Leven op de adem van Gods stem

14 maart 2001

Op biddag vragen we God om leven en levensonderhoud.

Lezen: Psalm 104

Tekst: Psalm 104:24-30

We zijn zomaar op een doordeweekse dag bij elkaar in ons kerkgebouw. Dat is bijzonder. Misschien hadden sommigen van jullie, als het een gewone woensdag was geweest, eigenlijk al in bed moeten liggen. Maar voor deze bijzondere dienst mocht je mee. Of je had nu liever voor de tv willen zitten omdat er voetbal op is. Dan is het ook bijzonder dat je hier zit.

 

Wat gaan we doen in deze bijzondere dienst? We gaan bidden. Bidden is vragen. Een van de dingen die dan belangrijk is, is aan wie je je vragen stelt. Waar zoek je naar antwoord op je vragen? Het is belangrijk om daarbij stil te staan. Hoe kom ik aan een antwoord? Deze benadering zie je in het onderwijs ook steeds meer. Niet de antwoorden moeten geleerd worden, maar je moet leren hoe je antwoorden vindt. De weg naar kennis is belangrijker dan de kennis zelf. Maar bedenk dat de weg die je inslaat op zoek naar een antwoord voor een groot deel het antwoord bepaalt dat je krijgt.

 

Een voorbeeld, als je een vraag hebt kun je tegenwoordig gaan zoeken op internet. De jongens en meisjes leren op school hoe dat moet. Want als je je zoekopdracht te algemeen stelt krijg je 100 of misschien wel 1000 verwijzingen. Daar heb je niks aan. Je kunt je vraag natuurlijk ook aan je vader of moeder stellen. Misschien weten zij het antwoord wel. Dat scheelt een hoop gezoek. Ik denk ook dat het antwoord dat je ouders geven in bepaalde gevallen heel anders zal zijn dan de antwoorden die je op internet kunt vinden.

 

Het maakt dus uit naar wie je toegaat voor een antwoord op je vraag. En je moet ook weten hoe je je vraag moet stellen om een antwoord te krijgen waar je wat aan hebt. De weg die je inslaat op zoek naar een antwoord bepaalt voor een groot deel het antwoord dat je krijgt.

 

Bidden is vragen. Dus ook voor bidden geldt dat het uitmaakt aan wie je je vragen stelt en hoe je dat doet. Als we straks gaan bidden in deze dienst, stellen we onze vragen aan God, onze Hemelse Vader. Want Hij is de Schepper van al het leven. Hij is ook degene die het leven in stand houdt. Wij leven op de adem van Gods stem. God blies de levensadem in Adams neus. Alleen met die adem van God in zijn lijf kan de mens leven. Als God die adem wegneemt hou je alleen een lichaam over, de mens sterft en het lichaam vervalt.

 

Laten we, voordat we God onze vragen gaan voorleggen in deze dienst, uitspreken dat we juist Hem vragen om zegen en voorspoed omdat we geloven dat Hij ons dat kan geven als Schepper en onderhouder van deze wereld. Met de preek wil ik bij die belijdenis uitkomen. Ik vat het evangelie van Psalm 104 zo samen:

 

Leven op de adem van Gods stem

1. ademnood

2. ademloos

3. adembenemend

 

Ademnood

Dat God de wereld geschapen heeft is een belijdenis, je spreekt dat uit omdat je het gelooft. Dat geldt ook voor de onderhouding van de schepping. God houdt de aarde, de mensen en de dieren in leven. Als christenen zeggen we dat dit niet uit zichzelf gebeurt. Wij hebben het ook niet over toeval of noodlot. Wij zeggen: God bemoeit zich met de aarde, Hij heeft de touwtjes in handen en Hij regeert. Hij is degene die levensadem toedeelt of juist afneemt.

 

Dat is een belijdenis. Je zegt dat omdat je het gelooft. Maar juist deze belijdenis kan je zo ontzettend zwaar vallen. Zeggen dat alles bij God vandaan komt lukt zolang alles goed gaat. Maar als je aan het graf staat van een veel te jong gestorven geliefde, dan krijg je deze belijdenis alleen nog maar met veel moeite over je lippen. Dan komen de vragen: waarom dit lijden? Waarom dit verdriet in mijn leven? Als je verder denkt kom je met je vragen bij God uit: waar was God, was Hij erbij toen dit verdriet mijn leven binnenkwam?

 

Dan kun je met je geloof in God in de knoop komen te zitten. Zo’n God hoef ik niet. Aan zo’n God heb ik niets. Een God die me deze ziekte, dit verdriet, dit ongeluk geeft, is geen God. God is toch liefde? Of je houdt vast aan God en zijn liefde, maar in jouw ogen wordt God iemand die het kwaad ook niet aankan. God is liefde, maar het ontbreekt Hem aan macht en Hij lijdt met ons mee. De Britse schrijver C.S. Lewis heeft dit probleem zo onder woorden gebracht: ‘Als God goed was, zou het zijn wil zijn dat zijn schepselen volmaakt gelukkig zijn; en als God almachtig was, zou Hij het vermogen hebben te doen wat zijn wil is. Dus ontbreekt het God of aan goedheid of aan macht of aan beide.’

 

De wereld is in ademnood. Want niet alleen in de levens van individuen is ellende en lijden, het is wereldomvattend. Hele volken zijn op de vlucht, landen zijn ontwricht, er is honger, er zijn overstromingen: Mozambique, Australië. Dan weer hier dan weer daar vinden milieurampen plaats. In Europa krijgen we ziekten als bse en mond- en klauwzeer maar niet onder de duim. De wereld snakt naar een adempauze, maar die komt er niet. Net als je denkt dat het even rustig wordt komt er weer nieuw onheil op ons af.

 

Wat is Gods rol hierin? Psalm 104 beschrijft Gods rol. Vers 29 beschrijft het heel duidelijk, schokkend gewoon: als God zijn aangezicht verbergt, dan vergaan mens en dier. Als God hun adem wegneemt sterven ze. Hoe kan dat, God is toch goed? Dit is toch niet in te passen in Gods goedheid? Is dit soms een belijdenis van vroeger waar we tegenwoordig niets meer mee kunnen?

 

In Psalm 104 wordt Gods grootheid bezongen: God is eindeloos groot en ongedacht sterk, want Hij is de Schepper. En dan zegt de dichter: God heeft de wereld niet alleen geschapen, Hij houdt haar ook nog in stand. God heeft niet iets gemaakt dat Hem daarna te machtig werd. Nee, God zorgt nog iedere dag voor elk dier, elke bloem en boom. Hij zorgt nog iedere dag voor elk mens. Die macht van God gaat zover dat Hij leven kan geven en kan terugnemen. Hij is almachtig.

 

Maar Gods liefde dan, waar blijft Gods liefde? God heeft zijn liefde getoond in de schepping, zijn volmaakte schepping waarin alles goed was. Echt goed. Ook de mens die later zou kiezen voor het kwaad was goed. Zelfs toen de mens in opstand kwam tegen God, toen de mens Gods liefde afwees, bleef God liefde. Hij bedacht een plan om de wereld te redden. Hij stuurde zijn Zoon. Daarmee omarmde Hij de wereld met zijn liefde.

 

Het lijden van de wereld gaat ondertussen door. Lijden is niet meer weg te denken uit ons leven. Toch hoort het er van oorsprong niet bij. Het begin was anders. De wereld heeft zichzelf in ademnood gebracht. We doen dat nog steeds als mensen. Op allerlei manieren. Wanneer de consumptie stijgt verhogen we de productie. Wanneer de ene grondstof opgebruikt is grijpen we naar de volgende. Overstromingen, honger, bse, mond- en klauwzeer; we bestrijden de problemen vaak zonder goed naar de oorzaken te kijken.

 

C.S. Lewis zegt: lijden is Gods megafoon. Met het lijden probeert God een dove wereld wakker te roepen; een wereld die zichzelf verdooft omdat ze het lijden niet onder ogen durft te zien. Het komt dus aan op luisteren. Luister naar Gods woorden over hoe het geweest is in het begin. Psalm 104 vertelt over Gods prachtige schepping. Ook heeft de psalmdichter oog voor Gods onderhouding van de wereld. Maar luister ook naar Gods stem in lijden, ziekte, ellende en moeite. God roept je. Hij zegt: met al je problemen en vragen moet je bij Mij zijn, want ik heb je gemaakt, Ik ben de Schepper.

 

Ademloos

De belijdenis van Gods hand in alles, Gods hand in leven en dood, wordt in Psalm 104 vooraf gegaan door een tekening van Gods prachtige schepping. De dichter geeft zijn ogen goed de kost. Ademloos kijkt hij rond, hij ziet de lucht, de hemel, het is Gods huis. En de wolken die de dichter hoog door de lucht ziet drijven, de wind die je niet ziet maar wel voelt, het zijn voor God middelen waarmee Hij zich soepel voortbeweegt. De dichter ziet op het aardoppervlak dieren lopen en klauteren, dieren die hun dorst lessen bij beken die God vult met water. Hij ziet de vogels die hun nesten bouwen in hoge bomen. Uit de aarde laat God gras opkomen als voedsel voor het vee. En ook de mens krijgt van God zijn dagelijks onderhoudt. De dichter zegt: God laat de aarde brood voortbrengen zodat de mens nieuwe energie opdoet. En de aarde brengt wijn voort om blij van te worden. God geeft olie om het lichaam mooi en gezond te houden.

 

En door zon en maan wisselt God tijden van rusten en werken af voor mens en dier. Als het nacht wordt komen de dieren in het woud tot leven en ze vragen God om hun eten. Als het dag wordt kruipen ze weer in hun hol. Dan gaat de mens naar zijn werk, zijn werk op het land voor brood, wijn en olie.

 

Dan komt de dichter tot een conclusie, in vers 24 zingt hij het uit: ‘Hoe talrijk zijn uw werken, o Here, U hebt het allemaal met wijsheid gemaakt; de aarde is vol van wat u geschapen hebt.’ Zoals God de wereld gemaakt heeft is het goed. Alles is met elkaar in harmonie. Overal zie je Gods hand: Hij vult de beken met water zodat dieren kunnen drinken, Hij laat gewassen opkomen zodat de mens kan eten, Hij zorgt ervoor dat mens en dier elkaar niet in de weg lopen. God heeft de wereld inderdaad met wijsheid gemaakt.

 

God heeft de aarde gemaakt, maar dat is nog lang niet alles, zegt de dichter. De zee was ik nog vergeten. Dan tekent hij in een paar rake woorden de zee: groot, wijd, uitgestrekt en vol dieren en diertjes. Zoveel dat je ze in de verste verten niet kunt tellen of schatten. Op zee varen schepen, machtige bouwwerken van de mens. Ze varen daar op Gods zee. En in de zee heb je nog de Leviathan. Wat voor beest of monster dat is blijft onduidelijk. In ieder geval, God heeft hem geschapen om er zijn goddelijk plezier aan te beleven. Dat is de zee, zegt de dichter.

 

En juist die prachtige wereld van zee, land en lucht heeft God geschapen. Je kunt urenlang ademloos in Gods schepping rond kijken. De dichter zegt: als God dat allemaal zo mooi heeft gemaakt zou God dan niet bij machte zijn om die wereld te onderhouden? Maar natuurlijk. De Schepper is ook de onderhouder. De kracht en wijsheid die God heeft ingezet bij de schepping, zet Hij nog dagelijks in om zijn wereld, zijn kunstwerk te laten voortbestaan. Om zijn wereld mooi te houden.

 

Dit is een belijdenis, je zegt het omdat je het gelooft: de machtige Schepper is ook in staat zijn schepping te onderhouden. Het is belangrijk dat je dit belijdt. Want met het toenemen van het inzicht dat de mens heeft in de schepping, is het geloof in Gods onderhouding afgenomen. Je moet geloven dat God je brood, wijn en olie geeft want met het blote oog kun je daar bijna niets meer van zien. Het lijkt er meer op dat wij voor ons zelf zorgen, dat wij in ons eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Toch is het aan te raden om vast te houden aan die belijdenis dat God je alles geeft wat je voor je leven nodig hebt. Anders sta je er alleen voor. Wie God afschrijft als degene die het leven in stand houdt, zal het zelf moeten opknappen. Met je vragen kun je dan nergens meer terecht. Alleen nog bij jezelf.

 

Adembenemend

Leven in afhankelijkheid van God de Schepper kan moeilijk zijn. Belijden dat je leeft op de adem van Gods stem kan je zwaar vallen. Zeker als je in je leven of in het leven van geliefden met verdriet en gebrokenheid te maken krijgt. Maar het kan ook moeilijk zijn je afhankelijkheid van God te belijden als alles goed met je gaat en voor de wind. Dan kan het er al gauw op lijken dat je God niet nodig hebt. Ook als je niet bidt om brood heb je genoeg te eten. Ook als je niet vraagt om wijn, heb je genoeg om van te genieten. Ook iemand die zonder God leeft kan een prachtig lichaam hebben.

 

Afhankelijkheid uitspreken is dan moeilijk. Psalm 104 wil daarbij helpen. Psalm 104 wijst op Gods geweldige schepping. Met diezelfde scheppingskracht werkt God nog steeds. Psalm 104 wijst het aan, overal om je heen is Gods kracht te zien als je maar op de goede manier kijkt. Als je je ogen maar laat openen voor wat God doet.

 

Als je het dan nog steeds moeilijk vindt om woorden te geven aan je belijdenis van afhankelijkheid, dan legt God zelf je hier de woorden in de mond. Vind je belijden moeilijk? Zingen is gemakkelijk. Neem de woorden van Psalm 104 over: ‘O Heer, hoe groot moet dan uw wijsheid zijn, U hebt het al gemaakt, van groot tot klein. Vol is de aarde van uw wonderwerken!’ en ‘al wat er in uw grote schepping leeft, wacht, Heer, op u, tot u hun voedsel geeft.’

 

Zo wordt leven op de adem van Gods stem adembenemend. Wie opgaat in de lof aan God de Schepper is al gauw buiten adem. Want de woorden buitelen over elkaar heen. Wie eenmaal onder de indruk is van Gods macht en majesteit in de schepping en onderhouding van onze wereld, houdt niet meer op met zingen. Het beneemt je de adem. Je wilt je God eren en prijzen, je wilt Hem de lof toezingen die Hem toekomt. Leven op de adem van Gods stem is adembenemend mooi.

 

Als je zo wilt leven zul je ook wat meemaken. Psalm 104:30 licht een tipje van de sluier op: God gaat het gelaat van de aardbodem vernieuwen. Met zijn Geest gaat God de wereld herscheppen. God maakt een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Daar is Hij op dit moment volop mee bezig. In Christus is Hij daarmee begonnen, Hij zal het ook afmaken. Dat zal een aarde zijn zonder lijden, zonder milieuproblemen en zonder een mensheid die de aarde uitbuit. Want Gods Geest werkt vernieuwend. Wat een prachtige toekomst om naar uit te zien.

 

Laten we voor we gaan bidden, voor we onze vragen in ons gebed aan God voorleggen, uitspreken dat we juist Hem vragen om zegen en voorspoed omdat we geloven dat Hij het ons kan geven als Schepper en onderhouder van deze wereld. Laten we dat doen door te zingen en laten we dat doen met woorden. En laten we dan met onze vragen naar het juiste adres gaan, want de weg die je inslaat op zoek naar antwoorden bepaalt voor een groot deel het antwoord dat je krijgt. Laten we de weg naar God gaan. Amen.