Laat Gods goedheid niet tevergeefs zijn

25 april 2021

Waarom leert de Bijbel geen alverzoening?

Lezen: 2 Korintiërs 5:11-6:1

Tekst: 2 Korintiërs 6:1

Vanuit de gemeente kreeg ik de vraag om een preek te houden over de alverzoening. Dat is het idee dat uiteindelijk alle mensen gered worden, ook zij die niet in God geloven. Bij een goede God zou geen hel passen. Als God werkelijk liefde is gaat Hij mensen niet veroordelen. En toch zeker geen mensen die goed geleefd hebben, maar toevallig niet in God en Christus geloofden. Enkele weken geleden stond hierover in het Nederlands Dagblad een aantal artikelen. Mensen vinden dit lastig. Waarom zou ik wel worden gered maar mijn ongelovige buren niet? Zeker als je zegt dat geloven geen eigen verdienste is maar een cadeau van God (Efeziërs 2:8-10) groeit ons onbegrip. En dat onbegrip krijgt een pijnlijke rand wanneer het gaat over je eigen kind of kleinkind dat niet gelooft, of iemand anders met wie je nauw verbonden bent. Dat is een van de meest pijnlijke dingen in het geloof. Jouw uitzicht op de hemel wordt vertroebeld door je tranen om de hel. Je krijgt het niet bij elkaar, waarom redt God niet gewoon alle mensen?

 

Er zijn bijbelteksten die daarvoor lijken te pleiten. Neem bijvoorbeeld Romeinen 5:19: ‘Zoals door de ongehoorzaamheid van één mens alle mensen zondaars werden, zo zullen door de gehoorzaamheid van één mens alle mensen rechtvaardigen worden.’ En in Kolossenzen 1:19-20 wordt over Jezus gezegd: ‘in hem heeft heel de volheid willen wonen en door hem en voor hem alles met zich willen verzoenen, alles op aarde en alles in de hemel, door vrede te brengen met zijn bloed aan het kruis.’ En in 1 Johannes 2:2 wordt over Jezus gezegd: ‘Hij is het die verzoening brengt voor onze zonden, en niet alleen voor die van ons, maar voor de zonden van de hele wereld.’ Of neem 2 Petrus 3:9, daar staat over de uitblijvende wederkomst: ‘De Heer is niet traag met het nakomen van zijn belofte, zoals sommigen menen; hij heeft alleen maar geduld met u, omdat hij wil dat iedereen tot inkeer komt en niemand verloren gaat.’ Met deze teksten lijkt het duidelijk, God wil dat niemand verloren gaat. God gaat alles en iedereen met zich verzoenen door het offer van Jezus aan het kruis. Alle mensen worden weer rechtvaardig.

 

Andere bijbelteksten wijzen een andere kant op. In Johannes 3:36 staat: ‘Wie in de Zoon gelooft heeft eeuwig leven, wie de Zoon niet wil gehoorzamen zal dat leven niet kennen; integendeel, Gods toorn blijft op hem rusten.’ Of denk aan 1 Korintiërs 1:18, waar staat: ‘De boodschap over het kruis is dwaasheid voor wie verloren gaan, maar voor ons die worden gered is het de kracht van God.’ Volgens deze teksten zijn er dus wel mensen die verloren gaan. En we kunnen nog veel meer teksten bekijken, maar ik denk dat we er niet aan ontkomen om in navolging van de Bijbel te zeggen dat er inderdaad mensen verloren gaan. Niet ieder wordt gered. Er is niet alleen een hemel maar ook een hel. En wat is dit een heftige werkelijkheid. Wat zouden we graag willen dat het anders was. Wat ik in deze preek wil doen is de vragen erachter bekijken. Op het moment dat we het de Bijbel nazeggen: er is geen alverzoening, hoe zit het dan met Gods liefde? Wat is dat voor God die zoiets doet? En waar moet ik dan naar toe met mijn verdriet over mijn kind dat niet gelooft? In de hemel zul je hem of haar niet missen, wordt er dan gezegd, nee maar zolang ik hier op aarde ben draag ik dit als een groot verdriet met me mee.

 

In 2 Korintiërs 5-6, het gedeelte dat we gelezen hebben, staat het vlak naast elkaar: de liefde van God voor alle mensen en tegelijk de oproep om deze liefde in geloof te ontvangen. Dit kom je op meer plaatsen in de Bijbel tegen (bv Johannes 3:16 en 1 Timoteüs 2:4-5). Hier ontdekken we hoe het zit met de liefde van God en ook dat het bestaan van de hel niets afdoet aan die liefde. In 2 Korintiërs 5:19-20 lees je: ‘Het is God die door Christus de wereld met zich heeft verzoend: hij heeft de wereld haar overtredingen niet aangerekend.’ Dat klinkt heel breed, je zou denken: dan wordt toch ook iedereen gered. Maar Paulus gaat verder: ‘En ons heeft hij de verkondiging van de verzoening toevertrouwd. Wij zijn gezanten van Christus, God doet door ons zijn oproep. Namens Christus vragen wij: laat u met God verzoenen.’ Dus God heeft de wereld met zich verzoend, God heeft vrede gesloten met de mensen op aarde en tegelijk komt op mij de vraag af: laat ik mij met God verzoenen? Beter gezegd, daar word ik toe aangespoord: laat je met God verzoenen! Blijkbaar kun je je als mens aan die vrede met God onttrekken, kun je die vrede met God afwijzen. Misschien is dat ook wel de eerste reactie van de mens, sinds de zondeval staat de mens afwerend tegenover God. Als die God vervolgens vrede sluit met de mens, ben je niet in één keer om. Dat zegt natuurlijk iets over jezelf, niet over God en zijn liefde. Voor ik verder in ga op Gods liefde een kleine tussen-conclusie: de oproep om je met God te laten verzoenen zou zinloos zijn als Gods liefde was dat iedereen toch wel in de hemel kwam. En de Bijbel is vol van die oproep (bv Ezechiël 18:32, Romeinen 1:17, Filippenzen 2:12, Hebreeën 4:11, 2 Petrus 1:5-7).

 

Wat is dan de liefde van God? De liefde van God is dat Hij met de mens samen wil leven. God wil de mens laten delen in het goede dat van zijn wezen uitgaat. In het paradijs keerde de mens zich van deze liefde af. Daarom stuurt God zijn Zoon naar de aarde, Hij zal als mens Gods liefde aanvaarden. Jezus Christus wilde als mens delen in het goede dat van God uitgaat. Hij leefde als mens in een hele nauwe relatie met God de Vader, dat is de manier waarop God vrede heeft gesloten met de mens en met de wereld. Nu is het toch gelukt: God en de mens leven in vrede samen. Nu is de vraag opnieuw, aanvaard je die liefde van God? Of blijf je je van God afkeren? Met de komst van Jezus Christus naar de aarde is er een nieuwe situatie ontstaan: God heeft zich met de wereld verzoend, God heeft zijn goedheid aan de mensen bewezen, Hij heeft de wereld gered van een ondergang in doodse eenzaamheid. De vraag is, laat jij je die liefde welgevallen? In het boek Openbaring is de kern van het oordeel de afwijzing van Jezus Christus. Het oordeel komt niet over hen die zondigen maar over hen die Jezus Christus afwijzen, die Gods liefde afwijzen. Niet zondigen is het probleem maar Gods liefde afwijzen is het probleem. Zondaars worden gered door Gods liefde. Maar die liefde afwijzen betekent met je zonden blijven zitten en daar zelf voor gestraft worden.

 

Nu kun je nog steeds zeggen: waarom zou God het afwijzen van zijn liefde bestraffen, God kan toch gewoon iedereen in zijn koninkrijk ontvangen ongeacht of mensen zijn liefde willen? Maakt dat Gods liefde niet nog veel groter, dat Hij zelfs afwijzing van die liefde verdraagt? Ik denk dat het Gods liefde juist kleiner maakt. Stel dat God de afwijzing van zijn liefde zou accepteren, dan wordt de kostbaarheid van die liefde kleiner. God houdt zijn liefde hoog wanneer Hij de afwijzing daarvan niet accepteert. Echte liefde blijkt in het -pijnlijk- aanvaarden van afwijzing daarvan. Want pijn doet het; voor zover je kunt spreken van pijn bij God. God blijft niet onbewogen onder de afwijzing van zijn liefde. Maar dat God niet zegt, ‘ook als je mijn liefde afwijst ben je welkom’, laat juist zien dat Gods liefde echt is. Echte liefde is een kwestie van jezelf geven in relatie. De zonde heeft ons beeld van liefde verwrongen. Wij weten niet goed meer wat liefde is. Wij vergissen ons vaak als het gaat over liefde, we zeggen: als God liefde is laat Hij iedereen toe in de hemel. Want je wil zelf ook graag naar de hemel omdat je een fijn leven wil. Gods liefde zou zijn dat Hij jou een fijn leven geeft. Maar dan wil je dus ontvangen voor jezelf, ontvangen zonder relatie. Gods liefde levert jou voordeel op. De zonde vertaalt liefde in voordeel. Namelijk dat je ontvangt, zonder relatie. Je wil naar de hemel -en dat gun je iedereen want als iedereen mag, mag jij ook- maar dat je in de hemel in een diepe, wederzijdse liefdesrelatie met God leeft, dat vergeet je even.

 

Dat er niet zoiets is als een alverzoening laat zien dat God niet opgeeft. Dat is troostvol. God houdt vast aan echte liefde. Hij laat de definitie van wat liefde is niet uithollen door de mens. Gods definitie van liefde is: jezelf geven in relatie. Onze gedachten over liefde hebben vaak te maken met ergens voordeel van hebben: als God liefde is geeft Hij mij de hemel, je ontvangt iets zonder relatie. Gelukkig houdt God vast aan zijn definitie. Want God weet dat eenzaamheid ons grootste probleem is. Relaties zijn moeilijk voor ons sinds de zondeval. Als God daar niets aan deed wilden we het liefst zonder relaties naar de hemel. Gewoon lekker op onszelf, een fijn leven zonder dat iemand zich met ons bemoeit en God al helemaal niet. Maar dan zouden we op de nieuwe aarde alsnog doodgaan van eenzaamheid. Gelukkig houdt God vast aan de liefde die een mens herstelt als mens in relatie. Gods liefde maakt het weer mogelijk om in relatie te leven met Hem en de medemens. Daarom is het onmogelijk dat God hen in zijn koninkrijk toelaat die zijn liefde afwijzen. Nog los van de vraag of deze mensen zelf wel op Gods nieuwe aarde willen leven als ze wisten hoe het leven er daar uitzag. God houdt de hemel voor niemand gesloten. Het is de mens zelf die niet wil binnengaan in een rijk van gevende liefde, een rijk van leven in relatie. De mens die vasthoudt aan zijn verwrongen beeld van liefde -wat vaak zelfliefde is- schrikt terug voor Gods nieuwe wereld.

 

Nu licht 2 Korintiërs 6:1 op, Paulus schrijft daar: ‘Als Gods medewerkers sporen wij u dan ook aan: laat de goedheid die hij u bewijst niet tevergeefs zijn.’ Hier stuiten we ook op zo’n vraag achter de alverzoening. Als er geen alverzoening is, hebben mensen dan de mogelijkheid om Gods genade af te wijzen? Het antwoord is ‘ja’. Maar hebben mensen dan een vrije wil, kunnen zij er ook voor kiezen om te gaan geloven? Antwoord: nee, dat bewerkt God. Dus geloof is een cadeau van God, Hij werkt dat in je met zijn liefde. Hij overwint jouw aan het kwaad gebonden wil. Voor geloof kun je alleen maar God bedanken. Maar ongeloof is jouw keus. Het is een vreemde keus. God komt met zijn liefde en goedheid naar je toe, Hij wil je redden van een ondergang in doodse eenzaamheid, en dan zeg jij: nee, bedankt. De goedheid van God laat je tevergeefs zijn. Je leven lang komt God met zijn goedheid en liefde naar je toe, maar jij blijft die afwijzen. Conclusie: neem je Gods liefde aan dan is dat een gevolg van die liefde, wijs je Gods liefde af, dan zal God -tot zijn grote verdriet- dat uiteindelijk accepteren. Laat de goedheid die God je bewijst niet tevergeefs zijn. Geef je leven dat gekleurd wordt door zelfliefde op. Staak je verzet tegen God. Dat doe je door God ruimte te geven je te veranderen. De liefde van God gaat je beheersen, die liefde die geeft in relatie. Dit is een levenslang proces. Je laat je veranderen. Je gaat steeds meer vanuit die echte liefde leven, liefde die relaties bouwt en onderhoudt. Je gaat nu al zo leven als op Gods nieuwe wereld normaal is, in een samenleving van mensen die God aanbidt en elkaar in liefde dient.

 

Maar wat nu als je kind of kleinkind aangeeft niet meer te geloven, of iemand anders van wie je houdt? Ook die vraag zit achter dat verhaal over de alverzoening. Het liefst zou je niet geloven in een hel. Je klemt je vast aan de liefde van God, is die liefde niet eindeloos groot? En God heeft zich toch aan je kind verbonden bij de doop? Hij wil toch niet dat mensen verloren gaan? Opvallend in het boek Openbaring is Gods geduld. We kwamen het ook al tegen in 2 Petrus 3:9: ‘De Heer is niet traag met het nakomen van zijn belofte (...) hij heeft alleen maar geduld met u, omdat hij wil dat iedereen tot inkeer komt en niemand verloren gaat.’ Wij leven in de tijd van Gods geduld. Genadetijd. Tijd om je af te keren van je zelfliefde en de liefde van God te aanvaarden, die liefde in je te gaan laten doorwerken. God gaat tot het uiterste, Hij blijft mensen telkens weer met zijn liefde benaderen. Hij blijft zoeken naar ingangen. God wil niet dat mensen verloren gaan. Dat er toch mensen verloren gaan is zo zonde en zo verdrietig.

 

Wat mij helpt -behalve het geduld van God en dat God er alles aan doet- is de trouw en betrouwbaarheid van God en Jezus in het oordeel. Je leest daarover in Openbaring 19. Over God staat in vers 2: ‘zijn vonnis is betrouwbaar en rechtvaardig’. En in vers 11 en volgende verschijnt er een wit paard met een ruiter die ‘Trouw en betrouwbaar’ heet, die ‘een rechtvaardig vonnis velt en een rechtvaardige strijd voert’. Uit wat verder over deze ruiter gezegd wordt blijkt dat dit Jezus is. En ja, Hij gaat oordelen want de gelovigen moeten God ongehinderd kunnen aanbidden. Op Gods nieuwe wereld mag niemand zijn die God zijn aanbidding misgunt en die de kinderen van God hun aanbidding kwalijk neemt of verhindert. Zelfaanbidding en de aanbidding van God sluiten elkaar uit. Maar God en Jezus oordelen rechtvaardig, daar houd ik me aan vast. God en Jezus zitten er nooit naast in hun oordeel, gerechtelijke dwalingen zijn bij hen uitgesloten. Wie toegelaten wordt tot Gods koninkrijk wordt daar terecht toegelaten, wie daar niet wordt toegelaten wordt terecht niet toegelaten. God ziet wat werkelijk in de mens is, Hij maakt geen vergissingen. Geen mens gaat tegen zijn zin verloren.

 

Daarmee blijft je zorg om dat kind of kleinkind, die vriend of fijne buur, die collega die heel rustig maar wel beslist zegt: ik kan het niet geloven. Bedenk: zolang er tijd is, is er genade. God bewijst zijn goedheid ook aan hem of haar die dat op dit moment niet ziet. Jij mag erover vertellen, jij mag Gods oproep benoemen: laat Gods goedheid niet tevergeefs zijn. Het blijft pijnlijk dat jij weet dat er een oordeel dreigt zolang Gods liefde niet wordt geaccepteerd. Maar ik wil mijn pijn laten zitten op de plek waar die hoort, namelijk dat het de pijn is om het afwijzen van Gods liefde. Dat is pijnlijk. God gaf in liefde zijn eigen Zoon, Jezus kwam in liefde naar de aarde om de mens en de schepping te redden,- wie van God houdt voelt iets van Gods verdriet wanneer mensen dit afwijzen.

 

Voor iedereen die dit leest, voor iedereen op aarde geldt: laat de goedheid die God je bewijst niet tevergeefs zijn. God heeft door Christus de hele wereld met zich verzoend. Vrede voor mensen op aarde. Laat je met God verzoenen. Laat Hem zijn werk in je doen. Dat is wat God van je vraagt: mag Ik van jou een nieuwe mens maken, een mens die liefheeft? Amen.