Leven na de dood
20 november 2022
De dood maakt wat je geloofde waar.
Lezen: Openbaring 14
Tekst: Openbaring 14:13
In een samenleving met een gesloten wereldbeeld leven wij onder een open hemel. In onze samenleving zeggen de meeste mensen: dood is dood. Na de dood is er niks, je bent gewoon weg. Dat is een gesloten wereldbeeld: het houdt op bij wat je kunt zien. Als christenen hebben we een ander wereldbeeld, wij kijken omhoog en mogen met de apostel Johannes een blik slaan in een open hemel.
Dat maakt dat wij anders omgaan met dood en begraven. Vandaag gedenken we hen uit ons midden die in het afgelopen jaar overleden zijn. Dat blijft pijnlijk. Rouw ontregelt je. Het verandert je vaak ook. Daarnaast heeft het zijn dagelijkse impact, van alleen zijn, je aanspraak kwijt zijn, beslissingen die je eerder samen nam moet je nu alleen nemen. Je kunt je er ook niet op voorbereiden, want je weet pas wat het is als het gebeurt. Wat kun je je leeg voelen als je terug komt van de begraafplaats. Alsof je iets vergeet maar je weet niet wat.
Maar als christenen hebben we troost. Als christenen geloven we dat het bij de dood niet stopt. Als christenen geloven we in het leven na de dood. Wat kan het schuren als je een begrafenis meemaakt waar die troost niet is. Een collega van je werk overlijdt, of iemand bij jou uit de straat, iemand die niet gelooft. Je wordt uitgenodigd voor de begrafenis, maar daar klinkt geen één woord van troost. Hij of zij heeft een mooi leven gehad, punt. En er wordt nog wat muziek gedraaid. Dan weet je opeens weer hoe rijk je bent met dat evangelie van leven na de dood. Wij hoeven niet ‘te treuren zoals zij die geen hoop hebben’, schrijft Paulus in 1 Tessalonicenzen 4:13. Nou is het niet eens altijd hopeloosheid wat begrafenissen van ongelovigen kleurt. Het is vaak nog meer de houding van: de dood hoort er nou eenmaal bij. Of, zoals ik ergens las: ‘wij kunnen leven omdat de mensen voor ons zijn gestorven. En zo kunnen anderen na ons leven omdat wij eens zullen sterven. Wij zijn tijdelijk maar het leven blijft.’ Kortom, de dood als de natuurlijke afsluiting van het leven.
Dit soort gedachten sluipt ook zomaar bij ons naar binnen. Als een geliefde sterft kun je je afvragen: hoe is dat nou voor hem of haar, hoe kun je nou leven in de hemel? Voor ons gevoel bestaat er alleen leven op aarde. Wanneer je een geliefde begraaft kom je zomaar voor die vraag te staan: geloof ik echt dat hij of zij nu bij de Here is? Want je ziet ook helemaal geen verschil tussen hen die in geloof sterven en zij die ongelovig sterven. Beiden zijn dood en beiden worden begraven. Weg is weg. Je komt hem of haar nooit meer tegen hier op aarde. Dat gesloten wereldbeeld van onze samenleving dringt zich sterk aan ons op. Als dat het leefklimaat is waar je in zit, dan wordt het evangelie van leven na de dood zomaar iets kwetsbaars.
Daarom opent Jezus de hemel boven ons en mogen we met Johannes een blik naar binnen slaan. Johannes hoort ook een stem: ‘Gelukkig zijn zij die sterven in verbondenheid met de Heer - vanaf nu.’ Bedoeld wordt: vanaf het moment van hun sterven zijn ze gelukkig. Per direct. Maar dat bemoedigt. Zij zijn daar dus, zij die in geloof gestorven zijn. En ze zijn gelukkig. Dat klinkt zelfs als een felicitatie: wat een geluk als je sterft in verbondenheid met de Heer. Het geluk is niet dat je sterft maar dat je in geloof sterft. Sterven blijft een pijnlijk proces. De dood is door de mens in de wereld gekomen, zegt Paulus (Romeinen 5:12). God had de wereld geschapen zonder de dood. In 1 Korintiërs 15:26 heet de dood nog steeds een vijand. Maar de boodschap van Openbaring 14:13 is dat de dood waarmaakt wat jij geloofde. En dat is een felicitatie waard. Je ontvangt waar je voor leefde. Voor de gelovigen van toen was dat rust. Dat is het tweede stukje van vers 13: ‘zij mogen uitrusten van hun inspanningen, want hun daden vergezellen hen.’ De christenen toen werden opgejaagd, werden vervolgd en gevangen gezet. Ze werden gedood om het belijden van de naam van Jezus. Dan is geloven een enorme inspanning. Blijven geloven kost strijd, het vraagt om volhouden. Maar aan die inspanning komt een einde op het moment van hun sterven. In plaats van opgejaagd te worden krijgen ze rust.
Het omgekeerde geldt hen die ongelovig sterven: ‘Wie het beest en zijn beeld aanbidden, of wie het merkteken van zijn naam draagt, ze krijgen geen rust, overdag niet en ‘s nachts niet’ (vers 11). Dat merkteken slaat op een ‘door ongeloof gestempeld leven’ (zoals in vers 1 ‘de naam van de Vader op je voorhoofd hebben’ een door geloof gestempeld leven is). Bij ons roept dit gemakkelijk weerstand en verdriet op. Wij denken liever niet na over de hel. Misschien zeg je: van mij mag iedereen gered worden. Gelukkig gaan wij daar niet over, dat zou te zwaar voor ons zijn. Bovendien, hoe zou je iemand kunnen veroordelen als je zelf een zondaar bent? Het punt van Openbaring 14 is, is er wel een hemel en een hel? Je ziet geen verschil tussen hen die in geloof sterven en zij die ongelovig sterven. Het slot van Openbaring 14 heeft het over twee oogsten, een graanoogst en een druivenoogst. Dat eerste slaat op het binnenhalen van de gelovigen, dat tweede op het oordeel over de ongelovigen. Gelovigen houden dus niet voor niets vol. En dat wordt heel concreet op het moment van het sterven. Want de dood maakt wat je geloofde waar. Geloofde je in de hemel dan ga je naar de hemel, geloofde je daar niet in dan kun je ook niet naar de hemel.
Bij het moment van sterven zit dus een bijzondere omdraaiing: opgejaagde christenen krijgen eindelijk rust, maar zij die niet in Jezus geloofden krijgen na hun dood geen rust. Dat is heftig. Zo’n zelfde omdraaiing zit in het verhaal van Lazarus (Lucas 16:19-31). Een rijke man viert elke dag uitbundig feest. Op zijn stoep ligt een bedelaar, Lazarus, ziek en hongerig. De rijke man ziet niet naar hem om. Als Lazarus sterft wordt hij door de engelen weggedragen ‘om aan Abrahams hart te rusten’. De rijke sterft ook maar komt in het dodenrijk waar hij hevig gekweld wordt en pijn lijdt. Iets van zo’n omdraaiing zit er ook nu als christenen sterven. In onze samenleving is het algemene idee: er is geen leven na de dood. Als christen word je meewarig aangekeken als je zegt dat je daar wel in gelooft. Maar bij het sterven kantelt dit. Bij het sterven krijg je als gelovige gelijk: er is leven na de dood. Laat dat je bemoedigen. Wij hebben te maken met het blijvend wegvallen van geliefden door de dood. Telkens weer staan we aan het graf, er komt geen einde aan. Ook vanochtend klonk het weer: ‘voor de volgende mededeling vraag ik u om op te staan.’ Soms weet je al wie het betreft, soms overvalt het je. Maar wat kun je daar moedeloos van worden, het gaat maar door, altijd maar weer sterven er mensen. Ook gelovigen sterven. Juist gelovigen, als ze vervolgd worden en gedood om het belijden van de naam van Jezus. Maar de bemoediging van Openbaring 14:13 is dat hun dood de zaken omdraait, op hetzelfde moment worden ze intens gelukkig. Hun dood geeft hen gelijk: terecht hebben ze volgehouden, want er is een hemel en er is een God die hen opwacht in zijn liefde. Ik geloof dat mijn moeder, mijn opa’s en oma’s bij God in de hemel zijn. Hoe en wat en wat ik me daarbij moet voorstellen weet ik niet. Dat blijven vragen. Maar de bemoediging is: zij zijn daar. Met heel veel anderen. Bij God, bij Jezus. Zij zien de werkelijkheid van de verlossing. Ze zijn gelukkig. Ze hebben rust. Hun dood werd leven.
Concrete vraag is nu of wij als christenen anders met de dood omgaan dan niet christenen. Misschien ben je geneigd om snel te zeggen: ja natuurlijk, wij geloven in het leven na de dood. Wij begraven onze geliefden in hoop. In onze samenleving geloven velen niet in het leven na de dood. Dat zie je terug in de visie op het leven. Het algemene idee in onze cultuur is dat je er uit moet halen wat er in zit. Je leeft maar één keer, dus maak er wat van. Maar als ik dan kijk naar hoe wij als christenen in het leven staan, dan zit daar ook zomaar diezelfde trek. Dat verraadt hoe je denkt over het leven na de dood. Is dat leven ons meer waard dan het leven hier op aarde? Vanuit die houding zijn mensen om hun geloof gestorven. En zo sterven mensen nog steeds om hun geloof. Nu hebben wij niet met vervolging te maken. Wij hoeven niet te kiezen tussen ons leven of ons geloof. Met als gevolg dat we vaak ook niet kiezen. Wij denken dat we allebei krijgen: eerst een mooi leven hier op aarde en daarna nog een mooi leven in de hemel. Ik zei net: hoe mensen tegen de dood aankijken bepaalt hoe ze in het leven staan. Maar het omgekeerde is ook waar, als jij gelooft in het leven na de dood dan verandert dat toch je kijk op het leven nu? In het verhaal van Lazarus wordt tegen de rijke man gezegd: ‘jij hebt je deel van het goede al tijdens je leven ontvangen.’ Wat je ontvangt tijdens het leven daar kun je niks aan doen, maar waar jij je zinnen op zet, waar je voor gaat, waar je je tijd en energie in steekt, dat zijn keuzes.
Als het waar is dat wij geloven in het leven na de dood, als wij geloven dat het sterven ons op datzelfde moment intens gelukkig maakt, dan moet dat zichtbaar zijn in ons leven. En nogmaals, als christenen verheerlijken wij niet de dood, het is en blijft de laatste vijand. De dood breekt ons mooie, door God geschapen lichaam af. De dood breekt relaties die we uit Gods hand ontvangen hebben. De dood hoort niet bij Gods schepping. God wil dat mensen leven (Ezechiël 18:23). Dankzij Jezus is onze dood een deur naar de hemel geworden (HC v/a 42), God zij dank. Maar als wij dat geloven, dan moet dat toch zichtbaar zijn in ons leven? Het sterven van een gelovige en een ongelovige ziet er hetzelfde uit, daarom moet juist het leven het verschil maken. Als het leven na de dood je alles waard is, moet het leven hier op aarde daarop gericht zijn. Geloven wordt belangrijk, God wordt belangrijk, dingen uit deze wereld worden minder belangrijk. Het komt uit onze zondige natuur dat we gemakkelijk opgaan in het leven hier op aarde. Daarvan weet je wat je hebt, terwijl het eeuwige leven iets onbekends is. En over het leven hier op aarde denk je controle te hebben, terwijl je er maar op moet vertrouwen dat het eeuwige leven zo mooi is als beloofd. De kern van de zonde is gebrek aan vertrouwen. Adam en Eva vertrouwden God niet op zijn woord. Dat werkt tot op de dag van vandaag in ons door. Ook als het gaat over het eeuwige leven. Maar Jezus laat zien dat je kunt leven en sterven voor de hemel. Jezus riep aan het kruis: ‘Vader, in uw handen leg Ik mijn geest’ (Lucas 23:46). Dat is hoe Jezus je wil bevrijden van het wantrouwen: is het allemaal wel waar, is er wel leven na de dood en is dat wel beter en mooier dan dit leven? Openbaring 14:13 zegt: wie sterft in geloof gaat er op vooruit. Als je het moeilijk vindt om dat vast te houden, denk dan aan al die mensen die zijn gestorven in geloof. De martelaren van vroeger, de mensen van Hebreeën 11, maar ook gelovigen nu, mensen uit ons midden. Daar word je stil van: mensen die in vol vertrouwen over hun naderend sterven kunnen praten. Dat is genade, iets wat je ontvangt in geloof, iets wat dichtbij Jezus gebeurt. Laat dat je helpen als je merkt dat het je moeite kost om op de hemel gericht te blijven.
Een paar praktische aanwijzingen tot slot. Allereerst, blijf in die open hemel kijken. In een samenleving met een gesloten wereldbeeld raak je gemakkelijk onder de indruk van het dood is dood verhaal. In een samenleving die doet alsof alles om dit leven draait raak je ook zelf zomaar het zicht op het eeuwige leven kwijt. Maar wie in de hemel kijkt ziet dat wat wij verwachten nog steeds de werkelijkheid is. Je kijkt in een open hemel als je bijbelleest, als je in de kerk zit en het evangelie hoort en bezingt, als je samen de hoop levend houdt wanneer je een geliefde moet begraven.
Het tweede is, blijf volhouden. Doorzetten, ook als iets moeite kost, kennen wij nauwelijks meer. Bijna alles gaat gemakkelijk in Nederland: boodschappen komen met een muisklik tot aan je voordeur. Geloven vraagt volhouden. En dan hebben we hier in Nederland nog niet eens te maken met vervolging. Misschien maakt de afwezigheid van geloofsvervolging het wel moeilijker om vol te houden, vrijheid en welvaart maken je lui. Kies er daarom voor om energie te steken in je geloof. Dat is volhouden: ook als je er niets bij voelt toch doorgaan. Blijf bedenken dat op het moment van je sterven waar wordt waar jij in gelooft.
Het derde praktische is, blijf getuigen van het leven na de dood. Wees er open over. Laat gelegenheden niet voorbij gaan. Schaam je er niet voor om te vertellen van de hoop die in je is (1 Petrus 3:15). Het gemis om geliefden blijft. Het verdriet kan je nog steeds overvallen, juist omdat je weet dat de dood er niet bij hoort. De dood is niet goed. Blijf daarom vertellen aan wie het maar horen wil: ik geloof in de opstanding van de doden. Sterker nog, ik geloof dat hij of zij die we begroeven in geloof op dit moment leeft in de hemel. Op die manier houd je zelf vol en zet je anderen aan het denken. Amen.