Kwaliteitsevangelie: niet naar de mens

3 mei 2009

Christen geworden heidenen in Turkije staan onder druk om zich te laten besnijden omdat hun besnijdenis een einde zou kunnen maken aan de vervolging die joodse christenen ondervinden van hun nationalistische volksgenoten. Maar dient dit ‘evangelie’ niet het gemak van de mens?

Lezen: Galaten 1:1-2:14

Tekst: Galaten 1:10

Asterix en Obelix, twee populaire Galliërs. Wie kent ze niet? Iedereen toch? Veel mensen lezen hun avonturen met groot plezier. Ik ook.

 

Maar waarom begin ik de preek zo, met deze twee levensgroot op het scherm? Is dat om uw en jullie aandacht te trekken? Ja laat ik dat maar direct toegeven, ik doe dat om aandacht te krijgen voor de preek. Om de nieuwsgierigheid te prikkelen. Want wat hebben Asterix en Obelix te maken met de kerk, de bijbel, met uw en mijn geloof? Volgens mij zit iedereen nu ook heel aandachtig te luisteren. Wie nu niet aandachtig luistert mag zijn vinger opsteken... Zie je: niemand!

 

Volgens mij is dit een tendens: op steeds meer manieren proberen we het luisteren naar de preek gemakkelijk te maken. Zo is de beamer niet meer weg te denken uit de kerk. Daarop worden vele plaatjes getoond en zelfs filmpjes van geïnterviewde gemeenteleden. Daarnaast zijn er kinderwerkbladen op verschillende leeftijdniveaus. We zetten als het moet een huisje in de kerk dat gevuld wordt met voorwerpen waaraan je de boodschap van de preken kunt onthouden. En dat is goed. Daar is niks tegen.

 

En toch hoor je soms: ‘Maar het evangelie is toch niet naar de mens, de mens staat toch niet centraal in de kerk? Waarom dan al die dingen om het leuker, makkelijker en aangenamer te maken? Moet dat nou allemaal?’ Ja dat moet. Want gewoon luisteren -een half uur- is steeds moeilijker geworden voor heel veel mensen. Ik kan die ontwikkeling wel betreuren maar daarmee verandert het nog niet. Maar ik let er wel heel scherp op (en de kerkenraad met mij) dat de boodschap niet gemakkelijk wordt en leuk en aangenaam. Ik zie dus twee niveaus: die van de boodschap, het evangelie, de inhoud, die mag niet naar de mens zijn. Die mag niet worden aangepast aan wat u en ik fijn vinden om te horen. Het andere niveau is dat van de verpakking, hoe het wordt gebracht. En natuurlijk hebben die twee met elkaar te maken: je kunt het heilige evangelie niet op een platte manier brengen. Maar dat bijna alles uit de kast wordt getrokken om het evangelie op u en jullie te laten afkomen dat lijkt me een goede zaak!

 

Ik vat de boodschap van deze preek zo samen:

Het echte evangelie maakt het de mens niet gemakkelijk

 

Het was niet alleen maar om aandacht te trekken dat ik Asterix en Obelix op het scherm liet zien. Ik stelde er immers ook een concrete vraag bij. Namelijk: wat hebben Asterix en Obelix te maken met de kerk, de bijbel, en het geloof? Of nog iets concreter: wat hebben de twee beroemde Galliërs te maken met een preek uit Paulus’ brief aan de Galaten? Nou dit: de Galaten zijn Galliërs! De Galaten waar Paulus aan schrijft zijn afstammelingen van Galliërs, Kelten, die zich sinds ongeveer 274 voor Christus in midden Turkije vestigden. Er was toen een volksverhuizing van West-Europese stammen naar het zuidoosten van Europa. Dus met druïde, bard en al gingen ze op reis en vonden een nieuwe woonplaats in wat nu Turkije heet. En Paulus heeft daar tijdens zijn tweede zendingsreis het evangelie gebracht. Aan het begin van zijn derde zendingsreis bezoekt hij deze jonge kerken opnieuw. En tegen het einde van die derde reis stuurt Paulus hen dan deze brief.

 

En het is nogal een heftige brief. Paulus is geschrokken van de berichten die hem vanuit de gemeenten in Galatië bereiken. Wat is er aan de hand? Dit: de christen geworden Galliërs in Turkije staan onder druk om zich te laten besnijden. Maar die kwestie was toch allang opgelost? Over de vraag of de heidenen zich moeten laten besnijden hebben de apostelen een uitspraak gedaan op het zogenaamde apostelconvent (Handelingen 15). En de uitkomst van dat overleg was heel duidelijk: heidenen hoeven zich niet te laten besnijden om bij de christelijke gemeente van de joodse Messias Jezus te mogen horen. Dat besluit van Handelingen 15 is al zo’n 14 jaar oud wanneer Paulus deze brief schrijft. Opvallend is ook dat hij dit overleg helemaal niet noemt. Wel noemt Paulus in deze brief iets anders. Een voorval met Petrus (Galaten 2:11-14).

 

Petrus had na het visioen met het laken en zijn ontmoeting met Cornelius begrepen dat de heidenen bij de gemeente van Jezus mochten horen. Het verschil tussen rein en onrein werd opgeheven. De jood Petrus mocht nu onbekommerd het huis van niet-joden binnengaan en daar mee eten, koosjer of niet. Alleen door dit verschil op te heffen kan God één volk voor zich verzamelen uit joden en niet-joden. Maar er ontstaan twee problemen na Pinksteren. Het eerste is dat van de positie van de christenen uit de heidenen (dat is Handelingen 15). Maar het tweede probleem is dat van de positie van de christenen uit de joden. Want als de joodse christenen ophouden de wet van Mozes te onderhouden dan worden ze uit de synagoge gezet. Dan verliezen ze het contact met hun niet-christelijke joodse volksgenoten. Joodse christenen die niet meer de sabbat onderhouden of de spijswetten of de joodse feesten, die worden er uit gezet. Die worden bedreigd, vervolgd -door joden zoals eens ook Paulus!- die worden gezien als overlopers naar de heidense bezetter. In de jaren tot aan 70 na Christus -het jaar waarin de tempel werd verwoest door de Romeinen- zijn de joden steeds nationalistischer geworden. En joden die samen optrekken met heidenen zijn dan natuurlijk uiterst verdacht.

 

Om die reden hielden de joodse christenen in Jeruzalem liever afstand van de christenen uit de heidenen. In Jeruzalem waren er ook praktisch geen christenen uit de heidenen. Maar dan komt er een delegatie van joodse christenen uit Jeruzalem op bezoek bij Petrus in Antiochië. En wat doet Petrus dan? Hij trekt zich terug uit de omgang met zijn niet-joodse broeders en zusters! In Galaten 2:12 beschrijft Paulus het als volgt: ‘Hij -Petrus- at altijd met de heidenen, maar toen er afgezanten van Jakobus kwamen, trok hij zich terug en at hij apart, uit angst voor de voorstanders van de besnijdenis.’ Hier is dus iets anders aan de hand dan in Handelingen 15. Daarom noemt Paulus dat besluit ook helemaal niet. In Handelingen 15 gaat het over de positie van de christenen uit de heidenen. Hier gaat het over de positie van de christenen uit de joden. De christenen uit de joden worden immers bedreigd door de niet in Jezus gelovende joden. Petrus is niet bang voor de afgezanten van Jakobus, christenen uit Jeruzalem, nee, hij is bang voor nationalistische joden die omgang met heidenen zien als heulen met de vijand. Maar Paulus spreekt hem er stevig op aan. Daarbij is er geen sprake van een theologisch verschil van inzicht, nee Petrus is zijn moed verloren. Daar spreekt Paulus hem op aan. Paulus noemt de opstelling van Petrus en de anderen die daarin meegaan ‘huichelarij’. Dat de heidenen niet besneden hoeven te worden om deel te hebben aan de joodse Messias Jezus ligt al jaren lang vast. Maar nieuw is dat de joodse christenen een toenemende druk ervaren om de contacten met hun niet-joodse broeders en zusters te verbreken.

 

Dit probleem speelt ook in de gemeenten van de Galliërs in midden Turkije. Er zijn joodse christenen naar die gemeenten gekomen en ze hebben gezegd: ‘Kunnen jullie je niet laten besnijden?’ Ik lees voor wat Paulus daarover zegt in hoofdstuk 6:12: ‘Degenen die er zo op aandringen dat u zich laat besnijden, willen alleen een goede indruk maken en voorkomen dat ze worden vervolgd omwille van het kruis van Christus.’ En vers 13: ‘Ze zijn voor de besnijdenis maar leven zelf niet volgens de wet; ze willen dat u zich laat besnijden om zich daarop te kunnen laten voorstaan.’ Deze joodse christenen willen het contact met hun volksgenoten niet verliezen. Ze willen thuis kunnen zeggen: ‘Die mensen uit de heidenen waar wij mee omgaan zijn toevallig wel besneden, dus wat zeur je nog? Het zijn gewoon ‘joden’.’ De besnijdenis van heiden-christenen maakt een einde aan de vervolging van joodse christenen. Maar kun je op deze manier geloven? De joodse christenen kunnen niet gelijktijdig vriend van hun volksgenoten blijven en dienaar van Christus zijn. Deze Jezus is immers door de ongelovige joden verworpen. Zoals zij de Meester vervolgden zo ook de dienaren. En dan hier vooral vanwege hun contacten met onbesneden medechristenen.

 

Dus het gevaar dat de gemeenten in Galatië bedreigt is dit: dat het gepreekte evangelie van richting verandert. Het is niet allereerst een inhoudelijke kwestie: alsof de besnijdenis nodig is om behouden te worden, daar zal ik later in deze serie preken nog nader op ingaan. Maar wat het evangelie hier vooral bedreigd is dat het een mensgericht evangelie wordt. Een evangelie dat het voor mensen gemakkelijker maakt. In dit geval: voor de joodse christenen. Zij zeggen tegen de christenen uit de heidenen in Galatië: ‘Jullie hebben wel gehoord dat Paulus heeft gezegd dat jullie je niet hoeven te laten besnijden, maar de besnijdenis heeft toch wel wat! Je gaat daardoor horen bij het oude volk Israël, je staat daardoor toch weer wat dichter bij onze God, je bent daardoor verbonden aan al die mooie beloften van onze profeten.’ Maar dan roept Paulus het uit: ‘Christus alleen! Niets naast Hem waarop je vertrouwt. Christus alleen brengt je dichtbij God de Vader. Christus alleen verbindt je aan de beloften van de profeten. Door Christus alleen hoor je bij het volk van God.’

 

En in hoofdstuk 1:10 maakt Paulus duidelijk dat het evangelie hier van richting verandert. Laten we het er nog even bij pakken. Hij schrijft: ‘Probeer ik nu mensen te overtuigen of God? Probeer ik soms mensen te behagen? Als ik dat nog altijd zou doen, zou ik geen dienaar van Christus zijn.’ Dat eerste stukje klinkt wat vreemd: ‘mensen overtuigen of God?’ Overtuigen waarvan? Ja, van de noodzaak om te veranderen. En dan kan het twee kanten op. Of Paulus probeert God ervan te overtuigen dat Hij de onbekeerde mens moet aannemen in zijn liefde, of Paulus probeert mensen ervan te overtuigen dat God in zijn liefde alleen hen aanneemt die zich tot Hem bekeren. ‘Probeer ik nu mensen te overtuigen of God?’ Het is natuurlijk dat eerste: Paulus wil mensen winnen voor God. Hij wil mensen overhalen om Gods liefde in Christus te accepteren. Het omgekeerde is bijzonder hoogmoedig: alsof mensen kunnen blijven zoals ze zijn en dat God zich maar moet aanpassen met zijn evangelie.

 

Maar de prediker die probeert anderen te bekeren door overreding en argumentatie, is niet bezig het de luisteraars naar de zin te maken. Hij spant zich in omdat hij God naar de ogen ziet. Paulus zegt: ‘Probeer ik soms mensen te behagen?’ Nee, zeker niet. Hoe zou hij op die manier een dienaar van Christus kunnen zijn? Niet Paulus bepaalt het evangelie, dat doet God zelf. En dat evangelie vraagt bekering van de mens. Een zich neerbuigen voor God onder belijdenis van zonde, en de bede om vergeving en nieuw leven door Christus.

 

En dat is het evangelie dat Paulus had gebracht. Maar dat evangelie wordt nu ernstig bedreigd in de Galatische gemeenten. Er zou meer nodig zijn dan Christus voor je echt christen bent. En het zit nu als een soort betovering in het bloed van de Galaten. Paulus probeert de ban te breken door te herinneren aan de vervloeking die hij had uitgesproken over iedereen die een ander evangelie zou brengen (vers 9). Hij had ook zichzelf onder die vervloeking gelegd: ook als hijzelf een ander evangelie zou gaan brengen zou Gods vloek hem mogen treffen. Ik zou dat ook kunnen zeggen: Gemeente, mocht ik ooit een ander evangelie gaan brengen dan het evangelie dat u kent uit de bijbel, dan moet u mij de toegang tot de preekstoel ontzeggen! Want het evangelie is van God -Hij bepaalt de inhoud- en het is onveranderlijk.

 

Hoe herken je nou het echte evangelie? Een belangrijke vraag want ook wij staan als kerk in de wind. Net als daar in de kerken in Galatië komen er telkens nieuwe inzichten op ons af. Over de doop. Over het kerk zijn. Over de heilige Geest. Over genezing en bevrijding. Over tongentaal. Over wet en genade. Soms zou ik willen dat die invloed niet bestond. Het is ook verleidelijk om je tegen die invloeden te keren. Opvallend genoeg doet Paulus dat niet, als hij al wist wie het waren en in de gelegenheid was hen erop aan te spreken. Nee, hij zegt: dwaalleraars krijgen vanzelf hun straf (Galaten 5:10). Paulus spreekt de gemeente aan: Hoe hebben ze zich zo kunnen laten meevoeren? Ook vandaag geldt dat de invloeden die op de gemeente afkomen niet te controleren zijn. Boeken, internet, contacten via hyves, msn of bij elkaar thuis zijn er gewoon. Nieuwe inzichten komen telkens op ons af en dat zal ook wel zo blijven. Maar hoe blijf je dan bij het zuivere evangelie zoals dat je geleerd is?

 

De maatstaf voor de kwaliteit van het evangelie is: het is niet naar de mens. Het echte evangelie maakt het de mens niet gemakkelijk. Het evangelie dient nooit het gemak van de mens. Langs die meetlat kun je alles leggen wat je verteld wordt als was het het evangelie. En ook alles wat je leest in boeken of op het internet. Het echte evangelie behaagt de mens niet, zegt Galaten 1:10. Ik denk ook aan wat Paulus zegt in 1 Korintiërs 1:23: ‘wij verkondigen een gekruisigde Christus, voor Joden aanstootgevend en voor heidenen dwaas.’ Elk evangelie dat er gemakkelijk bij mij ingaat wantrouw ik. Dit maakt me op een gezonde manier onrustig. Het maakt me op een goede manier op mijn hoede. Want ik ken mezelf. Het gaat zo gauw weer om mezelf. Dat was de keus van de zondeval: ik of God? Het evangelie vraagt dat ik me aanpas aan God en niet andersom.

 

Menselijke evangelies doen het gewoon goed. Zo won de bevrijdingstheologie vanaf de jaren zestig sterk terrein in Zuid-Amerika. In de bevrijdingstheologie is zonde niet wat ik fout doe tegenover God maar zonde moet je zoeken in sociale onderdrukking, slavernij, ongelijkheid en economische onrechtvaardigheid. De betekenis van Christus is dan zijn menslievendheid en zijn inzet voor de armen. Bevrijdingstheologen namen soms zelfs de wapens op tegen de heersende dictatuur.

 

Net zo kom je in vooral Afrika vandaag de dag het welvaartsevangelie tegen. Ook wel:  Prosperity gospel. Volgens het welvaartsevangelie zegent God ons met materiële zaken in dit leven. Zo zat ik eens in het vliegtuig naar Afrika naast een Congolese die dit evangelie geloofde. Ze was dan ook behangen met gouden sieraden.

 

Maar laten we ons ook afvragen hoe ons evangelie er uit ziet. Maakt het volgens ons het leven gemakkelijker of moeilijker? Een extreem welvaartsevangelie zullen we niet aanhangen. Maar toch zien we onze welvaart vaak als een zegen van God. Hoe reëel is dat gezien het koloniale verleden van Nederland? Bovendien hebben we vaak grote moeite om iets van onze welvaart in te leveren. Ik sluit mezelf daarbij in. Maar is de blijde boodschap voor ons dan niet ‘welvaart’ in plaats van Christus?

 

Hoe je eigen evangelie er uit ziet ontdek je bij het maken van keuzes. Ik denk aan de woorden ‘liefde en trouw’, ik loop even vooruit op het jaarthema van volgend jaar. ‘Liefde en trouw’ zijn echte bijbelwoorden. God is liefde. En Hij geeft ons zijn trouw. Maar een evangelie dat zegt dat God van je houdt zoals je bent, klopt niet. En een evangelie dat leert dat je trouw moet zijn aan jezelf en wat jij voelt, is dwaalleer. De trouw die God van mij vraagt en de liefde die wij moeten opbrengen, maken het mij niet gemakkelijk. Gods evangelie vraagt dat ik liefde geef al loopt mijn huwelijk niet. Gods evangelie vraagt dat ik trouw ben aan zijn gemeente ook al ga ik liever ergens anders heen. Elk evangelie dat het me vooral gemakkelijk maakt wantrouw ik. Bij elk evangelie waarbij ik niet hoef te veranderen ben ik op mijn hoede. Want ik weet van mezelf dat ik zo graag een geestelijke aai over mijn bol krijg. Bij elk gemakkelijk evangelie, van snelle oplossingen, van nergens meer op hoeven wachten en alles nu al kunnen krijgen, raakt mijn gerichtheid zo snel weer verkeerd: ik en niet God. En ik maar roepen dat ik nooit zo stom zou zijn geweest als Adam.

 

Nu hadden de Galaten die prachtige brief. Een ernstige brief waarin Paulus geen blad voor de mond neemt maar zegt waar het op staat. Door Gods Geest hebben wij diezelfde brief ook ontvangen. We lezen mee. En bij ons zijn de onderwerpen anders. Het gaat bij ons niet over de besnijdenis. Allerlei andere inzichten komen op ons af. En telkens weer moeten we met elkaar uitmaken: is dit nou het evangelie van God of niet? Hanteer de sleutel die Paulus aanreikt. Het evangelie dient nooit het gemak van de mens, want de mens moet zich aanpassen aan God en niet andersom. Ik vind het troostvol dat de heilige Geest deze brief van Paulus ook bij ons heeft laten bezorgen. Want daarachter zie ik Christus zelf die ook ons bij het ware evangelie wil houden. Het evangelie van dagelijkse bekering en krachtige vernieuwing door zijn Geest. En eens zal het ons gemakkelijk afgaan: liefde geven en trouw zijn. En echt gericht zijn op God. Eens zal ons dat gemakkelijk afgaan en mogen we er ook van genieten dat het gemakkelijk gaat. Namelijk in het koninkrijk van God dat hen ten deel valt die op aarde op God gericht waren en niet op zichzelf. Laten we daarom tot die tijd elk evangelie dat we horen, en elk evangelie dat we geloven, doormeten. Met de vraag: ‘Wie past zich in dit evangelie eigenlijk aan aan wie? Is dit evangelie naar de mens, of leidt het naar God? Amen.