Leven op een wereld in barensnood
29 maart 2020
Wees niet bang voor de tekenen van de tijd, maar wees op je hoede voor wat je geloof bedreigt.
Lezen: Marcus 13
Tekst: Marcus 13:30-32
Wij leven in bijzondere tijden. Dat geeft spanning, hoe lang gaat dit allemaal duren? Dat geeft onzekerheid, kom ik hier zonder kleerscheuren doorheen? Het geeft ook stof tot nadenken, wat is de betekenis van dit alles? Misschien heb je ook meer tijd om na te denken. Veel is tot stilstand gekomen, agenda’s zijn leeg geworden, sociale contacten zijn tot een minimum beperkt. Of je nu thuis op de bank zit of even een ommetje maakt, in je gedachten ben je er voortdurend mee bezig: wat overkomt ons? Hoe moet je dit duiden, juist ook als christen?
Een vraag waar je gemakkelijk mee kunt rondlopen is, wat wil God ons hiermee zeggen? Is dit een boodschap van God? Vanuit de Bijbel en ook vanuit het hoofdstuk dat we gelezen hebben, ligt er al gauw een link naar de wederkomst. Is dit coronavirus, is deze pandemie, een teken dat onze wereld ten einde loopt? Als christenen verwachten we Jezus uit de hemel. We verwachten zijn koninkrijk waar het leven goed is. Dat is onze hoop, ons houvast. Maar we weten ook dat daar een moeilijke periode aan vooraf gaat, daar is het Nieuwe Testament vol van. Moet je, wat wij nu meemaken, duiden als teken dat het einde nabij is?
Ik kan me voorstellen dat je dit een heftige vraag vindt. Misschien druk je dit soort gedachten het liefst van je af. Ik denk dat er vanuit Marcus 13 een andere vraag is waar God je over wil laten nadenken. Dat is deze vraag: zie jij in wat jouw geloof bedreigt? Volgens Marcus 13 is dat de echt spannende vraag. Niet, is het einde nabij? Maar, heb jij door wat een bedreiging vormt voor jouw geloof?
Het is opvallend dat Jezus’ eerste reactie op de vraag van zijn discipelen is, pas op dat niemand jullie misleidt (vers 5). Het gevaar dat dreigt is misleiding. Je bent misleid als je achter de verkeerde dingen aanloopt of de verkeerde mensen volgt. Je bent misleid als je de verkeerde dingen belangrijk vindt en daar je tijd in steekt. Je bent misleid als je de dingen verkeerd duidt, er de verkeerde betekenis aan geeft. Volgens mij wil niemand misleid worden. Niemand wil op het verkeerde been gezet worden om later te ontdekken hoe het echt zit. Maar dat risico is er blijkbaar wel in deze wereld. Daarom waarschuwt Jezus er voor. Vanuit Marcus 13 zegt Hij: let er op dat je door hebt wat er echt bedreigd wordt. Dat is niet je leven maar je geloof.
Jezus waarschuwt niet alleen, Hij wil ook bemoedigen. Dat doet Hij dan ook in dit hoofdstuk. Er zal naar het einde van deze wereld toe druk worden gelegd op je geloof. Jezus zegt, kijk dan naar de voortekenen van mijn komst. Die voortekenen willen je bemoedigen om vol te houden. Want die voortekenen zijn bewijzen van de waarheid van mijn beloften. Marcus 13 is geen gemakkelijk hoofdstuk. Dat komt doordat de verre toekomst van de wederkomst en de nabije toekomst van de verwoesting van de tempel in Jeruzalem (70 nChr) door elkaar heen lopen. Sterker nog, de verwoesting van de tempel in Jeruzalem vormt het bewijs dat Jezus’ woorden over zijn wederkomst waar zijn. En zo geldt dat ook voor de andere tekenen van de tijd, oorlogen, aardbevingen en hongersnoden. De voortekenen van Jezus’ wederkomst maken duidelijk dat Jezus echt gaat komen met zijn nieuwe wereld waar het leven goed is. Zo willen de voortekenen van Jezus’ komst je door de tijd van druk en misleiding heen helpen.
Het begint in Marcus 13 allemaal met de opmerking van de discipelen over de tempel: wat een enorme stenen en wat een imposante gebouwen! Jezus’ leerlingen voelen aan dat er spanning is tussen Jezus en de joodse leiders, tussen Jezus en de tempel. Het lijkt op een confrontatie uit te lopen. En dan zeggen de discipelen: maar gelukkig staat uw paleis al klaar, wij verwachten uw koninkrijk met de tempel als paleis van waaruit u dan regeert. Daarom is het ook zo schokkend dat Jezus zegt: de tempel zal worden verwoest, er zal geen steen op de andere blijven. Waarop de leerlingen verbijsterd vragen, wanneer zal dát gebeuren? En wat is het teken (de betekenis) wanneer al deze dingen gebeuren? In wat volgt gaat Jezus zijn leerlingen bemoedigen. Zijn koninkrijk zal echt komen ook al wordt de tempel in Jeruzalem verwoest. Zijn rijk is ook geen aards rijk, zijn rijk komt vanuit de hemel. Daar is geen aardse tempel voor nodig. Op het moment dat Jezus aankondigt dat de tempel verwoest gaat worden, zal dat nog zo’n veertig jaar duren. Het is een verbijsterende, onvoorstelbare profetie. Hoe zou God zijn eigen woning, zijn heiligdom, ooit laten afbreken? En daarom, op het moment dat deze onwaarschijnlijke voorspelling uitkomt, bewijst het de waarheid van Jezus’ woorden. Jezus zegt in vers 30-31: ‘Ik verzeker jullie: deze generatie zal zeker nog niet verdwenen zijn wanneer al die dingen gebeuren. Hemel en aarde zullen verdwijnen, maar mijn woorden zullen nooit verdwijnen.’ Wat Jezus beloofd heeft over zijn komende rijk staat.
Nu kan juist in deze verzen de verwarring ontstaan die dit hoofdstuk zo moeilijk maakt. Want in deze verzen lijkt het erop dat Jezus zegt dat zijn wederkomst nog zal plaatsvinden bij het leven van zijn tijdgenoten: ‘Deze generatie zal nog niet verdwenen zijn wanneer al die dingen gebeuren.’ Maar dan laat je de woorden ‘al die dingen’ te gemakkelijk slaan op de wederkomst. Dat kan veroorzaakt worden door vers 29: ‘Zo moeten jullie ook weten, wanneer je die dingen ziet gebeuren, dat het einde nabij is.’ Toch belooft Jezus in vers 30 geen snelle wederkomst. Kijk maar in vers 31, pas daar heeft Hij het over het moment dat hemel en aarde zullen verdwijnen (en alleen maar als tegenstelling van zijn woorden die zullen nooit zullen verdwijnen). Nog belangrijker is vers 32: ‘Niemand weet wanneer die dag of dat moment zal aanbreken, de engelen in de hemel niet en de Zoon niet, alleen de Vader.’ Dus Jezus weet helemaal niet wanneer zijn wederkomst gaat plaatsvinden. Dan kan Hij in vers 30 ook niet zeggen dat die wederkomst nog in het leven van zijn tijdgenoten gaat plaatsvinden. Oftewel, de opmerking in vers 30 dat ‘deze generatie zeker nog niet verdwenen zal zijn wanneer al die dingen gebeuren’ moet op iets anders slaan. Het slaat op de verwoesting van de tempel in het jaar 70 nChr. Geen steen zal op de andere blijven. Dat was toch ook de vraag waarmee het gesprek in vers 4 begon? En als je dat ziet, zegt Jezus in vers 29, dan weet je dat het einde echt zal komen. Het woord ‘nabij’ duidt hier niet op iets dat snel gaat gebeuren, maar op iets dat zeker zal gebeuren. Dat is de vergelijking die in vers 28-29 gemaakt wordt, als de vijgenboom uitloopt dan weet je zeker dat de zomer komt.
Dus de verwoesting van de tempel in Jeruzalem vormt het bewijs van de waarheid van Jezus’ woorden over zijn komende rijk. Dit is de sleutel om Marcus 13 te begrijpen. In artikel 5 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt over de betrouwbaarheid van de Bijbel gezegd: ‘Het bewijs daarvan ligt bovendien in de boeken zelf. Want zelfs blinden kunnen tasten dat de dingen die erin voorzegd zijn, gebeuren.’ Wie een blinde meeneemt naar Jeruzalem kan hem of haar laten voelen aan de Klaagmuur. Dat is het enige stukje dat over is van de tempel uit de tijd van Jezus. Het is de westelijke muur van het plateau waarop de tempel gebouwd was. Zowel voor blinden als voor mensen die kunnen zien mag het duidelijk zijn, de tempel is verwoest. Jezus had het voorspeld. Het is de ‘gruwel’ van vers 14. De verwoeste tempel is een gruwel in de ogen van de Joden. Waar de mooie tempel hoorde te staan is een gruwelijk gat ontstaan dat er niet hoort. En zoals Jezus’ woorden over de tempel zijn uitgekomen, zo zullen ook zijn woorden over zijn koninkrijk uitkomen. Normaal bewijst een ruïne een werkelijkheid uit het verleden. Als je de ruïne van een kasteel ziet dan bewijst dit dat daar ridders hebben geleefd. De ruïne van de tempel in Jeruzalem bewijst een werkelijkheid van de toekomst. Wie de Klaagmuur ziet of betast heeft het bewijs in handen dat er een nieuwe wereld komt waar het leven goed is.
Dit is bemoedigend. Dat geldt ook voor de andere voortekenen. In Marcus 13 maakt Jezus onderscheid tussen gebeurtenissen die het einde nog niet aangeven en gebeurtenissen die wel met het einde te maken hebben. In vers 7-8 worden oorlog en oorlogsdreiging, aardbevingen en hongersnoden geduid als tekenen waarmee het einde nog niet gekomen is. Die dingen vormen het begin van de weeën. Dat woord ‘weeën’ duidt op moeite en pijn, maar tegelijk op de geboorte van iets nieuws, in dit geval een nieuwe wereld. Maar blijkbaar heb je het begin van de weeën en de echte weeën. Die laatste zou je persweeën kunnen noemen. De apostel Paulus zegt hierover in Romeinen 8:22: ‘Wij weten dat de hele schepping nog altijd als in barensweeën zucht en lijdt.’ In Marcus 13 horen oorlogen, aardbevingen en hongersnoden tot de voorweeën. Dan denk ik, ook corona hoort daarbij. Maar het is het einde nog niet. Wat zijn dan de echte weeën? Daarover lees je in vers 9-13: je wordt om je geloof vervolgd, je zult met het mes op de keel van je geloof moeten getuigen, er zullen scheuren door families en gezinnen gaan lopen vanwege het geloof, en als christen word je gehaat. Juist dan komt het erop aan. Dit zijn de dingen die echt bij de eindtijd horen. Niet als teken dat het bijna zover is- want er zijn al lang christenen die dit meemaken- maar deze dingen typeren de eindtijd. Het zijn de laatste stuiptrekkingen van de satan die probeert de gelovigen ten val te brengen. Let erop, zegt Jezus, dat je je niet laat misleiden. Niet oorlogen, hongersnoden en epidemieën zijn de dreiging, maar de druk die op je geloof zal worden gezet. Maar juist dan mag je je vasthouden aan Jezus’ woorden dat zijn rijk echt zal komen. De voortekenen van Jezus’ komst -oorlogen, hongersnoden, aardbevingen en epidemieën- willen je door de tijd van druk en misleiding heen helpen. Want zoals de aangekondigde tekenen werkelijkheid zijn geworden, zo zal ook Jezus’ aangekondigde rijk werkelijkheid worden.
Ik ben blij met dit inzicht. Ik hoef niet bang te zijn voor de tekenen van de tijd, maar ik moet op mijn hoede zijn voor wat mijn geloof bedreigt. Nu kun je angst moeilijk sturen, je bent bang of je bent het niet. En wat we op dit moment meemaken in Nederland en in de wereld kan je gemakkelijk beangstigen. Toch wil ik je vragen, lukt het jou om de tekenen van de tijd als bemoediging te zien? Die oorlogen, hongersnoden en epidemieën bedreigen je leven, dat besef ik. Natuurlijk komt dat op je af. Maar oorlogen, hongersnoden en epidemieën bedreigen niet je geloof. Dit is de misleiding waar Jezus voor waarschuwt, dat je bang bent voor de verkeerde dingen. Dat je niet door hebt wat er nu werkelijk bedreigd wordt. Wat wordt er in onze samenleving veel druk uitgeoefend op ons geloof. Juist door de welvaart, de vele keuzemogelijkheden, de ontelbare vormen van vermaak. Juist ook door de gedachte die in al die dingen meekomt: jij bent belangrijk, wat jij wilt dat moet je gewoon doen, zorg dat je plezier hebt, dat je alles uit het leven haalt. Waar is God in al die dingen? Als Hij eruit verdwenen is dan worden al deze dingen een bedreiging voor je geloof. Je mag echt wel genieten, je mag echt wel plezier maken, je mag blij zijn met de vele mogelijkheden die we in ons leven ontvangen; maar laten het dan ook echt zegeningen zijn, dingen die je uit Gods hand ontvangt en die je in verbondenheid met Hem beleeft. Het coronavirus is niet je grootste probleem, je grootste probleem is de druk die op je geloof wordt uitgeoefend. Het coronavirus is op een bepaalde manier juist een bemoediging: dit soort dingen moeten gebeuren, het zijn de voorweeën. En dat betekent dat er zeker weten een nieuwe wereld geboren zal worden.
De zonde in ons laat ons focussen op lijfsbehoud. De zonde wil je doen geloven dat je maar één leven hebt. Het is ook de maatschappij waarin we leven. We ademen het in, het gaat in ons systeem zitten. Maar dan zijn we vergeten dat Gods scheppende woord pas echt leven geeft. Zo is de wereld begonnen, doordat God sprak en het was er. Hij riep de wereld en de mens tot leven. Waarom zou Hij dat niet weer kunnen doen? Dit is toch wat we geloven voor het moment dat Jezus terugkomt, dat God dan opnieuw spreekt en een wereld tot leven roept? Dit is bevrijdend, hier doorbreekt God de ban van de zonde. Je leven op aarde is niet het enige. Gods scheppende woord geeft leven. En dat woord, die stem, zal nooit verdwijnen. Jezus zegt in Marcus 13: ‘Hemel en aarde zullen verdwijnen, maar mijn woorden zullen nooit verdwijnen.’ Want Jezus spreekt de woorden van zijn vader (Johannes 14:24). Ik moet denken aan wat er staat in Jesaja 40: ‘Hoor, een stem zegt: ‘Roep!’ En een stem antwoordt: ‘Wat zou ik roepen? De mens is als gras, hij bloeit als een veldbloem. Het gras verdort en de bloem verwelkt wanneer de adem van de HEER erover blaast. Ja, als gras is dit volk.’ Het gras verdort en de bloem verwelkt, maar het woord van onze God houdt altijd stand’ (Jesaja 40:6-8). Mensen zijn kwetsbaar, Gods woord geeft leven. God wil geëerd worden door ons geloof, ons vertrouwen in zijn woord, dat zijn stem ons leven geeft.
Wees daarom niet alleen bezig met het behoud van je leven hier op aarde. Dan heb je echt iets gemist. Jezus zegt: wie zijn leven verliest zal het behouden (Marcus 8:35). Vaak vatten we dat geestelijk op, maar het heeft ook een letterlijke betekenis. In geloof sterven is niet het einde. Je ziet iets van dit vertrouwen wanneer christenen op een gelovig nuchtere manier omgaan met het coronavirus. Je neemt het serieus, je neemt de maatregelen van de overheid serieus, maar je doet niet alsof de wereld vergaat. Je ziet het ook in een leefstijl die anders is -of het nou tijden van epidemieën zijn of als alles straks weer normaal is- een leefstijl waarin het niet draait om jezelf maar om God en de medemens. Jezus eindigt het gesprek met zijn leerlingen met de opmerking dat ze waakzaam moeten zijn. Concreet betekent waakzaam zijn drie dingen: 1) je laat je bemoedigen door de tekenen van de tijd, ze bewijzen de waarheid van Jezus’ woorden over zijn komende koninkrijk, 2) je ontmaskert de bedreigingen in je leven, niet je leven maar je geloof staat onder druk, en 3) je houdt Jezus’ woorden levend. Over de eerste twee heb ik al wat gezegd in deze preek. Met dat laatste bedoel ik dat we Jezus’ woorden over zijn komende koninkrijk aan elkaar doorvertellen en daarover met elkaar praten. En dat we dat rijk (als de gelegenheid daar weer voor is) samen bezingen. Zo houden we Jezus’ woorden levend. Op die manier word je steeds sterker in het werkelijk leven uit Gods beloften. Wij leven in een bijzondere tijd, want wij zien dat Jezus’ woorden uitkomen. Amen.