocht bij de bakker, gesneden door de koster? En wie gaan er straks aan, mensen die een ritueel uitvoeren omdat ze dat nou eenmaal gewend zijn? Of zie je Jezus? Zie je zijn glimlach, zie je zijn hand, zie je zijn ogen. Zie je Jezus, met de ogen van het geloof? Hij laat zich zien, juist tijdens het breken van het brood. Amen.